ECLI:NL:RBMNE:2017:1152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16.659940-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en poging zware mishandeling, veroordeling voor poging zware mishandeling

Op 28 februari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 24 juli 2016 in Almere, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met twee slachtoffers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 1 november 2016 en 14 februari 2017, waarbij de officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, de vordering heeft ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.A.Th. Lemmers.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal in vereniging van € 10,- met geweld en poging zware mishandeling van twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en het bekijken van camerabeelden, concludeerde de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal met geweld. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en de rechtbank kon niet uitsluiten dat het geld door de slachtoffers aan de verdachte was gegeven in het kader van een drugstransactie.

Wat betreft de poging zware mishandeling, oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet met opzet zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten 1, 2 primair en 2 subsidiair, maar verklaarde de poging tot zware mishandeling van slachtoffer 2 bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659940-16 en 13/263107-11 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 november 2016 en 14 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. P.A.Th. Lemmers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking luidt, kort en feitelijk weergegeven:
Feit 1: Diefstal in vereniging van € 10,- met geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , op 24 juli 2016 in Almere;
Feit 2
primair: poging zware mishandeling in vereniging van [slachtoffer 1] door met een bierflesje op zijn hoofd te slaan en/of met een fiets tegen zijn been te rijden, op 24 juli 2016 in Almere;
Feit 2 subsidiair: openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] door met een bierflesje op zijn hoofd te slaan en/of met een fiets tegen zijn been te rijden, op 24 juli 2016 in Almere;
Feit 3 primair: poging zware mishandeling in vereniging van [slachtoffer 2] door tegen zijn hoofd/lichaam te stompen/slaan en/of hem op de grond te gooien en terwijl hij op de grond ligt hem tegen zijn hoofd/lichaam te schoppen, op 24 juli 2016 in Almere;
Feit 3 subsidiair: openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] door tegen zijn hoofd/lichaam te stompen/slaan en/of hem op de grond te gooien en terwijl hij op de grond ligt hem tegen zijn hoofd/lichaam te schoppen, op 24 juli 2016 in Almere.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 1
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verklaard dat verdachte het geld van hen heeft afgepakt. Zij zijn verdachte achternagelopen om het terug te vragen. Verdachte heeft daarna bierflesjes gepakt en heeft daarmee geslagen. Hij is dreigend en agressief op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgelopen. Het is verdachte die de confrontatie heeft opgezocht.
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft ten stelligste ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan straatroof. Hij heeft gebruikgemaakt van de omstandigheid dat [slachtoffer 2] onder invloed was van drugs. [slachtoffer 2] heeft het geld aan verdachte gegeven, omdat hij drugs van hem wilde kopen. Verdachte heeft niet met geweld het geld uit de handen van [slachtoffer 2] gepakt. Toen [slachtoffer 2] wilde terugkomen op de koop, omdat verdachte hem iets anders leverde dan de bedoeling was, heeft verdachte dit geweigerd.
Dit levert echter geen diefstal op. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [getuige 1] hebben hun verklaringen op elkaar af kunnen stemmen, waardoor deze gelijkluidend zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt:
Uit de verklaringen van zowel verdachte als [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [getuige 1] blijkt dat het de bedoeling was om bij verdachte drugs te kopen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze personen (slechte) XTC heeft geleverd. De rechtbank kan de juistheid van de verklaring van verdachte dat hij drugs heeft verkocht aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [getuige 1] en zodoende het geld heeft gepakt dan wel van hen heeft gekregen, niet uitsluiten. Daarmee is niet komen vast te staan dat verdachte het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van het geld, zodat de diefstal niet bewezen kan worden verklaard.
Aan verdachte is diefstal met geweld tenlastegelegd. Nu de rechtbank niet toekomt aan een veroordeling wegens diefstal is er ook geen ruimte om diefstal met geweld bewezen te verklaren. zodat verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Feit 2
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het medeplegen en van het tegen het been van [slachtoffer 1] aanfietsen. [slachtoffer 1] is door verdachte hard op zijn hoofd geslagen met een flesje.
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte voor dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces.
De rechtbank oordeelt als volgt:
Uit de camerabeelden, de verklaring van [slachtoffer 1] en de eigen verklaring van verdachte volgt dat verdachte [slachtoffer 1] op zijn achterhoofd heeft geslagen met een flesje. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte door het enkele slaan met een bierfles tegen het (achter)hoofd van [slachtoffer 1] , een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] , dan wel een poging daartoe, in het leven heeft geroepen.
Nu het ten laste gelegde (voorwaardelijke) opzet niet bewezen kan worden, zal verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ook zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte alleen heeft gehandeld.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft daarvoor verwezen naar de camerabeelden en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat verdachte geweld heeft gebruikt om te voorkomen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden ontkomen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden ‘Stationsstraat drogist’ wordt door de verbalisant het volgende gerelateerd:
‘Ik zie dat [slachtoffer 2] rent in de richting van de ingang van het station. Ik zie dat [medeverdachte] en [verdachte] achter [slachtoffer 2] aanrennen (…) Ik zie dat [verdachte] een sprong maakt en hierbij tegen [slachtoffer 2] aankomt, waardoor [slachtoffer 2] een paar stappen opzij doet. (…) Ik zie dat [medeverdachte] met zijn rechterarm een slaande beweging maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat door het trekken aan de rugtas van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2] zijn evenwicht verliest en op de grond terecht komt. (…) Ik zie [medeverdachte] op [slachtoffer 2] af komen lopen en met beide armen slaande bewegingen maakt op het bovenlichaam van [slachtoffer 2] terwijl hij op de grond ligt.
Ik zie dat [verdachte] zijn rechterbeen omhoog trekt en 2 (twee) keer een schoppende beweging maakt tegen het bovenlichaam van [slachtoffer 2] terwijl hij op de grond ligt. Ik zie dat [verdachte] zijn linkerbeen omhoog trekt en 2 (twee) keer een trappende beweging maakt in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] , terwijl hij op de grond ligt. (…)Ik zie dat [slachtoffer 2] opstaat. (…) Ik zie dat [verdachte] [slachtoffer 2] nogmaals bij zijn rugtas vastpakt en voor zich uit duwt, waardoor [slachtoffer 2] op de grond valt. (…) Ik zie dat [slachtoffer 2] opstaat. Ik zie dat [verdachte] een sprong maakt in de richting van [slachtoffer 2] met zijn rechterknie opgetrokken en een schoppende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 2] . (…) Ik zie dat [verdachte] [slachtoffer 2] weer bij zijn rugtas vastpakt en achteruit trekt waardoor [slachtoffer 2] voor de derde keer op de grond valt. (…) Ik zie dat [verdachte] zijn rechterbeen naar achteren haalt en een schoppende beweging maakt in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] welke nog op de grond zit.’ [2]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van het incident op 24 juli 2016 op het taxiplein te Almere. [3] Hij heeft hierbij het volgende verklaard:
‘Ik werd hierbij geduwd door de man die de bierflesjes in zijn handen hield en hij duwde mij en ik viel op de grond. Ik voelde toen allemaal klappen. Ik lag op mijn zij met mijn armen voor mijn gezicht en probeerde overeind te komen. Ik voelde allemaal klappen en ze krabde me ook. Ik kon totaal niet overeind komen, elke keer als ik een beetje overeind kwam, trapte ze me weer onderuit. Ze bleven me maar slaan. (…) Toen trapte de man (die met de bierflesjes) mij omver en trapte terwijl ik op de grond lag tegen mij aan. Hij trapte verschillende keren op verschillende plekken op mijn lichaam en één keer trapte hij heel hard tegen mijn hoofd. (…) ik kon daardoor even niets zien. Ik heb nu ook op mijn hoofd een wond. Ik lag op de grond en ik bleef trappen krijgen.’ [4]
Door de forensisch arts van GGD Flevoland is bij [slachtoffer 2] geconstateerd dat hij een hoofdwond, diverse blauwe plekken, een buil op zijn hoofd en diverse krabeffecten heeft. Het letsel past bij de opgegeven toedracht. [5]
[medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geprobeerd heeft om hem ( [slachtoffer 2] ) te tackelen en dat hij hem één klap heeft gegeven. [6]
Ter zitting heeft verdachte na het zien van de camerabeelden verklaard dat hij zichzelf op de beelden herkent en [slachtoffer 2] meerdere keren heeft geslagen en geschopt. [7]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met een ander meermalen tegen het lichaam en het hoofd van [slachtoffer 2] heeft gestompt en geschopt en dat [slachtoffer 2] meermalen op de grond is gegooid door verdachte. Door het, meermalen, met kracht schoppen en stompen tegen het lichaam en met name tegen het hoofd, is de kans ontstaan dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank verklaart daarom het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

3. Primair

hij opof omstreeks24 juli 2016 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,
-(meermalen)tegenhet hoofd en/ofhet lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid en/of
-(meermalen) (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag)tegen het hoofd en/oflichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Hetgeen onder 3 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 3 primair: poging tot medeplegen van zware mishandeling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsvrouw heeft gesteld dat er sprake is van noodweerexces, omdat verdachte in een hevige gemoedsbeweging verkeerde nadat hij was gestoken met een mes in zijn schouder. Hij wilde voorkomen dat de daders zouden ontkomen en hij wilde zijn ring terug. Hierbij heeft hij geweld gebruikt.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweerexces.
Voor een geslaagd beroep op noodweer(-exces) moet er - onder meer - sprake zijn van een feitelijke aantasting van eigen, of andermans lijf, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Kan één van deze cumulatief in de wet opgesomde elementen niet worden vastgesteld dan strandt een beroep op (in dit geval) noodweerexces
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake (meer) was van een noodweersituatie.
Verdachte is gestoken met een mes door [slachtoffer 1] . Op de camerabeelden is te zien dat, na het steken door [slachtoffer 1] , [medeverdachte] met zijn fiets tegen de achterzijde van [slachtoffer 1] aanrijdt, waardoor deze valt. [medeverdachte] plaatst vervolgens zijn fiets tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Op de beelden is te zien dat [slachtoffer 1] zich hierna omdraait en wegloopt van verdachte. Verdachte blijft enige momenten staan. Op dat moment is van ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding geen sprake (meer), zodat de overige elementen om te komen tot een geslaagd beroep op noodweerexces geen bespreking meer behoeven. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij boos was doordat hij gestoken was en ging slaan. Het geweld tegen [slachtoffer 2] lijkt derhalve eerder te zijn gepleegd uit boosheid omdat broer [slachtoffer 1] verdachte gestoken had, dan uit zelfverdediging.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Er is daarom geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden de justitiële documentatie van verdachte en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Er moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het gaat nu goed met hem. Hij woont bij Vast en Verder in Lelystad en krijgt begeleiding. De goede weg wordt doorkruist indien verdachte detentie moet ondergaan. De straf moet gematigd worden, ook gelet op de strafeis in de zaak tegen [slachtoffer 1] . De bijzondere voorwaarden die door het Hof Amsterdam op 25 januari 2017 zijn opgelegd, kunnen ook hier opgelegd worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot medeplegen van zware mishandeling. Hij heeft [slachtoffer 2] meermalen hard gestompt en geschopt tegen het lichaam en het hoofd en hem meermalen op de grond gegooid. Hieraan is even daarvoor al een forse vechtpartij voorafgegaan, waarbij verdachte bepaald geen onbelangrijke rol heeft gespeeld. De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat verdachte even voor het incident in zijn schouder is gestoken. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal van de straf een deel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 december 2016;
- een reclasseringsadvies van 28 oktober 2016, uitgebracht door [reclasseringsmedewerker] van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
- een psychiatrisch rapport van 8 september 2016, uitgebracht door M.M. Sprock, psychiater;
- een psychologisch rapport van 9 september 2016, uitgebracht door H. Scharft, GZ-psycholoog;
- een verslag van [naam] van mei 2016, namens diagnosecentrum de Zeehoeve, Werk en Re-integratie gemeente Amsterdam over het verloop van de deelname van verdachte aan dat traject.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 27 september 2016 door de rechtbank te Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en op 25 januari 2017 door het hof te Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 153 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot medeplegen van zware mishandeling
.
Gelet op de justitiële documentatie van verdachte en het reclasseringsadvies van 28 oktober 2016, waarbij het recidiverisico hoog wordt geschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

10.BESLAG

De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geld wordt geretourneerd aan verdachte. De raadsvrouw heeft hier ook om verzocht.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 150,-.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 21 december 2012 (parketnummer 13.263107-11) is verdachte één week gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
De rechtbank zal in plaats daarvan echter een werkstraf gelasten voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen vijf werkdagen na wijzen vonnis bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, Midden-Nederland zal melden en zich hierna zal blijven melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een GI-RN Cognitieve Vaardigheden, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de verdachte zullen worden gegeven voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan het vinden van een zinvolle dagbesteding/werk in overleg met het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Vast en Verder te Lelystad, of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 150,-;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/263107-11
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 21 december 2012 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe,
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een werkstraf voor de duur van 14 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 7 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Elte-Hamming, voorzitter, mrs. K.G van de Streek en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2017.
Mr. M.J.A.L. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 10 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte hen neer zou steken en/of
- ( meermalen) met een bierflesje slaande bewegingen maakt richting het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- ( meermalen) een bierflesje gooit in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- ( meermalen) met een bierflesje op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- met een kapot bierflesje stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] ;
2. Primair
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een bierflesje (hard) op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of met een fiets (hard) tegen het been van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Almere met anderen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het taxiplein (nabij de Landdrostdreef), in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het met een bierflesje (hard) op het hoofd van die [slachtoffer 1] slaan en/of met een fiets (hard) tegen het been van die [slachtoffer 1] aanrijden;
3. Primair
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- ( meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid en/of
- ( meermalen) (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Almere met anderen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het taxiplein (nabij de Landdrostdreef), in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het (meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] stompen en/of slaan en/of
- het die [slachtoffer 2] op de grond gooien en/of
- het (meermalen) (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lang) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 september 2016, genummerd 2016229130, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2016. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal camerabeelden stationsstraat drogist, pagina 1090, met fotobijlage op pagina’s 1092 tot en met 1099.
3.een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 325.
4.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] , als bijlage opgenomen bij de aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 331.
5.een geschrift, inhoudende een letselrapportage, opgesteld door S. van den Berg, forensisch arts KNMG, FMG GGD Flevoland, pagina’s 334 en 335.
6.een proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte] , opgemaakt op 19 januari 2017 door mr. P.L.C.M. Ficq, rechter-commissaris, pagina 2.
7.verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 14 februari 2017.