ECLI:NL:RBMNE:2017:1797

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
16/659168-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens afpersing met sms-berichten en telefoongesprekken als bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van afpersing, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft twee aangiftes van afpersing door twee aangevers, waarbij de verdachte op 14 februari 2016 en in de periode van 14 tot 17 februari 2016 zou hebben geprobeerd hen onder druk te zetten voor geld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 november 2016 en 27 januari 2017 gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.H. Tiemens.

De officier van justitie stelde dat de aangiftes van de aangevers voldoende bewijs boden voor een veroordeling. Echter, de verdediging betoogde dat de aangiftes niet ondersteund werden door andere objectieve bewijzen en dat de sms-berichten en telefoongesprekken eerder de verklaring van de verdachte ondersteunden, waarin hij stelde dat de aangevers hem geld verschuldigd waren. De rechtbank heeft de inhoud van de sms-berichten en het telefoongesprek beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen van afpersing. Tevens is de benadeelde partij, [aangever 2], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659168-16
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2016 en 27 januari 2017. De verdachte heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Tiemens, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich op 14 februari 2016 in vereniging heeft schuldig gemaakt aan afpersing van [aangever 1] ;
2. zich in de periode van 14 februari 2016 tot en met 17 februari 2016 in vereniging heeft schuldig gemaakt aan poging tot afpersing van [aangever 2] en/of [aangever 1] .

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en verwijst naar de aangiftes van de aangevers [aangever 1] en [aangever 2] . De officier van justitie is van mening dat dit wettig bewijs ook overtuigend bewijs is en dat de alternatieve verklaring van verdachte hier niet tegenop weegt.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de aangiftes op zichzelf staan en verder in geen enkel ander bewijsmiddel ondersteuning vinden. Integendeel, de door de politie uitgelezen sms-gesprekken bevestigen veeleer de lezing van verdachte, dat de aangevers nog geld moesten betalen en dat verdachte daar op aandrong zonder daarbij enige bedreiging te uiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier twee aangiftes bevinden van twee personen die stellen dat zij door verdachte zijn afgeperst, dan wel dat verdachte dat geprobeerd heeft. Aangevers verwijzen ter ondersteuning van hun aangiftes naar de in het dossier opgenomen inhoud van de sms-gesprekken en het door de politie meegeluisterde telefoongesprek op 17 februari 2016 tussen verdachte en aangever [aangever 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van deze berichten en het telefoongesprek van 17 februari 2016 evenwel ook (kunnen) passen bij de door verdachte afgelegde verklaring, dat aangevers hem nog geld verschuldigd waren en hij op de betaling daarvan aandrong. De rechtbank stelt voorts vast dat uit genoemde berichten en gesprekken niet letterlijk blijkt van enige bedreiging jegens de aangevers.
Nu de beide aangiftes geen verdere ondersteuning vinden in een andere, objectieve, bron, is de rechtbank op grond van het bewijs niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

Nu aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd - en verdachte evenmin schuldig is verklaard zonder oplegging van straf of maatregel - is [aangever 2] in de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partij
Verklaart [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Baarn en/of Huizen en/of Blaricum en/of Hilversum en/of Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 500 Euro, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- die [aangever 1] heeft/hebben gebeld dat ze hem wilden spreken bij zijn werk en/of
- ( vervolgens) op de afgesproken plek in de auto bij die [aangever 1] is/zijn gaan zitten en/of
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd dat die [aangever 1] 500 of 1000 Euro moest betalen en dat anders zijn moeder heel hard zou gaan huilen en/of dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) daarvoor gereedschap had(den) en/of
- gezegd dat die [aangever 1] blij mocht zijn dat de vriend van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) er niet bij was want die zou die [aangever 1] helemaal kapot maken en/of hem open snijden en/of hem helemaal af maken en/of dat
hij/zij niet met lege handen naar huis zou(den) gaan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (waarna die [aangever 1] , nadat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de auto hadden verlaten, 500 Euro heeft gepind) en/of
- met die [aangever 1] telefonisch een afspraak heeft/hebben gemaakt met verdachte en/of zijn medeverdachte(n) om die 500 Euro aan hem/hen te geven.
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2016 tot en met 17 februari 2016 te Huizen en/of Blaricum en/of Almere en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] en/of [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een
geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2] en/of [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [aangever 2] en/of [aangever 1] meerdere malen (per dag) heeft/hebben gebeld en/of berichten via Whats App en/of sms heeft/hebben verstuurd en/of
- meerdere malen met de auto langs de woning van die [aangever 2] en/of [aangever 1] en/of het werkadres van die [aangever 1] is/zijn gereden en/of
- ( telefonisch) tegen die [aangever 2] en/of [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "Je moet vanavond betalen want anders gaat er wat met jou gebeuren, dan ga ik jou doodmaken" en/of "Je moet ervoor zorgen dat je geld hebt want anders stuur ik mannen naar je toe om jou dood te maken" en/of "Heb je het geld al geregeld?" en/of "Ik ga niet met lege handen weg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een locatie heeft/hebben afgesproken waar die [aangever 2] het geldbedrag aan hen/hem moest overhandigen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.