ECLI:NL:RBMNE:2017:1364

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
16.660106-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving met geweld en bedreiging met een vuurwapen, gepleegd door twee of meer verenigde personen

Op 21 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader schuldig is bevonden aan een beroving. De feiten dateren van 7 september 2016, toen het slachtoffer, een man uit Oostenrijk, in Almere werd beroofd. De verdachte en zijn mededader bedreigden het slachtoffer met geweld, waarbij een nepvuurwapen werd gebruikt. Het slachtoffer werd geslagen en gedwongen zijn tas, camera, laptop, portemonnee en andere persoonlijke bezittingen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en kampt met problemen op het gebied van agressieregulatie en schulden. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 133 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en deelname aan een ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade, die is vastgesteld op € 4.403,24.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660106-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres ] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 december 2016 en 7 maart 2017. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Daarbij is de verdachte verschenen, bijgestaan door mr. F.L.C. Schoolderman, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van de standpunten door de raadsvrouw en verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 september 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of camera en/of laptop en/of portemonnee met inhoud en/of agenda en/of blazer en/of horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en/of camera en/of laptop en/of portemonnee met inhoud en/of agenda en/of blazer en/of horloge, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- in de directe nabijheid van die [aangever] (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), tevoorschijn heeft/hebben gehaald en/of dit/deze (vervolgens) heeft/hebben doorgeladen en/of de trekker heeft/hebben overgehaald en/of
- met die [aangever] heeft/hebben geworsteld, althans die [aangever] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [aangever] met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een stevige waterfles meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [aangever] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij, die [aangever] zijn tas, zijn portemonnee, zijn camera, alles aan hem/hen, verdachte en/of zijn mededader(s) moest geven en/of dat hij, die [aangever] alles moest geven wat hij bij zich had.
2.
hij op of omstreeks 07 september 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een revolver (merk Ruger, model GP100), voorhanden heeft gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen in die zin dat verdachte zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan de beroving van [aangever] op de wijze als tenlastegelegd en het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde in die zin dat verdachte samen met zijn mededader het nepvuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in de ter zitting overgelegde pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewezenverklaring feit 1
[aangever] heeft verklaard dat hij op 7 september 2016 vanuit Oostenrijk in Nederland was aangekomen. Hij werd aangesproken door een jongen en was met hem met de trein naar Almere gegaan om te chillen. In Almere belde deze jongen (hierna: dader 1) een andere jongen op (hierna: dader 2) die naar hen toe kwam op het station in Almere. Beiden hadden een donkere huidskleur. [2] Dader 2 had een wit T-shirt aan. Ze waren met een taxi naar de woning van dader 1 gegaan. Ze kwamen in de centrale hal van een appartementencomplex. Dader 1 ging naar boven om zich om te kleden en dader 2 en [aangever] bleven in de hal staan. Toen dader 1 naar beneden kwam zag [aangever] dat hij een pistool in zijn hand had. Hij hoorde dat het pistool een geluid maakte als het spannen van de haan. [aangever] raakte met dader 2 in een worsteling. Hij wilde wegrennen, maar ze bleven hem terugtrekken. Hij werd hard op zijn hoofd en zijn lichaam geslagen met het pistool. De stevige waterfles van [aangever] viel uit zijn tas en brak. Hij werd door beide daders ook hiermee geslagen. Ze zeiden dat hij zijn tas, portemonnee en camera aan hen moest geven. Hij moest alles geven wat hij bij zich had. Ze bleven hem slaan. Hij werd overal op zijn lichaam en op zijn hoofd geslagen. [3] [aangever] werd duizelig en hij liet zijn tas los. De daders hadden een bruine leren laptoptas, een MacBook Pro, een Panasonic camera, een portemonnee met geld, pasjes en een identiteitskaart, een agenda, een blazer en een horloge van hem afgepakt. [4] Het hengsel van de tas was afgebroken. [5] In zijn tas zat ook een klein boekje met een bruine kaft, waarin [aangever] alles opschrijft. [6] [aangever] was achter dader 2 aan het complex uitgerend. [7]
[aangever] zag dat er bloed langs zijn lichaam vloeide. In het ziekenhuis bleek dat hij een snee in zijn hoofd had. Ook had hij bulten op zijn hoofd. [8]
Op de deurknop aan de binnenzijde van de toegangsdeur van de flat, uitkomend op de [adres ] , zaten opgedroogde rode vlekken, vermoedelijk bloed. Op de ruit naast de toegangsdeur die aan de [adres ] grenst, zat eveneens een rode vlek, vermoedelijk bloed. [9] Aan het eind van de gang naar de deur aan de [adres ] lagen een aantal rode druppels op de grond en op een witte kelderdeur zaten roodkleurige vegen. Er lagen een kapotte plastic fles en de dop en de hals van een kapotte plastic fles op de grond. Bij de deur lag een schouderband welke afkomstig leek te zijn van een donkerbruine schoudertas. [10]
Tijdens de zoeking in de woning aan de [adres ] in Almere, waar verdachte [medeverdachte] verbleef, werden op 7 september 2016 in de badkamer in de stortbak van het toilet een bruin boekje met Duitse teksten, een Panasonic camera, een wit shirt met mogelijk bloedvlekken erop en een nepvuurwapen gevonden. [11]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 7 september 2016 een bebloede man uit een flatgebouw zag komen. De jongen vertelde dat hij beroofd was van goederen, een camera en dat er een vuurwapen in het spel was. [12] De spijkerbroek en het overhemd van de man waren gescheurd en hij was gewond aan zijn hoofd. [getuige] hoorde de man tijdens het gesprek met de meldkamer aan hem vertellen dat hij uit Oostenrijk kwam en net in Amsterdam was aangekomen, dat hij was aangesproken en gevraagd was om mee te gaan naar Almere om te chillen, dat ze naar deze plek waren gegaan en dat hij toen was beroofd met een vuurwapen van zijn camera en handtas met portemonnee. De man vertelde dat hij was geslagen met een vuurwapen. [13] Voordat [getuige] de bebloede man naar buiten had zien komen had hij een donkere man de flat uit zien komen. [14]
Op de beelden van de camera die aan de voorzijde van het Centraal Station in Almere hangt, ziet verbalisant [verbalisant] twee personen naast elkaar lopen, die hij herkent als
[verdachte] en [aangever] . Een derde persoon komt van achter hen dichterbij lopen en [verdachte] geeft hem als eerste een groet met een gebalde vuist. Verbalisant herkent deze persoon als [medeverdachte] . [15] Op de beelden van de camera bij het taxiplein ziet verbalisant dat [aangever] , [medeverdachte] en [verdachte] in een taxi stappen. [16]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij aangever in Amsterdam was tegen gekomen. Ze waren naar de woning in Almere gegaan. Hij had zijn broer gebeld, die in de woning was. Toen ze in het flatgebouw waren was zijn broer boven en verdachte stond met aangever beneden. Ze kregen een woordenwisseling. Aangever duwde hem, hij duwde aangever, er werd geslagen en er ontstond een vechtpartij. Toen aangever weg was, waren er spullen van hem, waaronder een blazer, achtergebleven. Verdachte had de camera mee naar boven genomen en in de stortbak van het toilet gelegd. [17]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij door zijn broer werd gebeld dat hij naar huis zou komen. [18] Hij is met zijn broer en aangever in een taxi gestapt en ze zijn naar zijn woning gegaan. In de flat was [medeverdachte] naar boven gegaan en bleef zijn broer beneden staan. Toen hij weer beneden kwam was er een woordenwisseling tussen zijn broer en aangever en zag hij dat er een worsteling aan de hand was. [19] [medeverdachte] ging mee worstelen. [20]
De rechtbank is van oordeel dat aangever bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent over de beroving verklaart. Daar komt bij dat zijn verklaring op meerdere punten wordt ondersteund door ander hiervoor genoemd bewijs in het dossier. Zo is op de camerabeelden te zien dat aangever samen met [verdachte] en [medeverdachte] in Almere in een taxi stapt en worden in de centrale hal van de flat bloedsporen, een kapotte plastic fles en een schouderband van een bruine tas gevonden. In de stortbak van het toilet worden een camera, een bruin notitieboekje met Duitse teksten, een shirt met bloedvlekken en een nepvuurwapen gevonden en wordt bij aangever letsel geconstateerd. De verklaring van getuige [getuige] over wat aangever hem vertelde toen hij bebloed uit de flat kwam lopen komt overeen met de verklaring van aangever. De rechtbank heeft aldus geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen.
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een tas, camera, laptop, portemonnee met inhoud, agenda, blazer en horloge van [aangever] door die [aangever] te bedreigen met geweld en geweld tegen hem te gebruiken, op de wijze zoals onder feit 1 primair tenlastegelegd.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte] het nepwapen tijdens de beroving in zijn handen heeft gehad. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte [verdachte] het wapen in handen heeft gehad of dat hij van de aanwezigheid van het wapen op de hoogte was. Het enkele voorhanden hebben van het wapen door de medeverdachte bij de beroving is onvoldoende om bewezen te kunnen verklaren dat ook verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 2 tenlastegelegde vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 7 september 2016 te Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en camera en laptop en portemonnee met inhoud en agenda en blazer en horloge, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en camera en laptop en portemonnee met inhoud en agenda en blazer en horloge, toebehorende aan
[aangever] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- in de directe nabijheid van die [aangever] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tevoorschijn heeft/hebben gehaald en
- met die [aangever] heeft/hebben geworsteld en
- die [aangever] met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een stevige waterfles meerdere malen op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en
- die [aangever] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij, die [aangever] zijn tas, zijn portemonnee, zijn camera, alles aan hen, verdachte en zijn mededader moest geven en dat hij, die [aangever] alles moest geven wat hij bij zich had.
Van het onder feit 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
Afpersing door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 197 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarden te worden verbonden, van welke bijzondere voorwaarden de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid heeft gevorderd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uur en een geldboete van
€ 2.400,00 - te betalen in 24 maandelijkse termijnen van € 100,00 - op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van het onherroepelijk worden van het vonnis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf gewezen op het rapport van de reclassering, waaruit volgt dat sprake is van een positieve ontwikkeling. Verdachte heeft de kans gekregen om een nieuwe wending aan zijn leven te geven en deze kans heeft hij met beide handen aangegrepen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest betekent dat verdachte terug is bij af en dat zijn kansen zijn verkeken. Verdachte heeft schulden en een geldboete zouden zijn problemen op dat gebied alleen maar groter maken. Daarnaast heeft verdachte een zwaar jaar voor de boeg en een werkstraf van 240 uur zal dat jaar alleen maar zwaarder maken. De raadsvrouw verzoekt om in plaats van een geldboete een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en als een werkstraf wordt opgelegd een lagere werkstraf dan gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een beroving, waarbij het slachtoffer is bedreigd met geweld en fors geweld tegen hem is gebruikt. Aan het slachtoffer is tijdens de beroving een nepvuurwapen getoond en het slachtoffer is met dit wapen en met een kapotte fles geslagen. Het slachtoffer heeft door het tegen hem gebruikte geweld letsel opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van berovingen nog geruime tijd de gevolgen daarvan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, kunnen ondervinden. Naast de gevolgen voor de slachtoffers, doen dit soort berovingen ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen.
De rechtbank maakt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 december 2016 op dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De reclassering vermeldt in het rapport van 13 december 2016 dat verdachte al jaren met problemen kampt op het gebied van agressieregulatie en schulden. Hierdoor pleegt verdachte strafbare feiten. Ondanks dat verdachte zelf lijkt te willen veranderen lukt het hem niet dit zelfstandig vol te houden. Zodra hij zich in het nauw gedreven voelt valt hij terug op wat hij kent, wat de kans op recidive in algemene zin hoog maakt. Behandeling gericht op traumaverwerking, agressieregulatie en delictpreventie is geïndiceerd en reclasseringstoezicht kan ondersteuning bieden bij zijn schuldenproblematiek en het realiseren van een passende dagbesteding. Daarbij moet een flinke stok achter de deur worden opgelegd. Zonder inzet van gedragsbeïnvloeding in een gedwongen kader is de kans op recidive hoog gemiddeld tot hoog. Geadviseerd wordt om verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een meldplicht en het meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijk instelling als bijzondere voorwaarden.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 28 februari 2017 volgt dat verdachte zich bij de in het kader van de schorsing reeds gestarte toezicht en behandeling bij De Waag coöperatief opstelt en gebruik maakt van de hulp die hem geboden wordt. Het is essentieel dat verdachte een dagbesteding heeft en hij de behandeling bij De Waag positief afrondt om op deze wijze de kans op recidive af te kunnen laten nemen.
Rekening houdend met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit, zijn strafblad en de bevindingen van de reclassering zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen en een verder geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank beoogt met de voorwaardelijke straf verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen daartoe aan de voorwaardelijke straf worden verbonden. Om de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan aan hem te benadrukken zal de rechtbank daarnaast een forse taakstraf opleggen.
Alles overziende wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 133 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht en het meewerken aan een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Om de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan aan hem te benadrukken zal de rechtbank daarnaast de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis als verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht.
Omdat er gelet op het strafblad van verdachte en de bevindingen van de reclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - gelet op zijn persoon - opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank ziet in deze zaak, mede gelet op de schuldenproblematiek van verdachte en het aan de benadeelde partij te betalen bedrag zoals hierna zal worden besproken, geen ruimte voor een geldboete.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [aangever] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 6.364,84, waarvan een bedrag van € 4.364,84 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de materiële schade kan worden toegewezen en dat de immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De officier van justitie heeft aldus geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 5.364,84, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen dan wel vergaand te matigen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe wat betreft de materiële schade aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat aangever de in de vordering genoemde goederen en het geldbedrag van € 850,00 bij zich had, onduidelijk is waarom aangever van die goederen zijn telefoon nog wel bij zich had en of de schade aan de telefoon tijdens de worsteling is ontstaan, onduidelijk is of de medische kosten via een verzekering verhaald kunnen worden en de gevorderde reis- en verblijfkosten verband houden met het door de rechter-commissaris bevolen verhoor en deze kosten middels de daarvoor bestaande onkostenregeling vergoed gekregen kunnen worden. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsvrouw benoemd dat de bij de vordering gevoegde zaak niet vergelijkbaar is met deze zaak.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[aangever] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij wat betreft de gevraagde kosten voor de Samsung Galaxy Note en het contante geldbedrag van € 850,00 onvoldoende is onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat de telefoon en dit geldbedrag bij de beroving zijn weggenomen of dat de telefoon tijdens de beroving is beschadigd en derhalve niet dat sprake is van rechtstreekse schade die voor toewijzing in aanmerking komt. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering ter zake dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De overige materiële schade kan worden toegewezen.
Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten plegen te worden toegewezen acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.000,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen en de vordering voor het meerdere van de immateriële schade afwijzen.
De hoogte van de schade is aldus genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 4.403,24, waarvan een bedrag van € 3.403,24 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
133 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van
twee jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van
twee jaar:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam, wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek, en hij zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan een behandeling gericht op traumaverwerking, agressieregulatie en delictpreventie bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- legt aan verdachte op een
taakstrafvoor de duur van
240 uur;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] , wonende te [woonplaats] (Oostenrijk), van een bedrag van € 4.403,24 (zegge: vierenveertighonderddrie euro en vierentwintig eurocent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 september 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.403,24 ten behoeve van het slachtoffer [aangever] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 september 2016, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] in zijn vordering niet-ontvankelijk is voor zover deze ziet op de Samsung Galaxy Note en het contante geldbedrag en dat hij zijn vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade voor een bedrag van € 1.000,00 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. K.G, van de Streek en G. van de Beek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016277937, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 1114.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 1001-1002.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 1002.
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 1003.
5.Proces-verbaal van verhoor, blz. 1067.
6.Proces-verbaal van verhoor, blz. 1043-1044.
7.Proces-verbaal van aangifte, blz. 1003.
8.Proces-verbaal van aangifte, blz. 1003.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1013.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1023.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1022.
12.Proces-verbaal van verhoor, blz. 1049.
13.Proces-verbaal van verhoor, blz. 1050.
14.Proces-verbaal, blz. 1053.
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1054-1055.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1056.
17.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2017.
18.Proces-verbaal van verhoor, blz. 114.
19.Verklaring verdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 3 januari 2017, blz. 2.
20.Proces-verbaal van verhoor, blz. 114.