Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[moeder] ,
[vader] ,
Verloop van de procedure
Standpunt van betrokkenen en de beoordeling van het verzochte
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 maart 2017 een beslissing genomen over het verzoek van een minderjarige om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], heeft verzocht om bij haar vader te mogen wonen. De kinderrechter heeft in deze procedure eerst het advies van de Raad voor de Kinderbescherming afgewacht, dat op 28 oktober 2016 en 23 februari 2017 is ontvangen. Tijdens een zitting op 28 februari 2017 heeft [minderjarige] haar wensen kenbaar gemaakt aan de kinderrechter, waarbij ook de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar was wel uitgenodigd.
De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat extra begeleiding nodig heeft. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedingssituatie bij de vader, die volgens hen niet in staat is om de nodige steun te bieden. De Raad heeft geconcludeerd dat, hoewel de situatie bij de moeder ook niet ideaal is, deze toch een betere omgeving biedt voor [minderjarige] om op te groeien. De kinderrechter heeft het advies van de Raad gevolgd en geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om bij haar moeder te blijven wonen. De kinderrechter heeft het verzoek van [minderjarige] om bij haar vader te wonen afgewezen, met als doel duidelijkheid te scheppen voor [minderjarige] over haar woonsituatie.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om het verzoek af te wijzen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.P. de Beij, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.