8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is aangeefster, nadat zij in het centrum van Utrecht was uitgegaan, op de fiets naar haar huis gevolgd. Hij heeft haar vervolgens voor haar deur geprobeerd te verkrachten en heeft haar hierbij mishandeld. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster en op haar gevoel van veiligheid, te meer nu dit bij haar eigen huis heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarbij kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen (seksuele) behoeften en heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster en de mogelijke schadelijke gevolgen van zijn handelen voor haar. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Uit de schriftelijke onderbouwing van aangeefster bij haar vordering als benadeelde partij blijkt ook dat zij nog veel nare gevolgen ervan ondervindt. Zij heeft ook verzocht om aan verdachte een gebiedsverbod en locatiegebod op te leggen om haar gevoel van veiligheid terug te krijgen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelddadige delicten en in 2007 voor verkrachting is veroordeeld.
Door dr. D.J. Vinkers, psychiater, is op 28 november 2016 een Pro Justitia rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. De psychiater beschrijft dat er bij verdachte sprake is van alcoholmisbruik, zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Wanneer het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, adviseert de psychiater verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Door GZ-psycholoog drs. T. ‘t Hoen is op 25 november 2016 een Pro Justitia rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. De psycholoog beschrijft dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale, narcistische en borderline trekken. Tevens is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van alcohol. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Wanneer het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, adviseert de psycholoog verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt dat, ondanks dat zij uitgaat van een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, zij gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding ziet om de geëiste straf te matigen. Alles afwegende is de rechtbank oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
18 maandenmet aftrek van het ondergane voorarrest passend is.
Bij haar beslissing om verdachte ter beschikking te stellen heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
In het Pro Justitia rapport opgemaakt door dr. D.J. Vinkers overweegt de psychiater dat verdachte een verhoogd risico heeft op recidive van gewelddadige delicten. De psychiater adviseert om verdachte terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Een ambulante begeleiding door een forensische instelling met duidelijke voorwaarden vermindert immers het verhoogde recidive risico. Voorts wordt benoemd dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op dit moment een te grote stap zou zijn omdat het de laatste jaren relatief goed is gegaan met verdachte. Hij heeft zich onder ambulante begeleiding gesteld en hij heeft negen maanden bij een restaurant gewerkt.
In het Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. T. ‘t Hoen overweegt de psycholoog dat wanneer de pathologie van verdachte onvoldoende behandeld/onbehandeld blijft, het recidiverisico als hoog wordt geschat. De psycholoog adviseert om verdachte een poliklinische behandeling vanuit een forensisch psychiatrische kliniek op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarbij wordt benoemd dat verdachte zich tot op heden bereid heeft getoond tot behandeling en begeleiding en hij zich hierbij ook redelijk therapietrouw heeft getoond.
Door [reclasseringsmedewerker 1] en door [reclasseringsmedewerker 2] , allebei werkzaam als reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, zijn respectievelijk op 1 december 2016 en op 28 maart 2017 reclasseringsadviezen voor de terechtzitting uitgebracht. [reclasseringsmedewerker 2] schrijft in het reclasseringsadvies van 28 maart 2017 dat het recidiverisico zonder het inzetten van recidive beperkende interventies als hoog wordt ingeschat. Zij adviseert om verdachte in aanmerking te laten komen voor terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hierbij worden de volgende voorwaarden geadviseerd dat:
1) verdachte zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten;
2) verdachte zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten de landsgrenzen van Nederland begeeft. Verdachte vooraf met de reclassering hierover overlegt en het Openbaar Ministerie beslist;
3) verdachte zich begeleidbaar en controleerbaar opstelt en toestemming aan de reclassering geeft om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden, contact te kunnen opnemen en informatie te mogen uitwisselen;
4) verdachte zich aan de afspraken met en aanwijzingen van de reclassering houdt;
5) verdachte meewerkt aan plaatsing in Trajectum (of vergelijkbare instantie), eveneens als dit inhoudt het innemen van voorgeschreven medicatie, zolang als de behandelaars en toezichthouders nodig achten;
6) verdachte in de kliniek verblijft en niet zal verhuizen zonder toestemming van zijn toezichthouder;
7) verdachte (na het klinische traject) meewerkt aan het vinden van een geschikte woonvorm en hier zal wonen, ook als dit inhoudt een beschermde of begeleide woonvorm;
8) verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een dagbesteding, betaald dan wel vrijwilligerswerk;
9) verdachte meewerkt aan bewindvoering, zolang als de toezichthouder dit noodzakelijk acht;
10) verdachte abstinent blijft van alle middelen zolang de reclassering dit nodig acht;
11) verdachte (na de klinische fase) meewerkt aan ambulante behandeling, indien geïndiceerd door de behandelaar en zolang als de toezichthouder nodig acht;
12) verdachte (na de klinische fase) meewerkt aan een time-out plaatsing in Trajectum (of vergelijkbare kliniek), indien de toezichthouder dit noodzakelijk acht.
[reclasseringsmedewerker 2] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het mogelijk is om verdachte als extra voorwaarden op te leggen: een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod met een straal van 500 meter rondom de woning van aangeefster, dat verdachte dient mee te werken aan urinecontroles en ademanalyses en dat verdachte aan de behandelaars/begeleiders inzicht dient te geven in zijn partnerrelaties.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij bereid is om zich aan alle genoemde voorwaarden te houden.
Gelet op de inhoud van de genoemde rapporten, met gelijkluidende adviezen, en de ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat er sprake is van ernstige problematiek bij verdachte waarvoor behandeling in een strak juridisch kader dringend geboden is. Zonder deze behandeling blijft het gevaar op herhaling hoog en wordt de kans dat verdachte wederom de fout in gaat alleen maar groter.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden rechtvaardigen en dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden thans een passende sanctie is. Verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld, nu bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, het door verdachte onder 1 bewezenverklaarde een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en omdat de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist. Aan de terbeschikkingstelling zullen de in het dictum te noemen voorwaarden worden verbonden.