Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
.Verbalisant [aangever] zag dat verbalisant [verbalisant] het dienstvoertuig schuin voor de auto van verdachte stil had gezet. [6] Toen verbalisant [aangever] bij het rechterportier stond trok hij deze snel open om de verdachte aan te houden. Verbalisant [aangever] zag dat verdachte op de bestuurderstoel zat, met een draaiende motor van de auto. Verbalisant [aangever] riep naar verdachte dat hij was aangehouden en pakte hem bij zijn rechterarm vast. Hij trok de rechterarm van verdachte in zijn richting ten einde hem onder controle te krijgen en te voorkomen dat hij weg kon rijden. Verbalisant [aangever] trok de verdachte toen in de richting van de bijrijdersstoel. Hij zag en voelde dat verdachte op dat moment zijn rechterarm in de tegenovergestelde richting trok als dat hij hem trachtte te bewegen. Hij voelde dat verdachte hierbij behoorlijk zijn kracht gebruikte. Hij pakte verdachte bij zijn kraag vast en trok verdachte in de richting van de bijrijders stoel. Hij voelde dat verdachte in de tegenovergestelde richting bewoog. Verbalisant bevond zich half liggend op de bijrijdersstoel. Verbalisant [aangever] merkte dat verdachte zich nog steeds met kracht aan zijn aanhouding trachtte te onttrekken. Om het verzet van verdachte te staken heeft verbalisant [aangever] hem een stoot op zijn hoofd gegeven. Verbalisant [aangever] merkte dat verdachte nog steeds zijn verzet niet staakte. Hij merkte namelijk nog steeds dat hij in de tegenover gestelde richting bewoog dan waar hij hem trachtte te bewegen. Uiteindelijk lukte het verbalisant [aangever] om verdachte uit de auto te trekken. Toen verbalisant [aangever] met de verdachte uit de auto was gekomen bracht hij hem direct naar de grond. Toen verbalisant [aangever] met verdachte op de grond lag voelde hij dat verdachte zich nog steeds probeerde los te trekken. Hij voelde namelijk dat verdachte nog steeds zich naar een tegenovergestelde richting bewoog als dat hij hem trachtte te brengen. [7]
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
vrij.
12 maanden.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich de dag na zijn vrijlating tussen 13:00 en 16:30 uur meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde wordt hierbij geacht mee te werken aan het verlenen van toestemming voor het raadplegen van referenten zoals moeder en hulpverlenende instanties en het meewerken aan huisbezoeken;
- meewerkt aan nadere diagnostiek en behandeling op basis van die diagnostiek bij de Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling en/of opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- meewerkt aan verblijf in een instelling voor begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een structurele dagbesteding in de vorm van werk en/of school, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 maanden.
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 maanden.