ECLI:NL:RBMNE:2017:1344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
C/16/416243 / HA ZA 16-399
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding gevorderd op grond van onrechtmatig overheidshandelen door gemeente bij bedrijfsverplaatsing

In deze zaak vorderde [eiseres sub 1 c.s.] schadevergoeding van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op basis van onrechtmatig overheidshandelen. De eiseres, een takel- en bergingsbedrijf, stelde dat de gemeente haar bedrijfsverplaatsing van 2009 naar 2015 had tegengehouden, wat leidde tot schade. De rechtbank onderzocht de feiten en de procedure, waarbij de gemeente werd beschuldigd van het niet nakomen van toezeggingen en het handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De gemeente betwistte de vordering en stelde dat zij niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet aansprakelijk was voor de gestelde schade en wees de vordering af. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.523,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 15 maart 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/416243 / HA ZA 16-399
Vonnis van 15 maart 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
2. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 2] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
eisende partijen,
advocaat mr. O. Hammerstein,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE UTRECHTSE HEUVELRUG,
zetelend te Doorn,
gedaagde partij,
advocaat mr. P.M.L. Schilder Spel.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1 c.s.] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2016;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 26 januari 2017;
  • de brief van de gemeente van 24 februari 2017;
  • het faxbericht van [eiseres sub 1 c.s.] van 2 maart 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

Standpunt [eiseres sub 1 c.s.]

2.1.
vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente wordt veroordeeld om de schade – nader op te maken bij staat – te vergoeden die zij heeft geleden doordat zij ten gevolge van de onrechtmatige daad van de gemeente haar bedrijf niet in 2009, maar pas in 2015, naar de [straatnaam] [nummer] - [nummer] in [vestigingsplaats] heeft kunnen verplaatsen, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
2.2.
[eiseres sub 1 c.s.] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij geruime tijd bezig is geweest om haar takel- en bergingsbedrijf te verplaatsen naar een andere locatie. Vanaf haar voormalige locatie aan de [adres] in [vestigingsplaats] waren de aanrijdtijden naar gestrande voertuigen te lang en hierdoor werd [eiseres sub 1 c.s.] gepasseerd voor opdrachten. In 2009 wilde zij haar bedrijf verplaatsen naar de [straatnaam] [nummer] - [nummer] in [vestigingsplaats] , maar de gemeente heeft dit tegengehouden. In 2015 heeft de gemeente de bedrijfsverplaatsing alsnog toegestaan, zonder dat er in de tussentijd relevante omstandigheden gewijzigd waren. Ook heeft [eiseres sub 1 c.s.] gepoogd om haar bedrijf naar andere locaties te verplaatsen ( [adres] in [vestigingsplaats] , [adres] in [vestigingsplaats] en [adres] in [vestigingsplaats] ), maar ook daarbij is zij tegengewerkt door de gemeente. De gemeente heeft daarmee gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en ook anderszins heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres sub 1 c.s.] . [eiseres sub 1 c.s.] stelt dat de gemeente dan ook aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor heeft geleden en nog zal lijden.
2.3.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] stelt [eiseres sub 1 c.s.] dat zij zowel in 2007 als in 2011 heeft geprobeerd om dit perceel van de gemeente te kopen. Zij heeft de gemeente in 2007 verzocht om een tijdelijke vrijstelling van de agrarische bestemming van het perceel, maar zij is in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende zou zijn. Vervolgens, zo stelt [eiseres sub 1 c.s.] , heeft een wethouder van de gemeente in 2011 gezegd dat [eiseres sub 1 c.s.] zich op die plek zou kunnen vestigen. Ook de heer Van Wikselaar , op dat moment lid van Provinciale Staten van Utrecht, had zijn akkoord hiervoor gegeven, zo blijkt volgens [eiseres sub 1 c.s.] uit zijn e-mail van 9 januari 2012 (productie 3 bij de dagvaarding). Uiteindelijk heeft de gemeente hieraan echter niet meegewerkt. De gemeente weigerde dit perceel aan hem te verkopen, omdat dit strijdig zou kunnen zijn met de herontwikkelingsplannen van het nabijgelegen stationsgebied. Ten aanzien van dit perceel zijn echter nooit herontwikkelingsplannen uitgevoerd, aldus [eiseres sub 1 c.s.] .
2.4.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] stelt [eiseres sub 1 c.s.] dat twee wethouders van de gemeente, de heren Van Wikselaar en Waltman , in 2008 hebben toegezegd dat de gemeente zou meewerken aan een wijziging van het bestemmingsplan om de bedrijfsverplaatsing naar dit perceel mogelijk te maken. In dit verband wijst [eiseres sub 1 c.s.] op een gespreksnotitie van 11 mei 2012 dat ziet op een overleg uit 2008 (productie 4 bij de dagvaarding). Ook vanuit de provincie Utrecht is hiervoor akkoord gegeven. In navolging hiervan heeft [eiseres sub 1 c.s.] een voorlopig koopcontract getekend ten aanzien van dit perceel. Uiteindelijk is de benodigde bestemmingsplanwijziging echter niet doorgevoerd, zodat de bedrijfsverplaatsing niet mogelijk was. [eiseres sub 1 c.s.] had het perceel toen echter al wel gekocht.
2.5.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] stelt [eiseres sub 1 c.s.] dat
in de huurovereenkomst die de gemeente – als eigenaar van het perceel – met een andere partij had gesloten, was opgenomen dat die andere partij dit perceel niet mocht onderverhuren aan [eiseres sub 1 c.s.] . Dit is volgens [eiseres sub 1 c.s.] (mede) in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Standpunt gemeente
2.6.
De gemeente concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres sub 1 c.s.] in de proceskosten en de nakosten. Primair betwist zij dat zij in het proces van de door [eiseres sub 1 c.s.] gewenste bedrijfsverplaatsing onrechtmatig of in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld jegens [eiseres sub 1 c.s.] . Tevens betwist zij dat zij [eiseres sub 1 c.s.] heeft tegengewerkt. Zij betoogt dan ook dat zij niet aansprakelijk is voor de eventuele schade van [eiseres sub 1 c.s.] . Subsidiair betwist de gemeente dat [eiseres sub 1 c.s.] schade heeft geleden, althans dat er – zo er sprake zou zijn van schade – causaal verband is tussen het handelen van de gemeente en de schade. De gemeente voert in dit verband aan dat nergens uit blijkt dat [eiseres sub 1 c.s.] op zijn vorige locatie, aan de [adres] in [vestigingsplaats] , werd belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
2.7.
De gemeente betoogt dat een bedrijfsverplaatsing naar het perceel [straatnaam] [nummer] - [nummer] in [vestigingsplaats] in 2009 niet mogelijk was. Het bestemmingsplan moest daarvoor gewijzigd worden en de gemeenteraad mocht het bestemmingsplan alleen wijzigen ten behoeve van een bedrijf dat valt onder milieucategorie 1 of 2, of dat daaraan gelijkgesteld kan worden. Het bedrijf van [eiseres sub 1 c.s.] valt echter in milieucategorie 3. Indien [eiseres sub 1 c.s.] zou aantonen dat haar bedrijf was gelijk te stellen aan milieucategorie 2 dan zou een bestemmingsplanwijziging – en een bedrijfsverplaatsing – mogelijk zijn. Pas middels het akoestisch rapport van 8 oktober 2014 heeft [eiseres sub 1 c.s.] dit aangetoond en wel, indien zij bepaalde maatregelen zou nemen. [eiseres sub 1 c.s.] had dit middels de rapporten die daarvóór waren opgesteld niet aangetoond. Los van het voorgaande betwist de gemeente dat [eiseres sub 1 c.s.] dit perceel in 2009 had kunnen kopen voor een lagere prijs dan waarvoor hij het in 2015 heeft gekocht.
2.8.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] betoogt de gemeente dat zij in 2007 het bezwaar van [eiseres sub 1 c.s.] tegen haar niet-ontvankelijkverklaring in de vrijstellingsprocedure met betrekking tot het bestemmingsplan heeft afgewezen en dat [eiseres sub 1 c.s.] geen beroep heeft ingesteld tegen dit besluit. Daarmee heeft dit besluit formele rechtskracht gekregen en moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van dit besluit. Verder betwist de gemeente dat er in 2011 door een wethouder toezeggingen zijn gedaan over de door [eiseres sub 1 c.s.] gewenste bedrijfsverplaatsing naar dit perceel. De gemeente voert aan dat zij de e-mail van 9 januari 2012 die [eiseres sub 1 c.s.] heeft overgelegd niet kan plaatsen. Gelet op het e-mailadres dat bovenaan de mail staat lijkt de mail te zijn verzonden door mevrouw [achternaam X] , de echtgenote van de statutair-directeur en aandeelhouder van [eiseres sub 1 c.s.] . Ook is niet duidelijk aan wie deze mail is verstuurd. Bovendien, ook al zou de betreffende e-mail afkomstig zijn van de heer Van Wikselaar dan doet dit er niets aan af dat het perceel eigendom was van de gemeente en niet van de provincie, zodat de heer Van Wikselaar reeds gelet daarop geen toezeggingen kon doen op dit punt. De gemeente heeft het verzoek van [eiseres sub 1 c.s.] tot verkoop van het perceel juist zorgvuldig behandeld. De gemeenteraad heeft zich echter uitgesproken tegen de vestiging van [eiseres sub 1 c.s.] op deze locatie. Dit is bij brief van 20 oktober 2011 (productie 2 bij de conclusie van antwoord) meegedeeld aan [eiseres sub 1 c.s.] .
2.9.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] betwist de gemeente dat er toezeggingen zijn gedaan door wethouders van haar gemeente over een bestemmingsplanwijziging teneinde de bedrijfsverplaatsing naar dit perceel mogelijk te maken. Tegen [eiseres sub 1 c.s.] is gezegd dat hij een principeverzoek moest indienen wat betreft de gewenste wijziging van het bestemmingsplan. De gevolgen van het feit dat [eiseres sub 1 c.s.] vervolgens een voorlopig koopcontract heeft getekend vóórdat op haar principeverzoek was beslist, komen voor haar rekening en risico. De gemeente betoogt dat de door [eiseres sub 1 c.s.] als productie 4 overgelegde gespreksnotitie onvolledig is. De gemeente heeft als productie 5 bij de conclusie van antwoord de volledige notitie overgelegd. Uit deze volledige notitie blijkt dat aan de opmerking:
“Op het moment dat het voorlopig koopcontract afliep en besloten moest worden “kopen of niet” was de indruk, uit ambtelijk overleg, dat de Gemeente medewerking zou verlenen, waarop besloten is tot koop.”is toegevoegd dat de heer Van Wikselaar hierbij niet betrokken was. Subsidiair betoogt de gemeente dat, voor zover er toezeggingen zouden zijn gedaan, hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist, deze toezeggingen onbevoegd zijn gegeven en hieraan geen rechten kunnen worden ontleend. Een bestemmingsplanwijziging wordt immers door de gemeenteraad genomen en niet door het college van burgemeester en wethouders, laat staan door een of meerdere wethouders.
2.10.
Ten aanzien van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] betoogt de gemeente dat zij dit perceel tijdelijk wilde verhuren aan een derde, in afwachting van het moment waarop zij dit perceel “groen” kon ontwikkelen. De gemeente bereikten echter geruchten dat de potentiële huurder dit perceel wilde onderverhuren aan [eiseres sub 1 c.s.] . De gemeente wist dat [eiseres sub 1 c.s.] op zoek was naar een permanente locatie voor haar bedrijf, terwijl de gemeente dit perceel slechts tijdelijk wilde verhuren. Daarom heeft de gemeente in de huurovereenkomst met de derde laten opnemen dat het perceel niet mocht worden onderverhuurd aan [eiseres sub 1 c.s.] . Onderverhuur aan [eiseres sub 1 c.s.] zou immers niet passen binnen de door de gemeente gewenste “groenontwikkeling” van het perceel.
2.11.
Verder betoogt de gemeente dat het op de weg van [eiseres sub 1 c.s.] had gelegen om aanvragen tot vergunningen of bestemmingsplanwijzigingen te doen indien zij zich op een bepaalde locatie wilde vestigen, en, indien deze aanvragen naar haar mening onterecht zouden zijn afgewezen, de daarvoor bedoelde bestuursrechtelijke procedures te volgen om de vergunning/bestemmingsplanwijziging alsnog te krijgen. [eiseres sub 1 c.s.] heeft weinig aanvragen gedaan en hij heeft nooit een bestuursrechtelijke procedure doorgezet. De gevolgen hiervan dienen voor zijn rekening en risico te blijven, aldus de gemeente.

3.De beoordeling

[straatnaam] [nummer] - [nummer] , [vestigingsplaats]

3.1.
[eiseres sub 1 c.s.] heeft haar stelling dat zij in 2009 al voldeed aan de voorwaarden voor verplaatsing van haar bedrijf naar het perceel [straatnaam] [nummer] - [nummer] in [vestigingsplaats] , in het licht van de gemotiveerde betwisting door de gemeente, onvoldoende onderbouwd. Pas uit het akoestisch rapport van 8 oktober 2014 blijkt dat het bedrijf van [eiseres sub 1 c.s.] , indien zij bepaalde maatregelen zou treffen, gelijk gesteld kon worden aan milieucategorie 2. Op basis van eerdere rapporten kon deze conclusie niet getrokken worden. Aan het einde van de comparitie heeft [eiseres sub 1 c.s.] gewezen op een rapport uit 2011 waaruit zou blijken dat haar bedrijf al veel eerder gelijk gesteld kon worden aan milieucategorie 2. De gemeente heeft laten weten dit rapport niet te kennen en bezwaar te maken tegen het alsnog overleggen van dit rapport. De rechtbank acht het aanbieden van het rapport in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde en heeft daarom geen gelegenheid gegeven tot indiening van dit rapport.
[adres] , [vestigingsplaats]
3.2.
Gebleken is dat de gemeente [eiseres sub 1 c.s.] in 2007 niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek om het bestemmingsplan van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] te wijzigen teneinde de bedrijfsverplaatsing van [eiseres sub 1 c.s.] mogelijk te maken. Het hiertegen door [eiseres sub 1 c.s.] ingediende bezwaarschrift is afgewezen door de gemeente. Omdat [eiseres sub 1 c.s.] vervolgens geen beroep heeft ingesteld tegen deze afwijzing moet de rechtbank van de rechtmatigheid van dit besluit uitgaan. Verder heeft [eiseres sub 1 c.s.] haar stelling dat er in 2011 toezeggingen zijn gedaan door een wethouder van de gemeente en door de heer Van Wikselaar van provinciale staten van Utrecht, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de gemeente, onvoldoende onderbouwd. Nog afgezien van het feit dat onduidelijk is aan wie de e-mail van 9 januari 2012 (productie 3 bij de dagvaarding) is gestuurd en nog afgezien van het feit dat onduidelijk is wie de e-mail heeft gestuurd – de mail is immers ondertekend door Wim van Wikselaar , maar de mail is verzonden vanaf het mailadres [voorletter] . [achternaam X] @hotmail.com – is de rechtbank van oordeel dat in deze mail geen toezeggingen zijn gedaan over een bestemmingsplanwijziging. Ervan uitgaande dat de mail is verstuurd door de heer Van Wikselaar schrijft hij in deze mail onder meer:
“Als de gemeente met een voorstel komt om [eiseres sub 1 c.s.] in te passen in dat gebied (tijdelijk of definitief) is gedeputeerde Krol bereid om hier welwillend naar te kijken. Hoewel het een spannende exercitie is, wil hij er wel graag serieus naar kijken.”Een toezegging blijkt hier niet uit. Ook een door een wethouder gedane toezegging blijkt nergens uit. Bovendien is de gemeenteraad het bevoegde orgaan om besluiten ten aanzien van bestemmingsplanwijzigingen te nemen en niet een wethouder, een gedeputeerde van de provincie of een statenlid. Aan toezeggingen die zijn gedaan door een bestuursorgaan dat daartoe niet bevoegd is, kunnen in beginsel geen rechten worden ontleend.
[adres] , [vestigingsplaats]
3.3.
Eveneens heeft [eiseres sub 1 c.s.] haar stelling dat de wethouders Waltman en Van Wikselaar in 2008 toezeggingen hebben gedaan over een bestemmingsplanwijziging wat betreft het perceel [adres] in [vestigingsplaats] , in het licht van de gemotiveerde betwisting door de gemeente, onvoldoende onderbouwd. Uit de gespreksnotitie van 11 mei 2012 blijkt een dergelijke toezegging niet. Bovendien zijn, zoals hiervoor reeds is overwogen, een of meerdere wethouders niet bevoegd om toezeggingen te doen over bestemmingsplanwijzigingen en kunnen aan onbevoegd gegeven toezeggingen in beginsel geen rechten worden ontleend. De gevolgen van het feit dat [eiseres sub 1 c.s.] het perceel heeft gekocht vóórdat de gemeente op het principeverzoek had beslist, komen voor haar rekening en risico.
[adres] , [vestigingsplaats]
3.4.
Het stond de gemeente als eigenaar van het perceel [adres] in [vestigingsplaats] vrij om te voorkomen dat het perceel zou worden ontwikkeld in een door haar ongewenste richting. Wellicht had zij dit op andere wijze kunnen doen dan door in de huurovereenkomst
met een derde partij op te nemen dat de huurder het perceel niet mocht onderverhuren aan [eiseres sub 1 c.s.] , maar van onrechtmatig handelen of van handelen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is op dit punt geen sprake. Hierbij weegt mee dat de gemeente ter zitting onweersproken heeft gesteld dat als de geruchten (mede) betrekking hadden gehad op andere bedrijven dan dat van [eiseres sub 1 c.s.] , de namen van die bedrijven ook waren opgenomen in de huurovereenkomst.
Conclusie
3.5.
Gezien het voorgaande heeft [eiseres sub 1 c.s.] haar stellingen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld in het kader van haar bedrijfsverplaatsing naar het perceel [straatnaam] [nummer] - [nummer] in [vestigingsplaats] , dan wel dat zij onrechtmatig heeft gehandeld in het kader van de mogelijke bedrijfsverplaatsing naar de percelen [adres] in [vestigingsplaats] , [adres] in [vestigingsplaats] en [adres] in [vestigingsplaats] , dan wel dat zij heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dan wel dat zij [eiseres sub 1 c.s.] in dit verband heeft tegengewerkt, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de gemeente, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal haar vordering dan ook afwijzen.
Proceskosten
3.6.
[eiseres sub 1 c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.523,00
3.7.
De gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres sub 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.523,00, waaronder € 904,00 aan salaris advocaat;
4.3.
veroordeelt [eiseres sub 1 c.s.] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de gemeente volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen met, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, een
bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: GLK (4356)