ECLI:NL:RBMNE:2017:1541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
C/16/416882 / FA RK 16-3725 (wijzigen hoofdverblijfplaats)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van een minderjarige met betrekking tot de ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 maart 2017 een beslissing genomen over het verzoek van een minderjarige om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], heeft verzocht om bij haar vader te mogen wonen. De kinderrechter heeft in deze procedure eerst het advies van de Raad voor de Kinderbescherming afgewacht, dat op 28 oktober 2016 en 23 februari 2017 is ontvangen. Tijdens een zitting op 28 februari 2017 heeft [minderjarige] haar wensen kenbaar gemaakt aan de kinderrechter, waarbij ook de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar was wel uitgenodigd.

De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat extra begeleiding nodig heeft. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedingssituatie bij de vader, die volgens hen niet in staat is om de nodige steun te bieden. De Raad heeft geconcludeerd dat, hoewel de situatie bij de moeder ook niet ideaal is, deze toch een betere omgeving biedt voor [minderjarige] om op te groeien. De kinderrechter heeft het advies van de Raad gevolgd en geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om bij haar moeder te blijven wonen. De kinderrechter heeft het verzoek van [minderjarige] om bij haar vader te wonen afgewezen, met als doel duidelijkheid te scheppen voor [minderjarige] over haar woonsituatie.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om het verzoek af te wijzen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.P. de Beij, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/416882 / FA RK 16-3725 (wijzigen hoofdverblijfplaats)
Beschikking van 22 maart 2017
in de zaak van
[minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
met als belanghebbenden

1.[moeder] ,

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder,
2.
[vader] ,
wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de vader.
1.
Verloop van de procedure
1.1.
De kinderrechter heeft op 23 augustus 2016 een beslissing genomen in deze procedure, namelijk om de uiteindelijke beslissing op het verzoek van [minderjarige] nog even uit te stellen. De kinderrechter wilde eerst het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (wordt hierna ‘de Raad’ genoemd) afwachten. Wat er allemaal gebeurd is voordat de kinderrechter aan de Raad heeft gevraagd om een advies te geven staat in die beslissing van 23 augustus 2016.
1.2.
De kinderrechter heeft vervolgens op 28 oktober 2016 en op 23 februari 2017 een rapport van de Raad ontvangen.
1.3.
De kinderrechter heeft op 28 februari 2017 met [minderjarige] en haar moeder over het verzoek van [minderjarige] gesproken. Mevrouw [A] van de Raad was ook bij dat gesprek (dit heet eigenlijk een zitting). De vader van [minderjarige] was niet bij die zitting. Hij had wel een brief gehad van de rechtbank om hem uit te nodigen.
1.4.
[minderjarige] heeft op die zitting van 28 februari 2017 apart met de kinderrechter gesproken en verteld wat zij er allemaal van vindt.
1.5
Op 28 februari 2017 is het verzoek van de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen door de kinderrechter van deze rechtbank toegewezen.
2.
Standpunt van betrokkenen en de beoordeling van het verzochte
2.1.
In de wet staat dat de kinderrechter zelf een beslissing kan geven over bij welke ouder een kind zal wonen. Dit kan alleen als het kind ouder is dan elf jaar en zelf aan de kinderrechter heeft laten weten dat hij of zij dat graag wil. Dat heeft [minderjarige] gedaan door een brief te schrijven en er twee keer met de kinderrechter over te praten. De Raad heeft na een uitgebreid onderzoek aan de kinderrechter laten weten wat de Raad vindt dat moet gebeuren.
2.2.
De Raad vindt dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is door de manier waarop ze tegen de dingen aankijkt en door alles wat ze al heeft meegemaakt. Haar ouders kunnen op dit moment niet op één lijn komen voor wat betreft de opvoeding. Zij kunnen eigenlijk niet normaal met elkaar praten zonder ruzie te krijgen. Dat is heel vervelend voor [minderjarige] , want zij heeft daar echt last van. De Raad maakt zich zorgen over [minderjarige] .
De Raad vindt ook dat [minderjarige] van haar vader niet de steun kan krijgen die ze nodig heeft. Ze heeft namelijk extra steun nodig omdat ze nog jong is, maar ook omdat ze wat extra begeleiding nodig heeft om te kunnen opgroeien tot een gelukkige jonge vrouw. Ze krijgt bij haar vader te veel vrijheid en hij maakt de problemen van [minderjarige] kleiner dan ze zijn. Eigenlijk vindt hij helemaal niet dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat extra begeleiding nodig heeft. De Raad vindt het daarom niet goed dat [minderjarige] bij haar vader gaat wonen. De Raad ziet wel dat de situatie bij de moeder thuis ook niet ideaal is, maar vindt die situatie toch een betere plek voor [minderjarige] om te wonen. Het is daar erg druk en onrustig voor [minderjarige] , maar haar moeder kan beter dan haar vader grenzen stellen. Ook is haar moeder bereid om hulp te krijgen van bijvoorbeeld de gezinsvoogd. Die hulp moet er komen om te zorgen dat het allemaal wat minder moeilijk wordt voor [minderjarige] . De Raad weet dat [minderjarige] al jarenlang bij haar vader wil wonen, maar vindt het toch beter voor haar dat ze bij de moeder blijft wonen. De Raad vindt het ook belangrijk dat hier nu eindelijk eens een beslissing over komt, zodat [minderjarige] ook zelf goed weet dat ze niet bij haar vader mag gaan wonen. Op die manier hoeft ze dan ook niet elke keer meer te hopen dat ze toch misschien bij haar vader mag gaan wonen.
2.3.
De kinderrechter heeft goed naar [minderjarige] geluisterd en begrijpt dat ze echt graag bij haar vader wil wonen. De kinderrechter weet ook dat haar vader het wel een goed idee vindt als [minderjarige] bij hem zou wonen. De kinderrechter weet verder dat de moeder van [minderjarige] het helemaal geen goed idee vindt als [minderjarige] bij haar vader zou gaan wonen. Haar moeder maakt zich zorgen dat [minderjarige] eigenlijk alles mag van haar vader en is bang dat het dan slecht met haar zal gaan. De kinderrechter heeft het rapport van de Raad gelezen en vindt dat de Raad een goed advies heeft gegeven. Ook heeft de Raad goed uitgelegd waarom [minderjarige] niet bij haar vader moet wonen. De kinderrechter is het eens met het advies van de Raad en vindt ook dat het nu het beste is voor [minderjarige] als ze bij haar moeder blijft wonen. Daarom zal de kinderrechter het verzoek van [minderjarige] om te beslissen dat ze bij haar vader mag wonen, afwijzen. Dit betekent dat [minderjarige] bij haar moeder blijft wonen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. de Beij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2017.