ECLI:NL:RBMNE:2017:1272
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.W. Veenendaal
- M.E.A. Braeken
- P.M.J.H. Muijlaert
- Rechtspraak.nl
Bepaling WOZ-waarde van kantoorpanden en geschil over opslagrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van verschillende kantoorpanden. De eiseres, een B.V., had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden van haar kantoorpanden, die door de heffingsambtenaar van de gemeente waren vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waarden waren vastgesteld op 1 januari 2014 voor het belastingjaar 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarden van de kantoorpanden door de verweerder zijn bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de kapitalisatiefactor van onderaf is berekend, de zogenaamde bottom-up methode. Tijdens de zitting is gebleken dat partijen het eens waren over de huurwaarde en het leegstandsrisico, maar dat er een geschil bestond over de hoogte van het opslagrisico. Eiseres stelde dat het opslagrisico 8% moest zijn, terwijl de verweerder uitging van 5%. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat hij niet een te laag risico-opslagpercentage had gehanteerd. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.