ECLI:NL:RBMNE:2017:1749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
434609 / HA RK 17-50
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot Directautoleasen B.V. en Vision Car Lease B.V.

Op 4 april 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van Directautoleasen B.V. en verzoeker sub 2 tegen mr. N.V.M. Gehlen, de behandelend rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 6 maart 2017, waar verzoekers zich onterecht behandeld voelden door de rechter. Verzoekers voerden aan dat zij onvoldoende gelegenheid hadden gekregen om hun standpunt naar voren te brengen en dat de aanwezigheid van een derde, die vertrouwelijke informatie zou hebben gedeeld, hun onpartijdigheid in gevaar bracht. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoekers tijdens de comparitie geen concrete wrakingsgronden hebben gepresenteerd en dat de gronden pas twee weken later zijn geformuleerd. Dit was in strijd met de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat wrakingsgronden tijdig moeten worden ingediend. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. De procedure met nummer C/16/422612 / HA ZA 16-656 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 434609 / HA RK 17-50
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 4 april 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIRECTAUTOLEASEN B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Woerden,
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. S.A. van Snippenburg, advocaat te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de op 6 maart 2017 gehouden comparitie van partijen in de zaak met nummer C/16/422612 / HA ZA 16-656 van Vision Car Lease B.V. als eiseres in conventie en verweerster in reconventie (hierna VCL) en Directautoleasen B.V. en [verzoeker sub 2] als gedaagden in conventie en eisers in reconventie, met daarin opgenomen het verzoek tot wraking en met aangehecht de brief van mr. S.A. van Snippenburg van 6 maart 2017 waarin het wrakingsverzoek is bevestigd;
- de fax van mr. R. Zwanenberg, advocaat van Vision Car Lease B.V., van 13 maart 2017 waarin is geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van mr. N.V.M. Gehlen van 15 maart 2017.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 21 maart 2017 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: de heer [verzoeker sub 2] ,
mr. S.A. van Snippenburg en mr. N.V.M. Gehlen.
Mr. R. Zwanenberg is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. N.V.M. Gehlen als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met nummer C/16/422612 / HA ZA 16-656.
2.2.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek hebben verzoekers ter zitting
– samengevat – het volgende naar voren gebracht. Verzoekers hebben op 22 februari 2017 verzocht om aanhouding van de zaak omdat pas op 20 februari 2017 een antwoord in reconventie is ontvangen en op 22 februari 2017 producties, waaronder productie 81, zijnde complexe financiële gegevens. Dit verzoek is op 1 maart 2017 afgewezen. Naar aanleiding van voormelde productie 81 hebben verzoekers vervolgens een berekening laten maken door een deskundige. Die berekening hebben verzoekers pas kort voor de zitting van 6 maart 2017 ontvangen en was dermate ingewikkeld dat zij ter zitting een nieuw aanhoudingsverzoek hebben gedaan wegens een onvoldoende adequate voorbereiding. Ook dit aanhoudingsverzoek werd afgewezen. Verzoekers hebben voorts aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de heer [A] , zonder dat dit door de wederpartij was aangekondigd, op de comparitie aanwezig was. [A] heeft werkzaamheden voor verzoekers verricht, en was nu meegekomen met de wederpartij. Volgens verzoekers heeft [A] vertrouwelijke stukken gedeeld met de wederpartij. Zijn aanwezigheid riep een zodanige spanning op bij [verzoeker sub 2] dat hij niet in staat was ter comparitie naar behoren zijn standpunt te verwoorden. Dit is ook aangegeven aan de rechter. De rechter heeft [A] niet verzocht om de zittingszaal te verlaten. Gelet op dit alles twijfelen verzoekers aan de onpartijdigheid van de rechter.
2.3.
Mr. Gehlen heeft niet berust in de wraking. Zij voert allereerst aan dat verzoekers op de comparitie geen wrakingsgrond hebben genoemd. Voorts heeft mr. Gehlen naar voren gebracht dat de bij verzoekers bestaande vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd is. Zij heeft in haar schriftelijke reactie uitvoerig uiteengezet hoe zij tot afwijzing van het eerste aanhoudingsverzoek is gekomen. Ter comparitie deed
mr. Van Snippenburg met exact dezelfde argumentatie opnieuw het verzoek tot aanhouding van de zaak. Mr. Gehlen zag geen aanleiding om terug te komen op de eerdere beslissing. Daarbij is expliciet aangegeven dat zij aan het eind van de comparitie met
mr. Van Snippenburg zou bespreken of er voldoende gelegenheid was geweest om de standpunten naar voren te brengen en te reageren op de standpunten van de wederpartij, bij gebreke waarvan eventueel nog een schriftelijke ronde zou kunnen volgen. Naar aanleiding van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek overhandigde mr. Van Snippenburg een brief die kennelijk al voorafgaand aan de comparitie was geredigeerd. Aangezien ten tijde van het opstellen van die brief niet bekend was dat [A] op de comparitie aanwezig zou zijn, betwijfelt zij of die omstandigheid wel aan het wrakingsverzoek ten grondslag ligt. Mr. Gehlen stelt voorts dat door verzoekers niet is gezegd dat [A] vertrouwelijke informatie zou hebben gelekt en zij niet hebben verzocht om een behandeling achter gesloten deuren.
2.4.
Namens Vision Car Lease B.V. is – kort gezegd – naar voren gebracht dat onduidelijk is welke concrete feiten en omstandigheden bij verzoekers het gevoel hebben doen ontstaan dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. Volgens Vision Car Lease B.V. kan dit gestoeld zijn op de afwijzing van het aanhoudingsverzoek op 1 maart 2017, de beslissing om [A] de comparitie te laten bijwonen en de beslissing op de comparitie om met de comparitie een aanvang te nemen. Vision Car Lease B.V. heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek de gang van zaken geschetst bij het voorbereiden van het antwoord in reconventie en de producties. Nu de beslissing van 1 maart 2017 kennelijk geen wrakingsgrond was, was diezelfde beslissing van 6 maart 2017 dat evenmin. Vision Car Lease B.V. stelt zich op het standpunt dat de rechter geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid en zij wel rekenschap heeft gegeven van het belang zijdens de wederpartij op hoor en wederhoor.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Ingevolge artikel 37 Rv dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden (lid 1) en dienen alle feiten of omstandigheden tegelijk te worden voorgedragen (lid 3).
3.2.
Tijdens de comparitie op 6 maart 2017 hebben verzoekers mr. Gehlen gewraakt. Op de vraag van de rechter naar de wrakingsgronden heeft mr. Van Snippenburg de brief van 6 maart 2017 voorgelezen. In die brief is vermeld: “Dit wrakingsverzoek is gestoeld op feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt c.q. zou kunnen leiden, in casu door vooringenomenheid bij de behandeling dan wel het onvoldoende of geen gelegenheid geven tot een reactie op hetgeen de wederpartij heeft ingebracht.” Hieruit blijken geen concrete wrakingsgronden. Anders dan door verzoekers is betoogd, kunnen die gronden ook niet worden afgeleid uit het proces-verbaal van de comparitie. Weliswaar blijkt uit dat proces-verbaal dat mr. Van Snippenburg het verzoek mondeling wilde toelichten maar vast staat dat die toelichting niet op de comparitie is gegeven. Mr. Van Snippenburg heeft ter zitting van de wrakingskamer in dat kader nog naar voren gebracht dat hij ter gelegenheid van de comparitie niet in staat was om de gronden voor het wrakingsverzoek te formuleren. De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers ook (daags) na de comparitie geen wrakingsgronden hebben aangevoerd. Voor het eerst ter zitting van de wrakingskamer, derhalve twee weken na de comparitie, zijn namens verzoekers gronden geformuleerd. Dit is gelet op het bepaalde in artikel 37 Rv te laat.
3.3.
Het voorgaande betekent dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk zal verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet meer toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, mr. N.V.M. Gehlen, mr. R. Zwanenberg, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure met nummer C/16/422612 / HA ZA 16-656 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. drs. R. in ’t Veld en mr. G. Perrick als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. van der Landen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.