Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
6.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij;
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 april 2016 in Woerden werd beschuldigd van het medeplegen van woninginbraken, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte was in persoon aanwezig tijdens de zitting op 3 januari 2017, waar hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Vlielander. De tenlastelegging omvatte twee woninginbraken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de herkenning van de verdachte door getuigen niet op feiten was gebaseerd, maar op associaties met medeverdachten. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de verdachte bij de woninginbraken aanwezig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling af, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe feiten.