ECLI:NL:RBMNE:2017:1191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
16/660429-16; 16/216632-16 (ter terechtzitting gevoegd
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor poging tot afpersing en meerdere inbraken in Nieuwegein

Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 21-jarige man uit Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De man was aangeklaagd voor het plegen van een poging tot afpersing en meerdere inbraken. De feiten vonden plaats in Nieuwegein, waar de verdachte op 24 november 2016 een pizzeria probeerde te overvallen. Hij toonde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dreigde met geweld. Daarnaast was hij betrokken bij een inbraak in een opticienwinkel op 21 oktober 2016 en een poging tot inbraak in een garagebedrijf op 24 oktober 2016. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bewezenverklaring van de poging tot afpersing en de diefstallen werd vastgesteld op basis van de verklaringen van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een verslaving aan drugs, en concludeerde dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, wat door de rechtbank werd opgelegd. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, Automobielbedrijf [benadeelde 3] B.V., voor materiële schade ten gevolge van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660429-16; 16/216632-16 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1995] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd: P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 februari 2017.
De zaak onder parketnummer 16/216632-16 is door de politierechter in deze rechtbank op 1 februari 2017 verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/660429-16
op 24 november 2016 in Nieuwegein geprobeerd heeft een pizzeria te overvallen;
16/216632-16
feit 1 op 21 oktober 2016 in Nieuwegein, samen met anderen, ingebroken heeft in een winkel;
feit 2 op 24 oktober 2016 in Nieuwegein heeft ingebroken in een auto;
feit 3 op 24 oktober 2016 in Nieuwegein geprobeerd heeft in te breken in een automobielbedrijf.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder parketnummer 16/660429-16 en onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte bij de politie en ter terechtzitting afgelegde verklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder parketnummer 16/660429-16 en onder feit 1 en feit 2 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde nu op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had goederen of een kluis of de inhoud daarvan weg te nemen. Verdachte heeft verklaard dat hij de ruit heeft ingegooid omdat hij op deze manier hulp voor zijn verslavingsproblematiek wilde vragen. Voorts is niet duidelijk of zich in de betreffende ruimte een kluis bevond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
parketnummer 16/660429-16 en parketnummer 16/216632-16 feit 1 en feit 2
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder parketnummer 16/660429-16 en de onder 1 en 2 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
parketnummer 16/660429-16
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 februari 2017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 33 en 34 van proces-verbaalnummer PL0900 2016364788B;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 35 van proces-verbaalnummer PL0900 2016364788B;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 54 van proces-verbaalnummer PL0900 2016364788B;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pagina 57 en 58 van proces-verbaalnummer PL0900 2016364788B.
parketnummer 16/216632-16
feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 februari 2017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 17 en 18 van proces-verbaalnummer PL0900-2016333027;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 49 van proces-verbaalnummer PL0900-2016333027.
feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 februari 2017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , pagina 17 en 18 van proces-verbaalnummer PL0900-2016333027.
4.3.2
parketnummer 16/216632-16 feit 3
Bewijsmiddelen [1]
Op 23 oktober 2016, omstreeks 06.16 uur, ontving de alarmcentrale een inbraakalarm van de showroom van autobedrijf [benadeelde 3] in Nieuwegein. Ter plaatse zag [benadeelde 3] dat de ruit van de toegangsdeur naar de garage diverse breuken vertoonde. Rechts van de toegangsdeur was een grote showroom ruit ingeslagen. [2] Binnen zag hij op het raam van de deur met het cijferslot en op het raam ernaast krasschade. Bij de balie er tegen over lag een steen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kwamen op 23 oktober 2016 ter plaatse bij garagebedrijf [benadeelde 3] . [4] Verbalisanten zagen dat er een gat in de ruit van de pui van het garagebedrijf zat en dat ook was geprobeerd de ruit van de toegangsdeur in te slaan. In het pand zagen verbalisanten dat er een ruimte was waarin een kluis stond. Zij zagen dat geprobeerd was de ruit van de deur van deze ruimte in te slaan. Zij zagen dat er krassen en butsen in het glas zaten. Op het bureau naast deze ruit lag een steen. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met een steen de ruit van garagebedrijf [benadeelde 3] heeft ingegooid en dat hij daar naar binnen was gegaan. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de kluis met inhoud die binnen stond mee wilde nemen. [7]
Bewijsoverweging/Bewijsoverwegingen
Oogmerk
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zich de toegang tot het garagebedrijf heeft verschaft met het enkele doel om op deze manier hulp te vragen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het garagebedrijf is binnengekomen door een ruit in te slaan. Vervolgens heeft verdachte in het garagebedrijf geprobeerd in de ruimte te komen waar een kluis stond, door met een steen te slaan of te gooien tegen de ruit van de toegangsdeur van deze ruimte, met als uiteindelijk doel zich toegang tot de kluis en de inhoud daarvan te kunnen verschaffen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden het onder feit 3 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/660429-16
op 24 november 2016 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [getuige 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan genoemde [benadeelde 1] en/of [getuige 1] ,
- een pizzeria gelegen aan de [adres] heeft betreden en
- naar die [benadeelde 1] en/of [getuige 1] is toegelopen en
- die [benadeelde 1] en [getuige 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp geprobeerd heeft door te laden en
- die [getuige 1] bij de nek heeft vastgepakt en
- tegen die [benadeelde 1] en [getuige 1] heeft gezegd: "geef me geld, geef me geld",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
parketnummer 16/216632-16
feit 1
op 21 oktober 2016 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand heeft weggenomen zonnebrillen, toebehorende aan Eyewish, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 2
omstreeks 24 oktober 2016 te Nieuwegein met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto heeft weggenomen een paar handschoenen, toebehorende aan Automobielbedrijf [benadeelde 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen handschoenen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3
omstreeks 24 oktober 2016 te Nieuwegein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kluis (met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan Automobielbedrijf [benadeelde 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen kluis onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers heeft verdachte een steen tegen een ruit van de pui gegooid/geslagen en is verdachte vervolgens door het gat in de pui naar binnen geklommen en heeft verdachte vervolgens (met) een steen tegen de ruit van de toegangsdeur tot het kantoor (waar de kluis zich bevond) gegooid/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
16/660429-16
poging tot afpersing;
16/216632-16
feit 1diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 15 februari 2017, opgemaakt door R.A. Sterk, psycholoog;
  • een rapport van 10 februari 2017, opgemaakt M.M. Sprock, psychiater.
Uit de rapportages volgt – zakelijk weergegeven – dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een verslaving in de vorm van cannabis- en cocaïnegebruik en gokken. Voorts is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonsontwikkeling met antisociale, narcistische en mogelijk afhankelijke trekken. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en van invloed op verdachte keuzes en gedragingen.
Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt voormelde conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat ook voor het overige niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op te leggen en daarbij een voorwaardelijk strafdeel met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en meewerken aan urinecontroles.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de poging tot overval gerelativeerd moet worden nu, aldus de verdediging, uit de verklaringen van de aangever en getuige niet afgeleid kan worden dat zij heel erg geschrokken zijn. Een klinische behandeling is, nu verdachte daar niet aan wenst mee te werken, geen optie. Uit het rapport van de reclassering volgt niet waarom een ambulante behandeling niet mogelijk zou zijn. Voorts heeft de verdediging ter onderbouwing van haar standpunt ten aanzien van de strafmaat enkele uitspraken aangehaald (rechtbank Leeuwarden ECLI 2011 BR5131, rechtbank Zwolle 2944 en rechtbank Utrecht 2008 BC 2751). Eveneens dient rekening gehouden te worden met de proces-houding van verdachte, zijn bekennende verklaringen en zijn meewerkende houding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de poging tot een gewapende overval, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een op een echt vuurwapen gelijkend nepwapen. Verdachte heeft daarbij gedaan alsof hij het wapen doorlaadde om op die manier meer druk op de aanwezige personen uit te oefenen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Dat uit de verklaringen van de aangever en getuige niet volgt dat dit feit grote impact op hen heeft gehad, doet aan de ernst van het feit niet af.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal inbraken en een poging daartoe. Verdachte is met zijn medeverdachte bij de inbraak bij Eyewish bijzonder brutaal en met grof geweld te werk gegaan. Zij hebben midden in de nacht met een moker de ruit van de voordeur ingeslagen, getuige [getuige 3] werd hierdoor gewekt. Voorts is voor een zeer groot bedrag aan zonnebrillen weggenomen. Ook bij het automobielbedrijf is veel schade toegebracht. Dit soort feiten veroorzaken overlast en financiële schade bij de benadeelden en veroorzaken eveneens gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 januari 2017 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 14 november 2016 een strafbeschikking heeft gekregen van
€ 140,00. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank houdt ten aanzien van de persoon van verdachte rekening met de hiervoor onder 7 genoemde rapportages van R.A. Sterk en M.M. Sprock en het reclasseringsadvies van 8 februari 2017, uitgebracht door GGZ reclassering Inforsa Utrecht.
Uit het rapport van R.A. Sterk volgt dat de problematiek van verdachte lang bestaand en ernstig is, zodanig dat zijn leven er in ernstige mate door wordt geïnvalideerd. Een ambulante setting wordt gelet op de geconstateerde psychische problematiek ontoereikend ingeschat. De problematiek van verdachte is hardnekkig en weerbarstig. De kans op een succesvol verloop van een ambulante behandeling wordt, ondanks de motivatie van verdachte, niet al te rooskleurig ingeschat, mede gelet op het feit dat het gezinssysteem een permissieve houding inneemt ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek, met name de verslavingsproblematiek.
Door beide deskundigen wordt geadviseerd verdachte een klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek op te leggen.
De reclassering schat het recidiverisico als hoog in. Er is sprake van een hardnekkige verslavingsproblematiek. Een ambulante behandeling zal gelet op hetgeen verdachte te leren heeft, geheel niet te realiseren zijn binnen een systeem waarin de mogelijkheden van verdachte worden overschat en zijn problematiek sterk wordt onderschat. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een klinische opname in een forensische verslavingskliniek.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat - zoals opgenomen op pagina 7 van het reclasseringsadvies - de toevoeging “Ambulante behandeling” achter het kopje “Behandelverplichting” een kennelijke verschrijving betreft. Het bijbehorende advies heeft betrekking op een klinische behandeling en niet op een ambulante behandeling.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande rapportages, de persoon en problematiek van verdachte, een klinische opname en behandeling van verdachte op zichzelf noodzakelijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting echter aangegeven dat hij niet zal meewerken aan een klinische opname en behandeling. De rapportages van R.A. Sterk en M.M. Sprock en Inforsa bieden geen enkel aanknopingspunt voor een ambulante behandeling en begeleiding van verdachte zonder dat dit voorafgegaan wordt door een klinische opname en behandeling van verdachte.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten aanwezig zijn voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden zoals een klinische opname en behandeling van verdachte, laat staan ambulante begeleiding en behandeling van verdachte. Aan een klinische opname wil verdachte niet meewerken en voor een ambulante behandeling bestaan onvoldoende garanties dat verdachte zich aan de eventuele voorwaarden zou houden. Het enkele feit dat verdachte heeft aangegeven dat hij sinds hij gedetineerd zit geen middelen meer gebruikt en voornemens is geen middelen meer te gebruiken, maakt dat, gelet op zijn persoonsproblematiek en langdurige en hardnekkige verslavingsproblematiek, niet anders.
De noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte zal, indien verdachte daar te zijner tijd wel voor openstaat, eventueel in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling plaats kunnen vinden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Automobielbedrijf [benadeelde 3] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.381,80, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 3 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde feiten.
9.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen.
9.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. De benadeelde partij kan in deze niet meer als zodanig gezien worden nu zij haar schade bij haar verzekeringsmaatschappij heeft ingediend/gevorderd. De benadeelde partij is verzekerd en er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze vordering niet door de verzekeringsmaatschappij zal worden toegewezen.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
9.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit volgt dat het door de benadeelde partij gedeclareerde bedrag, of een deel daarvan, door de verzekeringsmaatschappij is uitgekeerd. Het gegeven dat een benadeelde partij zijn schade bij diens verzekeringsmaatschappij heeft geclaimd, staat de benadeelde partij niet in de weg om zich als zodanig in het strafproces te voegen.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van de feiten en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 2 en 3 van parketnummer 16/216632-16 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.381,80 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 oktober 2016.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/660429-16 en het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/216632-16 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/660429-16
poging tot afpersing;
16/216632-16
feit 1diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij automobielbedrijf [benadeelde 3] B.V. van € 4.381,80 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van automobielbedrijf [benadeelde 3] B.V. aan de Staat € 4.381,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 53 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2017.
Mr. M.H.M. Collombon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
parketnummer 16/660429-16
hij op of omstreeks 24 november 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [getuige 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde 1] en/of [getuige 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachten,
- een pizzeria (gelegen aan de [adres] ) heeft betreden en/of
- naar die [benadeelde 1] en/of [getuige 1] is toegelopen en/of
- die [benadeelde 1] en/of [getuige 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft doorgeladen en/of geprobeerd door te laden en/of
- die [getuige 1] bij de nek heeft vastgegrepen en/of vastgepakt en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of [getuige 1] heeft gezegd: "geef me geld, geef me geld", althans woorden van gelijke strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/216632-16
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand heeft weggenomen een of meer zonnebrillen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Eyewish, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen zonnebrillen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2016 te Nieuwegein met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto heeft weggenomen een paar handschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Automobielbedrijf [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen handschoenen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 24 oktober 2016 te Nieuwegein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kluis (met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan Automobielbedrijf [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen kluis onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming immers heeft verdachte een steen, althans een soortgelijk hard voorwerp, tegen een ruit van de pui gegooid/geslagen en/of is verdachte (vervolgens) door het gat in
de pui naar binnen geklommen en/of heeft verdachte (vervolgens)een steen, althans een soortgelijk hard voorwerp, tegen te ruit van de toegangsdeur tot het kantoor (waar de kluis zich bevond) gegooid/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016333027, opgemaakt door politie Midden-Nederland,. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , pagina 6
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , pagina 7.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 37.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2017.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 63.