ECLI:NL:RBMNE:2017:1920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
5428723
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid marktkoopman voor schade door wegslepen auto

In deze zaak vorderde eiser, een marktkoopman, schadevergoeding van gedaagde, die zijn auto had laten wegslepen. De auto van eiser stond geparkeerd op een plek waar dat niet was toegestaan, in verband met de opbouw van de markt. Gedaagde had de marktmeester gebeld, die opdracht gaf om de auto weg te slepen. Eiser stelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door zijn auto te laten wegslepen, omdat er voldoende ruimte was om zijn marktkraam op te stellen zonder de auto te verplaatsen. Gedaagde betwistte dit en stelde dat het wegslepen noodzakelijk was om zijn kraam te kunnen plaatsen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, omdat de auto van eiser daadwerkelijk in de weg stond voor de opbouw van de markt. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5428723 AC EXPL 16-4117 GB/850
Vonnis van 12 april 2017, bij vervroeging
inzake
[eiser], h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
kantoorhoudende te [kantoorplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
wonende te [woonplaats], kantoorhoudende te [kantoorplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.R.M. van den Assum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties van [eiser]
- de akte overlegging nadere producties van [eiser]
- de akte houdende aanvulling van eis tevens overlegging nadere productie van [eiser]
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens akte houdende wijziging van eis
- de akte houdende aanvulling van conclusie van repliek etc.
- de conclusie van dupliek
- het op 30 maart 2017 gehouden pleidooi, de op voorhand voor de zitting door [eiser] toegezonden stukken, de pleitnota’s van de raadslieden van partijen en het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was eigenaar van een personenauto van het merk Citroën, type C5, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
[gedaagde] exploiteert een marktkraam, onder andere op de woensdagochtendmarkt op het Kraailandhof in Hoogland, gemeente Amersfoort. Ter plaatse van de markt is een geel bord aangebracht met daarop de volgende tekst:
“Op di. vanaf 16:00u
tot wo. 16:00u
niet parkeren
i.v.m. markt”
Daaronder is het pictogram aangebracht van een auto die wordt weggesleept.
2.3.
Op woensdag 28 september 2016 stond de auto geparkeerd op een parkeerplaats naast voormeld bord toen [gedaagde] omstreeks 5.00 uur ter plaatse kwam met een vrachtwagen met daarachter zijn kraam op een dieplader. Op de auto van [eiser] was een papier aangebracht, waarop stond dat de auto te koop was voor een bedrag van € 6.940,00, met vermelding van het telefoonnummer van [eiser]. [gedaagde] heeft dit telefoonnummer gebeld en de voicemail ingesproken met het verzoek om de auto binnen 5 minuten te komen verplaatsen. Vervolgens heeft [gedaagde] de marktmeester gebeld. Die heeft wegsleepbedrijf Bergnet opdracht gegeven de auto weg te slepen, wat is geschied.
2.4.
[eiser] heeft de auto dezelfde dag tegen betaling van een bedrag van € 205,70 terug ontvangen.
2.5.
Op 22 november 2016 heeft [eiser] de auto verkocht voor een bedrag van € 3.366,00.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert [eiser] om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 3.952,82, vermeerderd met wettelijke rente over € 1.072,82 vanaf 29 september 2016, alsmede de proceskosten en wettelijke rente over de proceskosten. De hoofdsom bestaat uit de volgende posten:
a. € 205,70 inclusief btw wegens de wegsleepkosten,
b. € 867,12 inclusief btw wegens verletkosten en
c. € 2.880,00 als vermogensschade, bestaande uit het verschil tussen de vraagprijs en de verkoopprijs van de auto wegens schade aan de auto door het wegslepen.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] niet het recht had om zijn auto weg te laten slepen of dat van een ander (de gemeente) te eisen. [eiser] is dan ook van mening dat wat [gedaagde] heeft gedaan (of laten) doen, onrechtmatig jegens hem is (gebeurd). Voor zoveel dat anders zou zijn en [gedaagde] op grond van zijn vergunning het recht zou hebben om zijn auto (al dan niet door derden) weg te (doen) slepen, is [gedaagde] volgens [eiser] daarbij (evenzeer als de gemeente) gebonden aan de Wegsleepverordening 2006. Die wegsleepverordening stelt ten aanzien van een geval als dit de eis dat het wegslepen noodzakelijk moet zijn. Omdat naast zijn auto een zee van ruimte was, waarnaast het marktterrein van drie zijden benaderbaar is en het laten staan van de auto c.q. het daarnaast opstellen van de kraam van [gedaagde] zonder meer mogelijk was, ontbrak dan ook elke noodzaak om de gemeente te bellen en om die te verzoeken c.q. opdracht te geven om zijn auto te laten wegslepen. Ook in deze zin is wat [gedaagde] heeft gedaan of laten doen volgens [eiser] onrechtmatig. In plaats van wat [gedaagde] had kunnen en moeten doen (zijn kraam 1 tot 1½ parkeerplaats zijwaarts opstellen) heeft [gedaagde] onder miskenning van zijn, [eiser], recht op zijn ongestoorde eigendomsrecht gemeend zijn standplaats’recht’ (dat hij jegens de gemeente heeft) af te moeten dwingen. De door de onrechtmatige daad c.q. het misbruik van recht van [gedaagde] ontstane schade moet deze vergoeden.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld of misbruik van een recht heeft gemaakt. Ook betwist hij dat hij een inbreuk heeft gemaakt op de eigendomsrechten van [eiser]. Wiens eigendomsrechten zouden zijn geschonden, die van [eiser] of die van zijn advocatenkantoor, blijft ook onduidelijk. Verder is [gedaagde] van mening dat het betoog van [eiser] faalt dat het parkeerverbod niet of onvoldoende kenbaar is voor de weggebruikers. De gemiddelde weggebruiker moet geacht worden deze tekst te kunnen begrijpen. [eiser] mocht zijn auto niet parkeren waar hij dat tijdens de aangegeven tijd heeft gedaan. Voorts betwist [gedaagde] de stelling dat het wegslepen van de auto niet noodzakelijk was. De auto stond wel degelijk in de weg: zijn kraam heeft geen wielen, zodat deze wordt aangeleverd op een vrachtwagen. Vanwege de fout geparkeerde auto kon de vrachtwagen niet manoeuvreren en de kraam op zijn plaats zetten. Hij heeft met de opbouw dus moeten wachten totdat de auto was weggesleept. Hij heeft nog het fatsoen gehad om [eiser] te waarschuwen. Het is hem volstrekt onduidelijk waarom [eiser] deze vordering jegens hem instelt. In een brief die de gemeente Amersfoort op 29 september 2016 aan [eiser] heeft gestuurd staat uitgelegd dat burgemeester en wethouders op grond van artikel 170 van de Wegenverkeerswet bevoegd zijn om ter handhaving van artikel 24 lid 1 sub d onder 3 van het Reglement verkeersregels en tekens 1990 bestuursdwang toe te passen. Omdat de auto stond geparkeerd op het marktterrein op een tijdstip waarop dat niet is toegestaan en de verwijdering van de auto noodzakelijk was in verband met de opbouw van de markt, hebben burgemeester en wethouders besloten om met toepassing van bestuursdwang de auto weg te slepen. Het is de gemeente Amersfoort die van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en niet hij, [gedaagde]. [gedaagde] verwijst in dat verband tevens naar een door hem overgelegde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2006.
Daarnaast betwist [gedaagde] de gestelde schade. Ook is hij van mening dat er geen causaal verband is tussen die schade en enige gedraging van hem. Tot slot is hij van mening dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser]. Deze heeft de auto geparkeerd en laten staan waar dat uitdrukkelijk is verboden.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de auto van [eiser] op woensdag 28 september 2016 in de vroege ochtend stond geparkeerd op een parkeerplaats naast het bord waarop stond vermeld dat er toen niet mocht worden geparkeerd in verband met de markt. Marktmeester [A] van de gemeente Amersfoort heeft ter zitting verklaard dat de gemeente aan een marktkoopman met een vergunning een standplaats op de markt aanwijst. Een marktkoopman is dus niet vrij om eigenerbeweging een andere standplaats in te nemen. [gedaagde] heeft uiteengezet dat hij de parkeerplaatsen die voor de aan hem toegewezen standplaats staan, nodig heeft om de kraam op zijn plek te kunnen manoeuvreren. Hij heeft daarvoor 10 meter nodig. De auto van [eiser] stond zodanig dat hij zijn kraam niet kon plaatsen. Hij heeft daarom marktmeester [A] gebeld. Deze heeft ter zitting verklaard dat hij naar aanleiding van dit telefoontje naar de markt is gegaan en dat daar een auto stond. Hij heeft vervolgens de opdracht tot het wegslepen van die auto getekend. [eiser] heeft tegen de door [gedaagde] en marktmeester [A] geschetste gang van zaken onvoldoende ingebracht om te kunnen weerleggen dat het wegslepen van zijn auto noodzakelijk was om de plaatsing van de kraam van [gedaagde] mogelijk te maken. Marktmeester [A] is zowel de formele als materiële opdrachtgever van het wegslepen van de auto. Aan [gedaagde] valt terzake niets te verwijten.
4.2.
Het voorgaande brengt mee dat van een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiser] geen sprake is noch van misbruik van recht door [gedaagde] of van een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] door [gedaagde]. De vordering moet worden afgewezen.
4.3.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde €
800,00(4 punten x tarief € 200,00)

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 800,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017.