ECLI:NL:RBMNE:2017:1338

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
16/705670-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewapende overval op Kruidvat en andere feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1999, die betrokken was bij een gewapende overval op een Kruidvat-filiaal in Huizen op 18 september 2015. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 18 augustus en 11 november 2016. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de gewapende overval en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van DNA-bewijs en getuigenverklaringen wettig en overtuigend schuldig is aan de overval op het Kruidvat, waarbij hij onder bedreiging van geweld geld heeft afgedwongen van de kassamedewerkers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder een overval op een bloembinderij en het stelen van een bromfiets, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 7 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden, met als voorwaarden onder andere systeemtherapie en elektronisch toezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder het Kruidvat en de getuigen die schade hebben geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705670-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats]
wonende te Eemnes
thans gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 18 augustus 2016 en 11 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. B.A.F. van Drimmelen, advocaat te Hilversum, alsmede de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 18 september 2015 te Huizen een filiaal van het Kruidvat heeft overvallen;
feit 2op 2 oktober 2015 te Huizen een bloembinderij heeft overvallen;
feit 3op 18 september 2015 te Huizen een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad;
feit 4op 13 oktober 2015 te Blaricum en/of Eemnes een bromfiets heeft geheeld, dan wel in de periode van 30 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 in Blaricum een bromfiets heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht de onder 2 en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 3 en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
ten aanzien van feit 1 en feit 3
Het aangetroffen DNA is onvoldoende om tot een veroordeling te komen. Het DNA bevond zich op kledingstukken welke met andere voorwerpen kort na de overval werden aangetroffen in een tweetal tassen. Verdachte denkt de kledingstukken -deels - te herkennen als kleding die hij op enig moment eerder weggegooid had. Daarnaast is het aangetroffen DNA afkomstig van aangetroffen haren en kan derhalve eenvoudig terechtgekomen zijn op meerdere en niet van verdachte afkomstige kledingstukken. Voorts is opmerkelijk dat verdachte schoenmaat 42 heeft en de destijds aangetroffen schoenen maat 40 hadden. Op het wapen zijn geen sporen aangetroffen die wijzen in de richting van verdachte.
In het dossier bevindt zich geen enkele herkenning door getuigen of anderszins waaruit volgt dat verdachte werd herkend als dader van de overval of als een van de personen die de tassen met kledingstukken hadden achtergelaten.
ten aanzien van feit 2
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt waaruit direct volgt dat verdachte deze overval heeft gepleegd. De appgesprekken tussen [A] en [B] zijn onvoldoende om tot een veroordeling te komen. [A] lijkt ervan uit te gaan dat verdachte de dader is, echter hij heeft dit niet van verdachte zelf gehoord. De modus operandi is vrij algemeen voor dit soort feiten en zeker niet gelijk aan die van de overval onder feit 1.
ten aanzien van feit 4 primair en subsidiair
Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan niet afgeleid worden dat verdachte er wetenschap van had of moest hebben dat de bromfiets gestolen was of dat verdachte zelf de bromfiets had gestolen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak feit 2 en feit 4 primair en subsidiair
feit 2
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 2 oktober 2015 de [bloembinderij] in Huizen heeft overvallen.
Uit overeenkomsten met de overval op het Kruidvat en de (whatsapp) gesprekken tussen [A] en verdachte kan afgeleid worden dat verdachte mogelijk betrokken is bij of wetenschap had van deze overval. Echter het dossier bevat geen directe aanwijzingen waaruit volgt dat verdachte de dader is van de overval op de [bloembinderij] .
feit 4 primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 13 oktober 2015 een bromfiets heeft geheeld, dan wel in de periode van 30 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 een bromfiets heeft gestolen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte ten tijde van het voor handen krijgen, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een gestolen bromfiets was..
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 2 en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 3 [1]
[getuige 1] was op 18 september 2015 omstreeks 18.25 uur aan het werk in het Kruidvat te Huizen. Zij kreeg van het personeel in de winkel een melding dat er een verdacht persoon liep. [2] Zij hoorde iets vallen en zag dat de jongen een vuurwapen oppakte. Zij liep naar de kassa. Zij zag dat de jongen achter de kassa stond bij [getuige 2] en [getuige 3] en hard tegen hen riep. Het lukte [getuige 3] niet de kassa te openen. [getuige 1] liep naar de kassa en zag dat de jongen het vuurwapen op haar voorhoofd richtte en zei: “Opschieten”. Zij opende de kassa terwijl de jongen hen beurtelings onder schot hield. Zij pakte de kassalade en gaf de jongen ongeveer € 200,00. Er viel een briefje van € 20,00 op de grond. De jongen zei: “Pak het op, opschieten”. [getuige 3] pakte het biljet op en stopte het in het tasje van de jongen. [getuige 1] gooide vervolgens de kassalade leeg in het tasje. [3]
[getuige 2] was op 18 september 2015 aan het werk in het Kruidvat in Huizen. [4] Zij stond achter de kassa en zag dat een man in de deuropening van de deur, die toegang geeft om achter de kassa te komen, stond. De man had een pistool in zijn hand en richtte dit op de benen van [getuige 3] . Zij hoorde dat de man iets riep van: “Doe de kassa open of geef het geld.” [getuige 3] kreeg de kassa niet open. De man bewoog het pistool steeds. [getuige 1] opende de kassa. [getuige 3] kreeg een plastic Etos tasje van de man en hij zei dat ze het geld daarin moest doen. [getuige 3] deed briefgeld vanuit de kassa in het tasje. Een deel viel uit de tas en de man zei dat ze moest helpen om het er in te doen. [getuige 3] pakte het geld en deed het in de tas. Zij hoorde dat de man ook om kleingeld vroeg. Zij zag dat [getuige 3] en [getuige 1] het geld in de tas deden [5]
[getuige 3] was op 18 september 2015 aan het werk in het Kruidvat in Huizen. [6]
Uit de kastelling van het Kruidvat te Huizen bleek dat er na de overval een kasverschil was van € 597,96. [7]
Op 19 september 2015 werden door verbalisant [verbalisant] de beelden bekeken welke betrekking hadden op de overval op het Kruidvat van 18 september 2015.
De dader droeg tijdens de overval een donkere jas met capuchon, onder de capuchon een donkerkleurig petje, een wit shirt onder de jas, een donkere trainingsbroek met een witte streep in de lengte over beide benen en donkere schoenen met een glimmend embleempje bij de neus van de schoenen en een witte tekst aan de zijkant van de schoenen. [8]
Om 18.37.30 uur verscheen de overvaller in beeld. Hij hield in zijn rechterhand een (op een vuurwapen gelijkend) wapen vast. Aan zijn rechterhand droeg hij een donkergrijze handschoen. De overvaller richtte het wapen op twee kassamedewerkers. Het volgende moment wees hij met de loop van het wapen naar de kassa en vervolgens richtte hij weer op de medewerksters. [9]
Getuige [getuige 4] zag op 18 september 2016 tussen 18.40 uur en 19.00 uur twee jongens lopen [10] . Een jongen liep met een zak de struiken in, de ander keek onrustig om zich heen. [11] Haar vriend en een vriendin zijn naar de bosjes gelopen. Daar vonden zij een Lidl tas met daarin kleding en een pistool. [12]
Op aanwijzing van getuige [getuige 4] werden bij ’t Schaar te Blaricum op 18 september 2015 een tweetal tassen aangetroffen met daarin kleding en een vuurwapen. [13]
Op de route tussen de plaats van de overval en de plaats waar de tassen werden aangetroffen werd een Etos tasje aangetroffen. Het tasje was gelijk aan het tasje dat de overvaller gebruikte. In de tassen werden de navolgende goederen aangetroffen: een zwart petje, een paar schoenen, [14] een zwarte trainingsbroek met in de lengte een witte streep over beide pijpen, een wit t-shirt, een pistool en een zwarte jas met capuchon. In de jas werden een donkergrijze rechter handschoen en een zakdoek aangetroffen. [15]
De in de tassen aangetroffen kleding en goederen werden vergeleken met de kleding die de overvaller droeg ten tijde van de overval. [16] De aangetroffen jas [17] , de broek, de schoenen [18] , het petje, het shirt, het vuurwapen en het tasje [19] zijn soortgelijk aan en vertonen dezelfde uiterlijke kenmerken als de door de overvaller gebruikte kleding, vuurwapen en tasje.
Door het NFI is DNA onderzoek verricht aan de in beslag genomen kledingstukken. [20]
Op de zakdoek en de binnenrand van het petje werd celmateriaal aangetroffen waarvan een DNA-profiel is afgeleid. Dit DNA-profiel komt overeen met het DNA profiel van verdachte. De kans dat het aangetroffen profiel van een willekeurig persoon is, is kleiner dan één op één miljard. [21]
Op de binnenrand van de kraag van het t-shirt werd celmateriaal aangetroffen met een DNA mengprofiel van minimaal twee personen. Één van de afgeleide DNA-profielen bevat kenmerken die overeenkomen met de kenmerken uit het DNA-profiel van verdachte. [22]
De kans dat het aangetroffen DNA mengprofiel afkomstig is van verdachte en één willekeurige onbekende persoon is één miljard keer meer waarschijnlijker dan dat het mengprofiel afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen. [23]
Op de binnenzijde van het linker manchet van de jas werd celmateriaal aangetroffen met een DNA mengprofiel van minimaal vier personen. Éen van de afgeleide DNA-profielen bevat kenmerken die overeenkomen met de kenmerken uit het DNA-profiel van verdachte. [24]
De kans dat het aangetroffen DNA mengprofiel afkomstig is van verdachte en drie willekeurige onbekende personen is meer dan één miljoen keer waarschijnlijker dan dat het mengprofiel afkomstig is van vier willekeurige onbekende personen. [25]
Uit onderzoek aan het aangetroffen wapen volgt dat het een nabootsing van een vuurwapen betreft [26] , te weten een gasdrukpistool, dat een voorwerp is dat wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt bestaand vuurwapen, namelijk een pistool, merk Israel Weapon Industries. Het betreft een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 7 van de Wet Wapens en munitie. [27]
(Bewijs)overwegingen
Aangetroffen kleding, schoenen en wapen
De rechtbank is allereerst op basis van de overeenkomsten tussen de door de overvaller gedragen kleding en het gebruikte pistool en de kort na de overval bij elkaar aangetroffen kledingstukken en pistool van oordeel dat de aangetroffen kleding ten tijde van de overval door de overvaller is gedragen.
Schoenmaat
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte niet de overvaller kan zijn omdat hij schoenen draagt met maat 42 en niet maat 40. De rechtbank overweegt daartoe dat niet gebleken is dat verdachte, die nu schoenen met maat 42 draagt, destijds in september 2015 niet de aangetroffen schoenen paste. Voorts is een schoenmaat geen exact gegeven, nu deze per soort, merk of type kan verschillen.
DNA
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de resultaten van het DNA onderzoek afkomstig zijn van onderzoek aan haren. Uit het dossier volgt weliswaar dat haren zijn aangetroffen, de bemonsteringen zijn afgenomen van de sporendragers zelf. Daarbij komt dat deze sporendragers deels onafhankelijk van elkaar zijn aangetroffen. Dat sprake is geweest van overdracht van DNA op, in dit geval, bij elkaar gepropte kleding, is niet aannemelijk geworden.
Verdachte heeft ten aanzien van de hem voorgehouden DNA onderzoeksresultaten enkel en alleen aangegeven dat hij wel eens (een) kledingstuk(ken) in een kledingcontainer kan hebben gestopt. Verdachte heeft met deze verklaring niet aannemelijk gemaakt hoe het kan dat zijn DNA op de verschillende kledingstukken op specifieke plaatsen is aangetroffen,
Op basis van de aangetroffen DNA-kenmerken van verdachte op een drietal verschillende kledingstukken en op de zakdoek is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze kleding ten tijde van de overval heeft gedragen. Daarnaast zijn er DNA sporen van verdachte aangetroffen op een aantal andere aangetroffen kledingstukken, waarvan geen matchkans is berekend.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 september 2015 het Kruidvat in Huizen heeft overvallen en daarbij gebruik heeft gemaakt van een (gasdruk)pistool.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 18 september 2015 te Huizen, met het oogmerk om zich te bevoordelen door bedreiging met geweld [getuige 1] en [getuige 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 600 euro, toebehorende aan Kruidvat, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [getuige 3] en die [getuige 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, toonde en dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp richtte en/of gericht hield op die [getuige 3] en die [getuige 1] en
- vervolgens riep/zei: "doe de kassa open" en "geef het geld" en zei dat ze moest(en) opschieten en dat het geld in een tasje moest en dat ze geld moest(en) oprapen dat op de grond was gevallen en dat hij ook het muntgeld/kleingeld wou hebben;
feit 3
op 18 september 2015 te Huizen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool (merk Israel Weapon Industries), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1afpersing;
feit 3handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door J.S.H. Stolk, GZ- psycholoog, die op 19 september 2016 een rapport over verdachte heeft uitgebracht.
Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige gewetensontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, richting cluster B waarin narcistische trekken zichtbaar zijn. Indien verdachte schuldig wordt bevonden zal deze gebrekkige ontwikkeling aanwezig zijn geweest ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Nu verdachte zwijgt over het tenlastegelegde kan niet worden aangeven of en in hoeverre deze gebrekkige gewetensontwikkeling zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedde. De mate van toerekeningsvatbaarheid is daarom niet te bepalen.
De rechtbank neemt voormelde conclusies over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • 8 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest;
  • een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) voor de duur van 12 maanden met als bijzondere voorwaarden ITB Plus, systematische behandeling in de vorm van FFT en/of MST en/of individuele behandeling bij De Waag, het volgen van de cursus slachtoffer in beeld, een locatiegebod (op het huisadres van verdachte) en
-verbod (betreffende het centrum van Huizen) en - indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht - elektronisch toezicht met GPS voor de duur van maximaal drie maanden.
Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte, gelet op zijn persoon, jonge leeftijd en blanco strafblad, een jeugddetentie op te leggen die (maximaal) gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank verdachte een GBM maatregel zal opleggen verzoekt de verdediging er rekening mee te houden dat elektronisch toezicht met enkelband een ernstige inbreuk op de privacy van verdachte is. Verder heeft de verdediging verzocht de termijn van de GBM te beperken tot 6 maanden met als eventuele achtervang een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de verdediging verzocht te bepalen dat bij een eventuele omzetting van de GBM in vervangende jeugddetentie deze omzetting niet één op één plaatsvindt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft aan het begin van de avond in het centrum van Huizen een gewapende overval gepleegd op een filiaal van het Kruidvat, waarbij in de winkel zowel klanten als medewerkers aanwezig waren. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van een wapen dat op een echt pistool lijkt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de slachtoffers onder bedreiging met het wapen gedwongen heeft geld af te staan, waarbij hij het wapen tijdens de overval op de slachtoffers en op het hoofd van een van de slachtoffers heeft gericht. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest.
Dergelijke feiten hebben een enorme impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden in hun dagelijks functioneren.
Feiten zoals door verdachte gepleegd veroorzaken daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hierbij kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen.
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 16 jaar oud en is, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 30 september 2016, niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het rapport van GZ-psycholoog Stolk volgt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van een irreëel zelfbeeld van verdachte. Hij ziet bij zichzelf geen gebreken, is erg tevreden over zichzelf en is er van overtuigd dat anderen zeer positief over hem denken. In de omgang met anderen ziet hij weinig wat zijn houding doet en hij voelt zich niet snel schuldig. Hij is krenkbaar in het geval dat hij onrechtvaardigheid meent te ervaren en is van mening dat zaken hem toekomen waarvan anderen niet direct zijn overtuigd. Het ontbreekt hem aan voldoende inlevingsvermogen om gebeurtenissen van de kant van de ander voldoende te doorgronden. Het zelfbeeld is dermate kwetsbaar dat hij er veel aan zal doen om gevoelens van falen, gezichtsverlies te voorkomen. Betrokkene is sociaal vaardig in zijn gedrag en is in staat anderen, ook op positieve wijze, te beïnvloeden.
Omdat de problematiek van verdachte binnen de familie van verdachte sterk bevestigd wordt, is het van belang de hulpverlening in de vorm van systeemtherapie in te zetten, zoals de door De Waag geboden FFT/MST. Mocht systeemtherapie niet haalbaar blijken dan wordt geadviseerd verdachte op deze leerdoelen individueel te begeleiden. Voortzetting van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering is van belang om een en ander in gang te zetten en verdachte te monitoren en te begeleiden bij praktische zaken. De deskundige adviseert om verdachte een GBM op te leggen. Deze maatregel biedt een duidelijk kader en duidelijke consequenties bij het niet opvolgen van de aanwijzingen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 10 november 2016 en de door Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: Save) opgestelde rapportage van 8 november 2016. De heer [C] van de Raad en de heer [D] van Save, hebben ter terechtzitting van 11 november 2016 voornoemde rapportages toegelicht.
De Raad en Save sluiten zich aan bij de conclusies en het advies van de deskundige.
De heer [D] heeft aangegeven dat begeleiding en behandeling in het kader van een GBM de voorkeur heeft boven een jeugdreclasseringsmaatregel. Nu verdachte zelf aangeeft hiervoor gemotiveerd te zijn omdat hij vrij wil komen heeft de jeugdreclassering twijfels over de motivatie van verdachte. Wanneer verdachte zich gedurende het traject niet houdt aan de afspraken of behandeling kan er in het kader van een GBM een time-out worden genomen van 2 tot 4 weken, waarna de GBM voortgezet kan worden. Binnen een jeugdreclasseringsmaatregel is deze mogelijkheid er niet. Naast systeemtherapie wordt ook geadviseerd verdachte individuele therapie op te leggen. Verdachte functioneert op veel leefgebieden goed, maar het zou zorgelijk zijn als hij toch de dader is terwijl hij tot nu toe heeft gezwegen of ontkend. Voorts wenst hij tot op heden, ook met zijn familie, niet te praten over blowen, drinken en crimineel gedrag. Deze individuele therapie kan naast de systeemtherapie gegeven worden. Het risico dat verdachte opnieuw een delict zal plegen wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt een GBM op te leggen, met ITB Plus voor twaalf maanden, met daarbij een locatiegebod dat verdachte zal verblijven op het adres van zijn vader en controle daarop door middel van elektronisch toezicht, systeemtherapie bij de Waag in de vorm van FFT/MST en individuele behandeling en een locatieverbod met betrekking tot de betreffende winkel(s) en slachtoffers, waarbij controle zal plaatsvinden door middel van elektronisch toezicht met gps.
Uit het rapport van de Raad volgt dat intensieve behandeling en begeleiding nodig zal zijn om herhaling te voorkomen. Vader heeft aangegeven dat hij en de andere gezinsleden hun volledige medewerking zullen geven aan de nodige hulpverlening en behandeling.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 7 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op de ernst van de feiten, de jeugdige leeftijd, het blanco strafblad van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken aan minderjarige daders worden opgelegd. Voorts acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte zo snel mogelijk de noodzakelijke behandeling en begeleiding zal krijgen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) opleggen.
Gelet op hetgeen over de persoon van verdachte is gerapporteerd, zijn er veel zorgen over verdachte. Voorts volgt uit de zich in het dossier bevindende (chat)gesprekken dat verdachte, in tegenstelling tot hetgeen hij zelf verklaart, regelmatig blowt en alcohol drinkt. Ook wordt met deze gesprekken aannemelijk dat verdachte zich frequent inlaat met het plegen/bespreken en plannen van strafbare feiten. Gedragsverandering bij verdachte is van het allergrootste belang ter voorkoming van recidive en ten dienste van zijn eigen ontwikkeling. Vaststaat dat dit bij verdachte alleen kan door een strakke begeleiding en duidelijke begrenzing, die ook lang genoeg moet duren. Verdachte heeft structuur en duidelijkheid nodig en een geïntegreerd hulpaanbod dat langere tijd beslaat.
De rechtbank is van oordeel dat aan de vereisten voor het opleggen van een GBM, genoemd in artikel 77w, eerste lid onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Gezien het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte en de ernst en het risico op herhaling van de door verdachte begane strafbare feiten is een GBM voor de duur van één jaar passend en nodig. Gelet op de persoon van verdachte, zijn houding en problematiek is dit naar het oordeel van de rechtbank binnen een andere modaliteit en duur niet haalbaar.
Via de mogelijkheid van een ‘time-out’ krijgt verdachte de kans om zich te herstellen als de uitvoering van de maatregel op een gegeven moment gedurende dat jaar niet de gewenste richting op gaat. Dan is in geval van delictgedrag of het zich niet houden aan afspraken een lik-op-stukbeleid mogelijk, met eventueel korte plaatsingen in een justitiële jeugdinrichting.
De rechtbank zal de vervangende jeugddetentie op twaalf maanden stellen.
De maatregel zal aldus worden ingericht dat verdachte het ITB Plus traject krijgt opgelegd voor de duur van 12 maanden, met daarbij een locatiegebod dat verdachte zal verblijven op het adres van zijn vader en een locatieverbod met betrekking tot het centrum van Huizen, beide voor de duur van zes maanden, met controle daarop door middel van elektronisch toezicht met gps voor de duur van maximaal 6 maanden, alsmede systeemtherapie bij De Waag in de vorm van FFT/MST, individuele behandeling bij De Waag en, indien de jeugdreclassering dat wenselijk acht, het volgen van de cursus Slachtoffer in Beeld
Omdat er, gelet op de inhoud van voornoemde rapportages en gelet op de inhoud van de (whatsapp) gesprekken met anderen, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang is van verdachte beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde maatregel en de daarbij behorende programmaonderdelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Kruidvat
Het Kruidvat heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.199,21 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voor het overige heeft de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 1.199,21 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2015.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.2
[getuige 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair bij gebrek aan onderbouwing. Indien dit verweer wordt gepasseerd kan de vordering ten dele worden toegewezen voor een door de rechtbank vast te stellen bedrag en dient deze voor het overig niet ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de door de benadeelde partij opgestelde slachtofferverklaring, voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 1.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2015.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank hiervoor heeft toegewezen. Dat deel van de vordering zou nader onderzocht moeten worden. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.3
[getuige 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair bij gebrek aan onderbouwing. Indien dit verweer wordt gepasseerd kan de vordering ten dele worden toegewezen voor een door de rechtbank vast te stellen bedrag en dient deze voor het overig niet ontvankelijk te worden verklaard.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.000,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2015.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.4
[bloembinderij]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 45,00 aan materiële schade en € 11.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de gevorderde vrijspraak, niet ontvankelijk in de vordering verklaren.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden nu deze niet onderbouwd is.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
9.5
[benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.370,78, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 370,78 materiele schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de gevorderde vrijspraak, niet ontvankelijk in de vordering verklaren.
9.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering slechts ten aanzien van het materiele deel kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade dient de benadeelde partij, gelet op de uitkering van het schadefonds, niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

13.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wc, 77aa, 77gg, 77za en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en Munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

14.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2, feit 4 primair en feit 4 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1afpersing;
feit 3handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- legt op aan verdachte de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden, bestaande uit:
de maatregel van Toezicht en Begeleiding uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland waarin is besloten de Intensieve Traject Begeleiding Plus (ITB +) voor de duur van 12 maanden, waarbij de controle zal plaatsvinden door middel van elektronisch toezicht voor de duur van maximaal 6 maanden of zoveel korter als de (jeugd)reclassering noodzakelijk acht;
behandeling bij De Waag bestaande uit MST en/of MFT en/een individuele behandeling van verdachte;
indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk en wenselijk acht, deelname aan de cursus Slachtoffer in Beeld;
een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet zal bevinden in het centrum van Huizen, waarbij de controle op het locatieverbod kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht (GPS) voor de duur van maximaal 6 maanden, of zoveel korter van de (jeugd)reclassering noodzakelijk acht;
- draagt Samen Veilig Midden-Nederland op de tenuitvoerlegging van de maatregel te
ondersteunen en de identiteit van verdachte vast te stellen als bedoeld in artikel 27a, eerste
lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- beveelt dat, als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de
maatregel,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf)
maanden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
-beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat op grond van artikel 77w van het
Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is;
voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partijen
-
Kruidvat
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Kruidvat van € 1.199,21 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
[getuige 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] van € 1.500,00 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
-
[getuige 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 2] van € 1.000,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
Kosten
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door voornoemde benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen jeugddetentie:
-
Kruidvat€ 1.199,21, 10 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
-
[getuige 1]€ 1.500,00, 11 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
-
[getuige 2]€ 1.000,00, 9 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 18 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings-verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
-
[bloembinderij]
verklaart [bloembinderij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
-
[benadeelde]
verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. A.R. Creutzberg en mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Huizen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 1] en/of [getuige 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 600 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [getuige 3] en/of die [getuige 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, toonde en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp richtte en/of gericht hield op die [getuige 3] en/of die [getuige 1] en/of
- ( vervolgens) riep/zei: "doe de kassa open" en/of "geef het geld" en/of zei dat ze moest(en) opschieten en/of dat het geld in een tasje moest en/of dat ze geld moest(en) oprapen dat op de grond was gevallen en/of dat hij ook het muntgeld/kleingeld wou hebben;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Huizen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 120 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bloembinderij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [benadeelde] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, toonde en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp richtte en/of gericht hield op die [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) riep: "het geld nu snel" en/of zei dat die [benadeelde] moest opschieten en/of dat het geld in een tasje moest;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Huizen, in ieder geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool (merk Israel Weapon Industries), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
4. Primair
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Blaricum en/of Eemnes, althans in Nederland, een bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van de bromfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij
in de periode van 30 september 2015 tot en met 1 oktober 2015te Blaricum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan M.A.H. Thienen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nummer PL0900-2016141209, doorgenummerd 1 tot en met 619. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , pagina 137.
3.Proces-verbaal van aangifte [getuige 1] , pagina 138.
4.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2] , pagina 147.
5.Proces-verbaal van aangifte [getuige 2] , pagina 148.
6.Proces-verbaal van aangifte [getuige 3] , pagina 165.
7.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, pagina 200.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 181.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 185.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 266
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 264.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 265.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 178.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 192.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 193.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 202.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 203.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 204.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 205.
20.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (aanvraag 1) van 29 oktober 2015, pagina 316 en 317; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (aanvraag 3) van 22 februari 2016, pagina 613 en 614; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (aanvraag 5) van 3 oktober 2016.
21.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2016.
22.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2016, pagina 2.
23.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2016, pagina 4.
24.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2016, pagina 3.
25.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2016, pagina 4.
26.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, pagina 281.
27.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, pagina 282.