ECLI:NL:RBMNE:2017:1295

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
16/659885-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes door een 21-jarige vrouw

Op 14 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw uit Almere, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De vrouw stak op 8 juli 2016 een slachtoffer met een mes ter hoogte van het schouderblad. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat het gestoken deel van het lichaam een kwetsbaar deel was, waardoor de vrouw werd vrijgesproken van poging tot doodslag. Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank rekening met landelijke oriëntatiepunten, een reclasseringsadvies en de persoonlijke omstandigheden van de vrouw, waaronder haar verstandelijke beperking en de zorg voor een jong kind. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en meerdere voorwaarden, waaronder verplichte behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank kwam tot een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan geëist door de officier van justitie, omdat de poging tot doodslag niet bewezen was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659885-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.B. van Faassen, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 8 juli 2016 te Almere heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag althans zware mishandeling, dan wel aan mishandeling.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de overgelegde aantekeningen bepleit verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat steken in het schouderblad niet dodelijk is en dat van boos noch voorwaardelijk opzet sprake is.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat van het deel van het lichaam waar de verdachte heeft gestoken, te weten ter hoogte van de boven- en buitenzijde van het linker schouderblad, niet kan worden vastgesteld dat dit een zodanig kwetsbaar deel van het lichaam is dat daar op eenvoudige wijze dodelijk letsel kan worden toegebracht. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangeefster heeft aangifte gedaan van haar door verdachte met een groot vleesmes toegebrachte steekwonden. Dit vond plaats op 8 juli 2016 in een begeleid-wonen-project te Almere waar zowel aangeefster als verdachte een eigen kamer bewoonden. [2] Na enige non-verbale irritatie over en weer zag aangeefster verdachte terugkeren uit de wasserette met het vleesmes van ca. 20-25 cm. en hoorde verdachte tegen haar zeggen: “Nu ben je niet meer zo stoer, hè”. In het handgemeen dat daarop volgde, zag aangeefster dat verdachte haar een duw gaf, waarna aangeefster verdachte sloeg met de vuist, en zij beiden aan elkaars haren trokken. Aangeefster zag dat een aanwezige toezichthouder probeerde het vleesmes uit de handen van verdachte te pakken, waarna verdachte naar voren stapte, riep: “Ik ga je echt steken, je zal wel zien wat ik je ga doen, ik hoop dat ik je dood ga”, en meerdere stekende bewegingen naar aangeefster toe maakte. Aangeefster voelde dat zij daarbij twee keer in haar schouder was geraakt en zag dat de toezichthouder het vleesmes van verdachte afpakte. [3]
[getuige 1] , medebewoonster op het complex, zag verdachte naar de wasserette gaan. Zij zag dat verdachte meteen weer terugkwam met een mes in haar rechterhand. Verdachte hield het mes voor zich. Zij hoorde verdachte schreeuwen: “Kom dan, ik ben toch een klein meisje”. Zij zag dat [begeleider 1] (de rechtbank begrijpt dat dit [begeleider 1] is) tussen aangeefster en verdachte in ging staan. [getuige 1] zag dat verdachte twee keer het mes snel naar achteren haalde om vervolgens met kracht naar voren te gaan. Zij zag dat het mes door de jas van [aangeefster] heenging en zij zag dat de punt van het mes in de schouder van [aangeefster] ging. [4]
[begeleider 2] , begeleider van het complex, zag haar collega [begeleider 1] tussen aangeefster en verdachte in staan, met zijn gezicht naar aangeefster toegekeerd, en zag dat verdachte een op een groot vleesmes gelijkend werktuig naar voren bewoog over haar collega heen, en daarmee door de jas van aangeefster stak, waarna verdachte het mes naar achteren bewoog en een tweede keer door de jas heen iets onder het schouderblad van aangeefster raakte. Terwijl verdachte voor een derde keer wilde steken pakte [begeleider 2] haar het mes uit haar hand, draaide haar pols om, waarna verdachte het mes losliet. Zij hoorde verdachte roepen dat ‘ze dood moest’. [5]
Forensisch arts S. van den Berg heeft bij lichamelijk onderzoek van aangeefster twee littekens vastgesteld, een ter hoogte van de bovenzijde van het linker schouderblad met een lengte van 2 ½ cm. met littekentjes van een viertal hechtingen, en een ter hoogte van de buitenzijde van het linker schouderblad van 1 cm. lang met littekentjes van drie hechtingen, die beide goed passen bij de toedracht volgens de aangifte. [6]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer door verdachte toegebrachte steekwonden heeft opgelopen ter hoogte van haar schouderblad. Blijkens de medische verklaring laten de verwondingen blijvende littekens achter. Dit levert naar gewoon spraakgebruik zwaar lichamelijk letsel op. Uit de bewijsmiddelen komt ook naar voren dat verdachte in elk geval het voorwaardelijk opzet heeft gehad op dit gevolg. Zij gebruikte bij de verweten gedraging niet alleen een groot en puntig vleesmes, maar stak ook met kracht toe door het mes meerdere keren naar achteren te bewegen en vervolgens in een zwaai naar voren te brengen. Daarbij komt ook betekenis toe aan haar gehoorde uitroepen.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging, en dus niet toe aan een beoordeling van hetgeen meer subsidiair ten laste is gelegd.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 8 juli 2016 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, met een mes in de hand
- met die [aangeefster] heeft geworsteld en
- stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam van die [aangeefster] en
-vervolgens die [aangeefster] in de schouder heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
poging tot zware mishandeling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, geheel voorwaardelijk en onder het stellen van bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 maanden, en met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht in straf-verminderende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de wijze zoals bewezen is verklaard. Door haar handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van een ander. Ten gevolge van de mishandeling heeft het slachtoffer onder andere twee blijvende littekens opgelopen. Verdachte heeft het slachtoffer leed toegebracht, zo blijkt ook uit de ingediende vordering tot schadevergoeding.
Daarnaast heeft een dergelijke handeling niet alleen grote impact op het slachtoffer maar ook op de andere bewoners van een huis voor begeleid wonen, waar kwetsbare personen woonachtig zijn.
Ook voor de begeleiders binnen deze woonvorm kan deze gedraging een grote impact hebben, wat ook weer invloed kan hebben op de wijze van benadering en omgang met de bewoners.
De rechtbank acht dit handelen zeer kwalijk en neemt bij de bepaling van de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking. Deze oriëntatiepunten vermelden als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 tot 12 maanden, afhankelijk van de zwaarte van het letsel.
Wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een over haar uitgebracht reclasseringsadvies van 12 december 2016 en voortgangsverslag van 23 februari 2017. Hieraan ontleent de rechtbank dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking en van impulsiviteit. De reclassering indiceert in verband met de ernst van het feit dat verdachte behandeling behoeft in een ambulant forensische instelling. Verdachte moet zich verplicht laten behandelen in verband met de verstandelijke beperking en het hanteren van boosheid/angst. Voorts is verdachte volgens de reclassering aangewezen op intensieve woonbegeleiding, omdat zij door haar beperking verminderde vermogens heeft om haar gedrag zelfstandig te organiseren.
Verdachte is niet bekend in de justitiële documentatie. Meegewogen is ook dat verdachte als alleenstaande moeder de zorg heeft voor een nog zeer jong kind.
Een onvoorwaardelijke taakstraf vormt al met al een passende en geboden reactie. De rechtbank komt tot een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank de poging doodslag niet bewezen acht.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat toepassing van het jeugdstrafrecht, zoals is gevraagd door de verdediging, geen meerwaarde heeft, en daarom achterwege is gelaten.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [aangeefster]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 690,- (zeshonderd en negentig euro), te weten € 600,- aan immateriële schade en € 90,- aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te verhogen met de wettelijke rente tot aan de dag van de gehele voldoening.
In het afgewezen deel van de immateriële vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, eveneens te verhogen met de wettelijke rente.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde..
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na haar veroordeling binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres van het Veiligheidshuis Flevoland aan de P.J. Oudweg 1 te Almere (telefoonnummer 036-7671400). Vervolgens moet zij zich gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven melden en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
5. zich ambulant moet laten behandelen bij For Fact Almere of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
6. op geen enkele wijze -direct noch indirect- contact opneemt en/of onderhoudt met aangeefster [aangeefster] , geboren 8 januari 1998, dit zolang als de reclassering nodig acht;
7. zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van de zorginstelling aan de Nieuw-Caledoniëstraat 25 te Almere, dit zolang als de reclassering nodig acht;
8. meewerkt aan een dagbesteding;
9. meewerkt aan ambulante woonbegeleiding bij Doenersdreefzorg of een soortgelijke organisatie.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 uur per dag.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 690,- (zeshonderd en negentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] € 690,- aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 13 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het reeds geschorst bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en V.H. Hammerstein, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2017.
Mr. Hammerstein is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
zij op of omstreeks 8 juli 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de hand
- met die [aangeefster] heeft geworsteld en/of
- ( een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het (boven)lichaam van die [aangeefster] en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster] in de schouder en/of de rug heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op of omstreeks 8 juli 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de hand
- met die [aangeefster] heeft geworsteld en/of
- ( een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het (boven)lichaam van die [aangeefster] en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster] in de schouder en/of de rug heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
zij op of omstreeks 8 juli 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [aangeefster] heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de hand
- met die [aangeefster] geworsteld en/of
- ( een) stekende beweging(en) gemaakt in de richting van het (boven)lichaam van die [aangeefster] en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster] in de schouder en/of de rug gestoken, waardoor voornoemde [aangeefster] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met reg.nr. 2016210711 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz 104
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 105
4.Proces-verbaal van verhoor, blz. 121
5.Proces-verbaal van verhoor, blz. 127
6.Geschrift van de letselbeschrijving door GGD Flevoland; maakt geen deel uit van genoemd proces-verbaal maar is los in het dossier gevoegd.