ECLI:NL:RBMNE:2017:1391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
16.660439-16 (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van een minderjarige in de prostitutie

Op 22 maart 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man uit Rotterdam, die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door een 16-jarig meisje in de prostitutie te brengen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was op de hoogte van de minderjarigheid van het slachtoffer en heeft een relatie met haar aangegaan om haar te werven voor prostitutie. De rechtbank oordeelde dat het feit dat het slachtoffer mogelijk instemde met de prostitutie niet ter zake doet, gezien haar leeftijd. De rechtbank legde ook een contactverbod op voor de duur van 2 jaar, waarbij elke overtreding resulteert in 2 weken gevangenisstraf.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een openbare terechtzitting op 8 februari 2017, gevolgd door een inhoudelijke behandeling op 8 maart 2017. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.H. Ruys, terwijl de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, de vordering indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten en getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd.

De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer in het geding was. De verdachte had misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van een minderjarige en had haar in een situatie van seksuele uitbuiting gebracht. De rechtbank vond het belangrijk om een signaal af te geven dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd en dat de bescherming van minderjarigen voorop staat. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat mensenhandel en seksuele uitbuiting van minderjarigen zwaar worden bestraft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660439-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 8 februari 2017 en 8 maart 2017. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking is, kort en zakelijk weergegeven, dat verdachte:
Primair A en B: zich tezamen en in vereniging met één of meer anderen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 17 oktober 2016 in Almere en/of Katwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] door haar, toen zij minderjarig was, te laten prostitueren en/of daarvan voordeel heeft getrokken;
Subsidiair: zich tezamen en in vereniging met één of meer anderen in de periode van 14 oktober 2016 tot en met 17 oktober 2016 in [woonplaats 2] schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken aan het wettig over [slachtoffer] gestelde gezag.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich in de periode van 1 juni 2016 tot en met 17 oktober 2016 heeft schuldig gemaakt aan het onder A en B ten laste gelegde werven, overbrengen en huisvesten met het oogmerk van uitbuiting (sub 2), het beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub 5) en het opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele handelingen van het minderjarige slachtoffer (sub 8). Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de WhatsAppberichten tussen verdachte en het slachtoffer, de WhatsAppberichten tussen verdachte en [A] , het telefoongesprek tussen verdachte en het slachtoffer, de locatie van de door de telefoon van verdachte en het slachtoffer aangestraalde mast, de verklaring van getuige [getuige 1] , de sms-berichten tussen die getuige en het slachtoffer en de advertentie op [website 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit. Uit het procesdossier blijkt onvoldoende dat het slachtoffer seksuele diensten heeft geleverd. Als zij al seksuele diensten heeft geleverd, is er onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte die diensten heeft gefaciliteerd en daarvan voordeel heeft getrokken. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs.
Het oordeel van de rechtbank [1]
WhatsApp gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer]
Vanaf 21 september 2016 is er WhatsApp verkeer tussen de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (geboren op [2000] ) is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] en verdachte is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit het eerste WhatsAppgesprek blijkt dat verdachte contact zoekt met [slachtoffer] . [2] Op 25 september 2016 vraagt verdachte aan [slachtoffer] om sexy foto’s van haarzelf te sturen. [3] Op 27 september 2016 schrijft [slachtoffer] aan verdachte: ‘tja als ik voor jou kon werken kon ik meer tijd met je door brengen.’ Verdachte antwoordt daarop: ‘Kan je ook maar weet niet wat je er allemaal voor over hebt.’ [4] Op 29 september 2016 schrijft [slachtoffer] dat ze over 17 maanden pas 18 wordt. [5] Op 29 september 2016 stuurt [slachtoffer] aan verdachte: ik heb nog nooit met een anders gedaan onder mij relatie. Behalve dit nu op t eind tussen ons. [6] Op 4 oktober 2016 vraagt verdachte wederom sexy foto’s van [slachtoffer] . [7]
WhatsApp gesprek tussen verdachte en [A]
Op 26 augustus 2016 stuurt [A] foto’s naar verdachte. Dit betreft een foto van billen met een zwarte string en een foto van het hoofd van [slachtoffer] . De foto van de billen is er één uit een serie van foto’s van billen met een zwarte string die in de telefoon van [slachtoffer] zijn aangetroffen. Na het sturen van de foto van de billen in string vraagt [A] aan verdachte: ‘kan ze daar werkn’ [8] waarop verdachte antwoordt: ‘ja man tak anga mi.’ [9] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit betekent: ja man praat met me.
Telefoongesprek tussen verdachte en [slachtoffer]
Op 12 oktober 2016 vindt er een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [slachtoffer] . [10] Verdachte zegt in dat telefoongesprek: ‘ja het weekend ben je sowieso zoet he?’ [slachtoffer] antwoordt daarop: ‘tja, blijkbaar.’ Vervolgens vraagt [slachtoffer] hoeveel kleren zij mee moet nemen. [11] Verdachte antwoordt dat zij genoeg mee moet nemen voor een weekend en nog wat extra setjes. Verdachte zegt ook dat zij sexy rokjes en sexy lingerie mee moet nemen en dat ze naar [woonplaats 2] gaan. Verdachte zegt dat ze daar blijven en daar hun dingen gaan doen. [12]
Zendmasten
De signalen van de telefoon van verdachte straalden van 14 oktober 2016 te 15.18 uur tot en met 16 oktober 2016 te 07.00 uur aan op de zendmastpaal Burgaslaan 9 85 in [woonplaats 2] . Deze zendmastpaal is nabij de woning op de [adres] in [woonplaats 2] gelegen. [13] De mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik was bij [slachtoffer] , straalde ook veelvuldig een zendmast gelegen aan de Burgaslaan te [woonplaats 2] aan. [14] De signalen van de telefoon van verdachte straalden op 16 oktober 2016 te 10.00 uur aan op de zendmastpaal Piersonstraat 79 te [woonplaats 1] . Deze zendmastpaal ligt op ongeveer 500 meter afstand van de woning van [slachtoffer] . [15]
Verklaring [getuige 1]Uit onderzoek naar de telefoon van [slachtoffer] blijkt dat er op 14 oktober 2016 met het telefoonnummer van [slachtoffer] gebeld is naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte [getuige 1] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [16] Bij het tonen van een foto van [slachtoffer] heeft [getuige 1] verklaard dat hij haar voor 100% herkent. [17] [getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat hij een seksafspraak met haar heeft gemaakt en dat zij de naam [bijnaam] gebruikte. Op 14 oktober 2016 heeft [getuige 1] seks met haar gehad en heeft hij haar € 100,00 gegeven. Hij heeft zowel vaginale seks als orale seks met haar gehad. [18] Bij het tonen van een kaart van [woonplaats 2] weet [getuige 1] zeker dat het op de [adres] is geweest. [19]
Uit onderzoek naar de telefoon van [getuige 1] blijkt dat hij op 14 oktober 2016 middels WhatsApp een seksafspraak heeft gemaakt met [bijnaam] , welke gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [20] Uit de gevoerde gesprekken volgt voorts dat [getuige 1] aan [bijnaam] een adres vraagt om 21.31 uur en dat [bijnaam] om 21.34 uur terugschrijft: ‘ [adres] .’ [21]
Advertentie [website 1]
Uit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] is gebruikt bij een advertentie op [website 1] . Deze advertentie is op 14 oktober 2016 ‘online’ gekomen en op 16 oktober 2016 ‘offline’ gegaan. In de tekst van de advertentie wordt de naam [bijnaam] genoemd. [22] Op de bijbehorende foto’s was een vrouw te zien met een piercing van twee bolletjes tussen haar borsten. De vrouw droeg een horloge en had lang geblondeerd haar. Het is verbalisant [verbalisant 1] ambtshalve bekend dat [slachtoffer] een piercing tussen haar borsten heeft en dat zij haar haar geblondeerd heeft. [23] Bij vertoning van het horloge op deze foto heeft [slachtoffer] verklaard dat het horloge van haar was. [24]
Sms-berichten tussen verdachte en [slachtoffer]
Vanaf 14 oktober 2016 om 22.33 uur worden er door verdachte en [slachtoffer] meerdere sms’jes naar elkaar verstuurd. Om 22.33 uur stuurt [slachtoffer] naar verdachte: ‘Hij is zijn geld in de auto vergeten hij komt zo terug.’ Verdachte stuurt om 22.34 uur: ‘OK.’ Om 22.48 en om 22.50 uur stuurt [slachtoffer] naar verdachte: ‘heb t geld.’ Verdachte stuurt om 22.59 uur naar [slachtoffer] : ‘een keer mag hij komen’ en om 23.00 uur stuurt verdachte: ‘als hij klaar is moet hij gaan een keer komen he.’ Om 23.06 uur sms’t verdachte naar [slachtoffer] : ‘t is tijd kom op’ en om 23.09 uur stuurt hij: ‘stuur m weg is tijd.’ Verdachte stuurt om 23.11 uur: ‘lees je wel of niet t is tijd.’ [slachtoffer] stuurt op 15 oktober 2016 om 00.03 uur aan verdachte: ‘heb t geld.’ [25] Dit stuurt zij nog een keer om 13.35 uur, om 15.22 uur en om 15.54 uur. Om 16.28 uur schrijft verdachte: ‘is al tijd he.’ Om 16.35 schrijft [slachtoffer] : ‘hij gaat nu.’ Ze stuurt daarna om 17.05 uur: ‘2 tegelijk, ik heb nu t geld ander wacht.’ Om 17.22 uur stuurt [slachtoffer] weer dat zij t geld heeft en om 17.31 uur sms’t [slachtoffer] : ‘hij is bezig met aankleden.’ Om 20.20 uur stuurt [slachtoffer] naar verdachte: ‘k hebt’ en ‘60 voor 20 minuten.’ Tenslotte sms’t [slachtoffer] om 20.43 uur: ‘kwartiertje, heb t geld.’ Om 20.59 uur stuurt verdachte naar [slachtoffer] : ‘is tijd he.’ [26]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] , op weg naar [woonplaats 2] , is tegengekomen en dat zij samen verder zijn gereisd. [27]
Bewijsoverweging
Vast is komen te staan dat [slachtoffer] als prostituee heeft gewerkt. De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [slachtoffer] als prostituee heeft geworven, overgebracht en gehuisvest en dat hij voordeel heeft getrokken uit de door [slachtoffer] verrichte prostitutie werkzaamheden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft, blijkens de WhatsAppberichten, het contact met [slachtoffer] geïnitieerd. Uit het bericht van [slachtoffer] ‘ik heh nog nooit met een anders gedaan onder mij relatie. Behalve dit nu op t eind tussen ons’ leidt de rechtbank af dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] niet enkel van vriendschappelijke aard was en dat verdachte een liefdesrelatie met [slachtoffer] is aangegaan. Verdachte was, in elk geval vanaf 29 september 2016, op de hoogte van de minderjarigheid van [slachtoffer] .
Uit het telefoongesprek van 12 oktober 2016 blijkt dat verdachte [slachtoffer] geïnstrueerd heeft om dat weekend sexy kleding en lingerie mee te nemen naar [woonplaats 2] . Verdachte, die ontkent een relatie met [slachtoffer] te hebben gehad, heeft ter zitting geen aannemelijke verklaring voor deze instructie gegeven. De sms-berichten die in het weekend van 14 oktober 2016 tussen verdachte en [slachtoffer] zijn uitgewisseld kunnen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de inhoud van die berichten, niet anders worden begrepen dan dat zij betrekking hebben op door [slachtoffer] te verrichten en verrichte seksuele diensten. Gelet op de inhoud en hoeveelheid van die berichten kan voorts worden afgeleid dat verdachte controle uitoefende op de door [slachtoffer] te verrichten seksuele diensten en dat hij heeft meegeprofiteerd van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . Uit de sms-berichten kan namelijk worden afgeleid dat [slachtoffer] verdachte continue op de hoogte moest houden van het geld dat zij ontving en dat het voor verdachte kennelijk van belang was dat [slachtoffer] niet teveel tijd aan een klant spendeerde.
Naar het oordeel van de rechtbank was het handelen van verdachte, zoals dat uit de bewijsmiddelen blijkt, gericht op het prostitueren van [slachtoffer] en haar ertoe te brengen dat zij zich beschikbaar zou stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. De rechtbank heeft dan ook geen enkele twijfel dat verdachte het oogmerk heeft gehad op seksuele uitbuiting, zodat er sprake is van mensenhandel.
Op grond van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 26 augustus 2016 tot en met 17 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] zoals primair ten laste gelegd.
Anders dan de officier van justitie sluit de rechtbank bij het bepalen van de periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel aan bij het moment dat [A] aan verdachte heeft gevraagd of zij ( [slachtoffer] ) daar kan werken, te weten op 26 augustus 2016. De rechtbank is van oordeel dat het werven van [slachtoffer] pas vanaf dat moment is aangevangen en niet al op 1 juni 2016, nu daarvoor onvoldoende bewijs is terug te vinden in het procesdossier.
Voorts is onvoldoende gebleken dat verdachte het geld dat [slachtoffer] verdiende heeft afgepakt, reden waarom verdachte van het zesde gedachtestreepje dient te worden vrijgesproken. Ditzelfde geldt voor wat betreft het zevende gedachtestreepje, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte het (werk)telefoonnummer van [slachtoffer] heeft vermeld in de advertentie op [website 1] .
Op grond van het dossier kan evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd, zodat verdachte ook van het ten laste gelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Primair
hij op tijdstippen in de periode van 26 augustus 2016 tot en met 17 oktober 2016 te Almere en/of Katwijk en/of Rotterdam ,
A) een ander, te weten [slachtoffer] (geboren [2000] ), telkens
- heeft geworven, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde tegen betaling en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die ander, te weten [slachtoffer] (geboren [2000] ), met en voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/is hij, verdachte
- een (exclusieve) liefdesrelatie met die [slachtoffer] aangegaan en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Neem genoeg kleren mee en wat extra." En "Neem sexy lingerie mee." En "Wij gaan dit weekend naar [woonplaats 2] ." En "Wij blijven het weekend in [woonplaats 2] en vanuit daar gaan wij dingen doen.", althans woorden van gelijke aard of strekking en
- een locatie, in [woonplaats 2] geregeld, vanaf welke locatie die [slachtoffer] , zich moest prostitueren en
- sms-berichten aan die [slachtoffer] gestuurd welke berichten onder andere de volgende tekst hadden: "Een keer mag hij komen." en "Als hij klaar is moet hij gaan en een keer komen he." en "T is tijd kom op." en "stuur m weg is tijd."en "Is al tijd he." en
- die [slachtoffer] gecontroleerd door middel van sms-berichten en in de buurt van die kamer, althans die locatie, in de gaten gehouden hoe lang de prostitutieklanten bij die [slachtoffer] binnenbleven.
Van het onder primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Primair onder A en B telkens:
Mensenhandel.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten op zijn strafblad heeft staan, dat het slachtoffer niet als kwetsbaar kan worden aangemerkt en dat er sprake is van een kortere periode dan door de officier van justitie gevorderd. De raadsvrouw heeft, gelet op bovengenoemde punten, bepleit een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte per direct op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een 16-jarig kind in de prostitutie gebracht en zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte is met het slachtoffer een relatie aangegaan en heeft haar zo geworven om in de prostitutie te werken. Verdachte was ten tijde van zijn handelen op de hoogte van de leeftijd van het slachtoffer. Mensenhandel waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. Dit blijkt in onderhavig geval onder andere uit het feit dat verdachte in een telefoongesprek met een derde persoon aan het slachtoffer heeft gerefereerd als ‘werk’. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden. Of het slachtoffer in deze zaak het allemaal prima vond of dat er mogelijk zelfs van haar de nodige initiatieven uit zijn gegaan, doet niet ter zake. Artikel 273f Wetboek van Strafrecht is ook bedoeld om minderjarigen te beschermen tegen zichzelf. Minderjarigen worden niet in staat geacht de gevolgen van dergelijk gedrag op langere termijn te overzien. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou kunnen ondervinden van zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Op grond van in het bijzonder de ernst van het feit acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur gerechtvaardigd. Als strafverzwarende factor weegt de rechtbank mee dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een 16-jarig kind Als strafverminderende factor weegt de rechtbank mee dat de rechtbank een kortere periode dan de officier van justitie heeft gevorderd, bewezen heeft verklaard. De rechtbank zal een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te begaan. De rechtbank legt conform de eis van de officier van justitie aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden op, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] op voor de duur van 2 jaar in de vorm van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, gelet op het voorgaande, af.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 38v, 38w, 57, 273 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is gekwalificeerd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2(
twee) jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte
een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaarop, inhoudende dat verdachte wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] ;
- met bevel dat, voor het geval de verdachte niet aan de maatregel voldoet,
vervangende hechteniszal worden toegepast;
- bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
-wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. De Vita, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2017.
Bijlage
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2016 tot en met 17 oktober 2016 te Almere en/of Katwijk en/of Rotterdam , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren [2000] ), (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die [slachtoffer] , met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren [2000] ), met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8)
immers heeft/is hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- een (exclusieve) liefdesrelatie met die [slachtoffer] aangegaan en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Neem genoeg kleren mee en wat extra." en/of
"Neem sexy lingerie mee." en/of "Wij gaan dit weekend naar [woonplaats 2] ." en/of
"Wij blijven het weekend in [woonplaats 2] en vanuit daar gaan wij dingen doen.", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- een kamer en/of een woning, althans een locatie, in (de buurt van) [woonplaats 2] geregeld, vanaf welke kamer en/of welke woning, althans welke locatie die [slachtoffer] , zich moest prostitueren en/of
- een of meer sms-berichten aan die [slachtoffer] gestuurd welk(e) berichten onder andere de volgende tekst hadden: "Een keer mag hij komen."en/of "Als hij klaar is moet hij gaan en een keer komen he."en/of "T is tijd kom op."en/of "stuur m weg is tijd."en/of "Is al tijd he.", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] gecontroleerd door middel van sms-berichten en/of in de buurt van die kamer en/of die woning, althans die locatie, in de gaten gehouden hoe lang de prostitutieklant(en) bij die [slachtoffer] binnenbleven en/óf
- aten afgeven;
- het telefoonnummer waarop die [slachtoffer] bereikbaar was of welk telefoonnummer bij die [slachtoffer] in gebruik was, vermeld en/of laten vermelden in een advertentie ter zake het aanbieden van een kamer(ver)huur op de site [website 1]
art 273f lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 5° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 8° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2016 tot en met 17 oktober 2016 te Rotterdam , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of een meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) minderjarige(n), te weten [slachtoffer] , geboren op [2000] , heeft onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over
voornoemde minderjarige(n) uitoefende, (te weten haar wettige vader en haar wettige moeder), immers heeft/is verdachte en/of zijn mededader(s) (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van haar wettige vader en/of haar wettige moeder)
- met voornoemde [slachtoffer] afgesproken per trein naar [woonplaats 2] te reizen en/of
- voornoemde [slachtoffer] verzocht om per trein naar [woonplaats 2] te reizen en/of
- voornoemde [slachtoffer] opgewacht in [woonplaats 2] en/of
- met voornoemde [slachtoffer] naar een metrostation in [woonplaats 2] gelopen en/of
- met voornoemde [slachtoffer] met de metro in [woonplaats 2] naar een woning/een

verblijfplaats gereisd en/of

- voornoemde [slachtoffer] in een woning/in een verblijfplaats in [woonplaats 2] laten verblijven,
(en aldus voornoemde minderjarige(n) (telkens) buiten het bereik en/of de
invloedssfeer van haar wettige vader en/of haar wettige moeder gebracht en/of
gehouden);
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016323245, doorgenummerd 1 tot en met 462.
2.Blz. 88.
3.Blz. 91 en 92.
4.Blz. 100.
5.Blz. 104 en 107.
6.Blz. 56 van bijgevoegde whatsappgesprekken.
7.Blz. 113 en 114.
8.Blz. 115.
9.Blz. 116.
10.Blz. 160.
11.Blz. 161.
12.Blz. 162.
13.Blz. 31 en 337.
14.Blz. 271.
15.Blz. 31 en 337.
16.Blz. 282.
17.Blz. 283.
18.Blz. 285.
19.Blz. 284.
20.Blz. 271.
21.Blz. 264.
22.Blz. 271.
23.Blz. 272.
24.Blz. 272.
25.Blz. 29 en 335.
26.Blz. 30.
27.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.