In deze zaak vordert eiseres, een besloten vennootschap, terugbetaling van bedragen die onterecht zijn overgemaakt naar de bankrekening van een minderjarige. De betalingen, die in totaal € 3.409,64 bedragen, zijn gedaan op een rekening die op naam staat van de minderjarige, maar de wettelijk vertegenwoordiger stelt dat deze betalingen zijn verricht onder dwang en dat de minderjarige geen voordeel heeft genoten van de ontvangen bedragen. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de betalingen tot voordeel hebben gestrekt van de minderjarige of haar wettelijk vertegenwoordiger. De rechter oordeelt dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat de betalingen in de macht van de wettelijk vertegenwoordiger zijn gekomen of dat de minderjarige daadwerkelijk voordeel heeft genoten van de ontvangen bedragen. De kantonrechter verwijst naar artikel 6:209 BW, dat bescherming biedt aan onbekwame ontvangers van onverschuldigde betalingen. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.