In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever, [verzoekster] B.V., tegen haar werknemer, [verweerder]. De werknemer was sinds 2008 in dienst en had verschillende functioneringsgesprekken gehad waarin zijn functioneren ter discussie was gesteld. Na een incident op 9 november 2016, waarbij de werknemer een container te vroeg opende, werd hij op non-actief gesteld. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen en disfunctioneren. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van opzet bij de werknemer en dat de werkgever het verbeteringstraject ten onrechte had afgebroken. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst niet kon worden ontbonden op grond van verwijtbaar handelen of disfunctioneren, maar dat er wel sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 april 2017 en kende de werknemer een transitievergoeding van € 11.902,11 en een billijke vergoeding van € 15.000,- toe. Tevens werd bepaald dat de werkgever geen rechten kon ontlenen aan het concurrentiebeding en dat de vakantiedagen naar rato moesten worden vastgesteld.