In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de moeder van de kinderen, die momenteel in detentie verblijft en daardoor geen gezag kan uitoefenen. De kinderen verblijven op een geheim adres en zijn eerder onder toezicht gesteld. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de kinderen voor een periode van zes maanden in een gesloten accommodatie te plaatsen, omdat er een risico bestaat dat zij weglopen of door hun moeder aan de hulpverlening worden onttrokken.
Tijdens de zitting is de noodzaak van de gesloten plaatsing ter discussie gesteld door de advocaat van de kinderen en de moeder. De advocaat van de kinderen heeft verzocht om inzage in vertrouwelijke informatie van de officier van justitie, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is, gezien hun verleden met criminaliteit en de risico's van onttrekking aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de machtiging gesloten jeugdhulp te verlengen, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk vier maanden, en het overige verzoek afgewezen.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de kinderen in een stabiele omgeving kunnen opgroeien en dat er gewerkt moet worden aan hun ontwikkeling. De beslissing is genomen met het oog op de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen, en de noodzaak om hen te beschermen tegen de invloeden van hun moeder en haar netwerk. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat het aan de gezinsvoogd is om de frequentie en duur van het contact tussen de kinderen en hun moeder te bepalen.