In deze zaak gaat het om de opzegging van een bruikleenovereenkomst tussen de erven [eisers] en de besloten vennootschap [gedaagde] BV. De erven [eisers] zijn eigenaar van twee percelen in Amersfoort, waar [gedaagde] sinds 1998 gebruik van maakt voor de opslag van materialen. De erven [eisers] hebben op 27 januari 2016 aangegeven de bruikleenovereenkomst per 1 januari 2017 te willen beëindigen, maar [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd en de binnenplaats niet ontruimd. De erven [eisers] vorderen ontruiming van de binnenplaats, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen zwaarwegend belang is voor de opzegging van de bruikleenovereenkomst. De rechter stelt vast dat de bruikleenovereenkomst voortduurt, omdat de erven [eisers] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de binnenplaats daadwerkelijk willen ontwikkelen. De vorderingen van de erven [eisers] worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].