Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond plaats in Lelystad en betreft een incident dat zich voordeed op 1 januari 2017 in Almere. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van gezamenlijk handelen tussen de verdachte en de medeverdachte tijdens de vechtpartij, waardoor zij niet als medeplegers konden worden aangemerkt. De medeverdachte had zich weliswaar gewelddadig bemoeid met de vechtpartij, maar er was geen bewijs voor een bewuste samenwerking met de verdachte.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de klap die de verdachte met de vlakke hand aan het slachtoffer had gegeven, niet het zware lichamelijke letsel had veroorzaakt. Er was geen causaal verband aangetoond tussen de handeling van de verdachte en het opgelopen letsel, wat leidde tot een partiële vrijspraak van de zware mishandeling. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte het slachtoffer had mishandeld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met een jaar verlengd.
De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen causaal verband was tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.