ECLI:NL:RBMNE:2017:1145

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16/700748-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor uitlokking van diefstal, merkenvervalsing en valsheid in geschrift

Op 9 maart 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten, waarbij drie mannen zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 8, 6 en 2 maanden, en een vierde man tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder uitlokking van een poging tot diefstal, merkenvervalsing en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten betrokken waren bij het op grote schaal aanbieden van vervalste verfmerken, specifiek Sigma verf, en dat zij ook betrokken waren bij een poging tot inbraak in een woning. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd, ondanks verweren van de verdediging over de niet-ontvankelijkheid van het OM en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De straffen zijn gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de rol van de verdachten in de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700748-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 7 juli 2016, 7 december 2016, 13 februari 2017 en 14 februari 2017. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 13 en 14 februari 2017. Ter zitting van 23 februari 2017 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie en van hetgeen mr. J.G. Kabalt, advocaat te Breukelen, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
1. Primair,
a. uitlokking van een poging tot inbraak in vereniging op 5 juni 2014 te De Meern; of
b. poging tot inbraak in vereniging op 5 juni 2014 te De Meern;
Subsidiair, medeplichtigheid aan een poging tot inbraak in vereniging;
2. Medeplegen van het in voorraad hebben en/of te koop aanbieden en/of verkopen van circa 436 emmers valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken (Sigma verf), in de periode van 28 augustus 2014 tot en met 4 november 2014 te Utrecht;
3. Primair, medeplegen van valsheid in geschrift op 17 januari 2012 en/of 18 april 2012 te Nieuwegein van een arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring;
Subsidiair, medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift in de periode van 17 januari 2012 tot en met 24 mei 2012 te Utrecht en/of Nieuwegein en/of Breda;
4. Medeplegen van aanwezig hebben van 266 gram en/of 573 gram hashish op 4 november 2014 te Utrecht.

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman primair bepleit dat het Openbaar Ministerie (het OM) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het OM heeft niet als prioriteit om reguliere inbreuken op te sporen en te vervolgen en vervolgt in beginsel enkel op grond van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht wanneer het algemeen belang in het geding is. In de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude van het college van procureurs-generaal, in werking getreden op 1 februari 2006 (de Aanwijzing) worden enkele niet-cumulatieve gevallen opgesomd waarbij het algemeen belang in het geding is. Nu volgens de raadsman aan geen van de in deze Aanwijzing genoemde gevallen wordt voldaan, heeft het OM het vervolgingsrecht verloren.
De officieren van justitie hebben betoogd dat bij dit soort kwesties terughoudendheid wordt betracht bij de vervolging, maar dat dit niet geldt voor zaken waarbij op grote schaal in strijd met artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht gehandeld is. Daarnaast was er een indicatie van betrokkenheid van een criminele organisatie. Dit leidt tot de conclusie dat een niet-ontvankelijkheid van het OM in deze situatie niet aan de orde is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld zij dat de rechtbank rekening dient te houden met de uit het opportuniteitsbeginsel voortvloeiende beleidsvrijheid van het OM in die zin dat het zich daarbij dient te beperken tot een marginale toetsing. De vraag die derhalve voorligt, is of het OM in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Aanwijzing, die moet worden beschouwd als recht in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Volgens de Aanwijzing is het uitgangspunt van het OM bij de bestrijding van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dat handhaving door de rechthebbende zelf (de civielrechtelijke weg) voorop staat, tenzij het algemeen belang in het geding is. De Aanwijzing noemt een aantal gevallen waarbij dit laatste het geval is, waaronder de situatie waarin sprake is van grootschalige namaak en piraterij, gepleegd in beroep of bedrijf die de markt verstoren en het bestaan van aanwijzingen van betrokkenheid van criminele organisaties of georganiseerde criminaliteit. Uit het dossier volgt dat het een verdenking betrof van het te koop aanbieden van (in ieder geval) 436 emmers verf met een vals merk. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het zou gaan om in totaal 10.000 liter verf. Daarnaast volgt uit het dossier dat er onderzoek is gedaan naar het bestaan van een criminele organisatie. In dit licht kan worden vastgesteld dat er aanknopingspunten waren dat vanwege de verdenking van het op grote schaal vervalsen van emmers merkverf het algemeen belang in het geding was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het OM, gelet op de in de Aanwijzing vermelde criteria voor strafrechtelijke handhaving, in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen. Het OM is ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
3.2
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 primair onder a, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Subsidiair stelt de raadsman dat verdachte ten aanzien van feit 1 hooguit voor de medeplichtigheid kan worden veroordeeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen
Vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2014 [2]
Op 5 juni 2014 werden [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] rond 11:05 uur op heterdaad aangehouden bij een woning aan de [adres] in [woonplaats] (toebehorende aan [benadeelde] ) toen zij een poging deden daar in te breken. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn hiervoor veroordeeld.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] (“ [medeverdachte 2] of [medeverdachte 2] ”) d.d. 6 juni 2014 [3]
Op 5 juni 2014 omstreeks 8.00 uur werd ik door [medeverdachte 5] gebeld. [medeverdachte 5] is de eigenaar van de [bedrijfsnaam 1] . [medeverdachte 5] vertelde mij dat hij een klus voor mij had en vroeg aan mij of ik mijn vrienden [medeverdachte 4] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) en [medeverdachte 3] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) wilde bellen en met hen naar de [bedrijfsnaam 1] wilde komen. Toen [medeverdachte 4] en ik daar aankwamen zijn wij doorgelopen naar de kantine. In de kantine zag ik een Hollandse man zitten. Ik had die man nog niet eerder gezien. Daarna zijn [medeverdachte 4] , Hollandse man en ik in gesprek gegaan. [medeverdachte 3] kwam er later bij. [medeverdachte 5] was niet bij het gesprek aanwezig. Tijdens het gesprek zegt de Hollandse dat hij een klus voor ons heeft. De Hollandse man zei dat er vier vaten in een woning zouden staan. Wij moesten die vaten halen en dan zouden wij tienduizend euro per man krijgen. De Hollandse man zou ons het adres laten zien. Daarna reden wij achter de Hollandse man aan richting De Meern. In De Meern parkeerden wij onze auto’s. Daarna stapte ik bij de Hollandse man in de auto. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] bleven bij de auto’s. De Hollandse man reed met mij langs het adres. Het was ongeveer 1 minuut rijden vanaf waar wij de auto’s hadden geparkeerd. Toen ik met de Hollandse man door de straat reed, zei hij dat wij bij nummer [nummer] moesten zijn. Wij zijn twee keer door die straat gereden. Daarna reden wij weer terug naar de geparkeerde auto’s. Daarna stapte ik uit de auto van de Hollandse man en ben ik samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de auto gestapt en reden wij naar nummer [nummer] . [4]
De Hollandse man heeft een blanke huidskleur, is tussen de 1.90 en 1.95 meter lang, heeft een normaal postuur en is kaal (zeer kort geschoren). Hij reed in een witte Volkswagen Polo.
Ik hoorde dat de Hollandse man en [medeverdachte 4] het over een motorbende hadden. [5]
We konden geld verdienen door een viertal vaten uit de woning te halen. De Hollandse man zei dat het 25 liter vaten betrof. De Hollandse man zei dat de vaten in totaal een waarde van 100.000 a 110.000 euro bedroegen. De Hollandse man had het over grondstoffen voor drugs, waar ze pillen mee maken. De Hollandse man had gezegd dat de vaten in de woonkamer of slaapkamer moesten staan. Als we de vaten uit de woning hadden gehaald dan moesten we naar dezelfde parkeerplaats rijden. De Hollandse man zou ons dan bellen. Daarna moesten we de Hollandse man achterna rijden naar een opslagplaats in Utrecht. [6]
We zouden het geld contant krijgen van de Hollandse man bij aflevering van de vaten bij de loods.
De Hollandse man heeft de opdracht gegeven om in te breken. Wij hadden geld nodig en hebben daarom de klus aangenomen. [7]
Ik hoorde van de Hollandse man dat er ook poeder in de koelkast of vriezer van de woning zou liggen. Het poeder moesten we ook meenemen.
Ik hoorde van de Hollandse man dat er ook heel veel cash in de woning zou kunnen liggen. Als we dat tegenkwamen dan moesten we dat ook maar gelijk meenemen van hem. [8]
Proces-verbaal herkenning [verdachte] met bijlage [9]
Op 11 februari 2015 spraken wij, verbalisanten, met [medeverdachte 2] in zijn woning.
[medeverdachte 2] kon zich de bewuste dag van de poging inbraak goed herinneren. Hij verklaarde dat door een kale man de woning te De Meern aan de [adres] was aangewezen waar zij in moesten breken. Hij deelde mede dat hij deze man niet bij naam kende. Op de vraag of hij deze kale man van een foto zou kunnen herkennen, antwoordde hij bevestigend. Wij toonden vervolgens getuige [medeverdachte 2] een foto van [verdachte] . [medeverdachte 2] deelde mede dat dit de kale man was die hem de opdracht had gegeven om in de voornoemde woning in te breken. Tevens deelde [medeverdachte 2] mede dat dit dezelfde kale man was die hem de woning aangewezen had waar zij moesten inbreken. [medeverdachte 2] deelde mede dat deze man bij een motorclub zou zitten. [medeverdachte 2] deelde mede dat dit de kale man was die in de witte Volkswagen Polo voor hen was uitgereden naar De Meern. [10]
Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte [medeverdachte 5] [11]
Mededeling: [medeverdachte 2] verklaarde dat hij met zijn broer en neefje naar de [bedrijfsnaam 1] is gegaan en daar in een kamertje heeft gezeten met een kale man. Hij reed in een witte VW Polo. [medeverdachte 2] verklaarde in dat kamertje die tip te hebben gekregen van een kale blanke man, niet van jou, maar van hem dus.
Reactie: Dat moet [verdachte] zijn geweest. [12]
Proces-verbaal van bevindingen met als bijlage tapgesprekken [13]
05-06-2014 8:34:17, sessienr: 10028 [14] Locatie beller: [adres] [woonplaats]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 5] en vraagt waar hij is. [medeverdachte 5] zegt dat hij op het [adres] is. [verdachte] zegt dat hij er al is. [medeverdachte 5] zegt ok.
05-06-2014 10:50:57, sessienr: 10049 [15]
Locatie gebelde (nummer verdachte): [adres] , [woonplaats]
05-06-2014 12:08:17, sessienr: 10085 [16]
Locatie gebelde: [adres]
[verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] zegt dat ze er bij bijna zijn en dat ze bijna bij de [adres] zijn.
Verweren van de raadsman
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 2]
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 2] als onbetrouwbaar moet worden beschouwd, omdat hij wisselend heeft verklaard en om die reden niet meegenomen kan worden in het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] zoals hij die heeft afgelegd tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 6 juni 2014 betrouwbaar en hecht meer waarde aan deze verklaring dan aan zijn latere verklaringen, nu hij deze verklaring heel kort na zijn aanhouding heeft afgelegd. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] hierin, in tegenstelling tot zijn andere verklaringen, zeer gedetailleerd heeft verklaard en specifieke kennis heeft over wat er in de woning te vinden zou zijn, welke informatie wordt ondersteund en bevestigd door de doorzoeking die vervolgens op diezelfde dag in die woning heeft plaatsgevonden. Voorts acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat [medeverdachte 2] zijn latere verklaringen uit angst voor represailles vanuit verdachte en/of zijn medeverdachten heeft afgezwakt, immers, medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart tevens ‘ [verdachte] is mijn beste kameraad. (…) Maar als [verdachte] dit weet, heeft hij echt een probleem. Ons vals beschuldigen… (…)’. Ook verklaart [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris voor het eerst dat hem zes foto’s zouden zijn getoond bij de politie en herkent hij de foto van [verdachte] niet langer als “de kale man”. Deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk, aangezien uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er slechts één foto is getoond en een enkelvoudige fotoconfrontatie bovendien in de rede ligt nu [medeverdachte 2] verklaarde dat hij de kale man, die de woning aan de [adres] in [woonplaats] had aangewezen, zou kunnen herkennen.
Geen witte Volkswagen Polo
De raadsman van verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar thans een Volkswagen Polo heeft, maar dat deze auto op het moment van de poging inbraak (op 5 juni 2014) nog niet in zijn bezit was. De raadsman verwijst daarvoor naar een door hem ter terechtzitting van 14 februari 2017 overgelegde uitdraai van de RDW.
De rechtbank passeert dit verweer.
Zoals blijkt uit de ter terechtzitting van 14 februari 2017 door het OM overgelegde uitdraai van de politie van diezelfde datum reed verdachte rond de datum van de inbraak (10 juni 2014) in een witte Volkswagen Up. Nu een Volkswagen Up qua uiterlijke verschijningsvorm lijkt op een Volkswagen Polo en het in ieder geval ging om een witte, kleinere Volkswagen, speelt het feit dat het om een ander type van hetzelfde merk ging, geen rol van betekenis.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 primair onder a ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de vertrouwelijke communicatie
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 126l, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering het verlengen van de periode voor het plaatsen van opnameapparatuur vraagt om een nieuwe afweging van de officier van justitie en de rechter-commissaris. De machtiging geeft daarvan geen blijk, waardoor de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden. Het gevolg hiervan moet zijn dat alle daarop volgende vertrouwelijke communicatie wordt uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld zij dat uit de jurisprudentie volgt dat een beslissing tot toepassing van een rechtsgevolg als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient te worden genomen en gemotiveerd aan de hand van de factoren die in het tweede lid van het artikel zijn genoemd, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van deze factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer dient door de rechtbank een met redenen omklede beslissing te worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verweer van de raadsman niet aan de eisen die artikel 359a Sv stelt. Nu de raadsman het verweer niet aan de hand van voornoemde factoren heeft gemotiveerd, kan het verweer onbesproken blijven.
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal van aangifte [17]
Ik ben werkzaam bij PPG Coatings Nederland BV, hieronder valt het merk Sigma Coatings.
[bedrijfsnaam 2] , gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] heeft zich medio 2014 bij ons ingeschreven met de bedoeling om verf van ons af te nemen. [bedrijfsnaam 2] heeft vervolgens nooit verf bij ons afgenomen.
Vorige week is ons bedrijf door de politie Midden-Nederland benaderd met de mededeling dat een bedrijf Sigma Coatings verf verkoopt en gebruik maakt van stickers met hetzelfde naam en logo als dat van ons bedrijf genaamd Sigma Coatings. Daarbij werd mij verteld dat er een aantal pallets emmers met daarin verf is aangetroffen met ons logo Sigma Coatings.
U toont mij stickers met daarop “Sigma coatings, Sigma tex Semi-Gloss Hoogwaardige schrobvaste latex muurverf. Peinture latex lessivable haut de gamme. Colour Base L, contents 10L” die aangetroffen is waar de verf emmers stonden.
Ik kan u zeggen dat de getoonde stickers vals zijn en nagemaakt. Zo zie ik dat de kleuren van deze stickers niet overeenkomen met de labels die wij gebruiken. Wel zie ik dat het Sigma logo en het merk overeenkomen met de ons originele tekst. Wij maken geen gebruik van stickers op de emmers, maar printen het gelijk op de emmers verf. [18]
Een geschrift, te weten een uitdraai uit het merkenregister
Uit een uitdraai van het merkenregister d.d. 14 februari 2017 blijkt dat het merk Sigma in de ten laste gelegde periode is in geschreven in dit register en aldus door PPG Coatings Nederland BV gedeponeerd is volgens het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom. [19]
Een geschrift, te weten een brief (met bijlagen) van advocaat Brouwer van Bird&Bird behorende bij het proces-verbaal van aangifte [20]
PPG is houdster van een groot aantal Sigma-merken, waaronder het Gemeenschapswoordmerk SIGMA met registratienummer 000048181 en het Gemeenschapsbeeldmerk zoals hieronder afgebeeld met registratienummer 000050815, allen ingeschreven voor onder meer verven en lakken (klasse 2). [
Afbeelding van het beeldmerk Sigma Coatings] Als rechthebbende op deze merkrechten is PPG exclusief gerechtigd om deze rechten te gebruiken en om derden, die daartoe geen toestemming van PPG hebben gekregen, dit gebruik te verbieden.
Proces-verbaal van bevindingen [21]
Op 4 november 2014 hebben wij, verbalisanten, bij de doorzoeking in perceel [adres] te [vestigingsplaats] een telling gehouden van de daar aangetroffen pallets met emmers, die gevuld waren met een witte vloeistof. De pallet met emmers zijn genummerd van 1 t/m 13.
Opsomming van de aangetroffen verf:
Pallet 3: 78 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Superlatex, 5 liter mat wit.
Pallet 4: 41 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Semi-Gloss, 10 liter base L.
Pallet 5: 41 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigma Pearl-Clean, 10 liter mat wit.
Pallet 7: 78 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Superlatex, 5 liter mat wit.
Pallet 11: 42 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Superlatex, 5 liter mat wit.
Pallet 12: 78 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Superlatex, 5 liter mat wit.
Pallet 13: 78 emmers, voorzien van stickers met als opschrift: Sigma Coatings, Sigmatex Superlatex, 5 liter mat wit.
Proces-verbaal sporenonderzoek met bijlagen [22]
Op 4 november 2014 werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek naar sporen verricht tijdens een doorzoeking van een bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] .
In de bedrijfshal stonden diverse pellets met emmers verf (foto 1 t/m 3). Aan de linkerzijde stonden 7 pellets en aan de rechterzijde 6 pallets. Op de pallets stond een kartonnen doos met opschrift ‘126 X’. [23]
In deze doos zaten losse etiketstickers met opdruk ‘Sigma Coatings, Sigmatex, semi-glos, hoogwaardige schrobvaste latex muurverf’ (foto 4 t/m 6).
De eerste twee pallets aan de rechterzijde niet voorzien waren van etiketten.
Op de pallets ernaast stonden nagenoeg identieke verfemmers echter met een etiket van Sigma Coatings (foto 10 & 11). In de kamer links naast de bar stonden diverse verf emmers op een wagentje (foto 13 t/m 15). Hierbij viel op dat de emmers opnieuw nagenoeg identiek leken, maar dat er 2 verschillende etiketten op de emmers zaten; een van het merk Sigma Coatings en een van het merk Ralston (foto 16). Tevens viel direct op dat onder het sigma Coatings etiket een aftekening zat van een onderliggend etiket. Bij loshalen van het sigma etiket bleek ook een ander etiket te zitten (foto 17 & 18).
Proces-verbaal van verhoor aangever
U toont mij enkele foto’s die door de Forensische Opsporing van de politie Midden-Nederland werden gemaakt van onder andere de bij de doorzoeking aangetroffen emmers met verf. Aan de hand van de door u getoonde foto’s kan ik u verklaren dat de door u bij de doorzoeking aangetroffen emmers met verf niet bij ons zijn geproduceerd. Ik kan dat zien omdat er op de door u aangetroffen emmers een aantal afwijkingen zichtbaar zijn ten opzichte van de door ons geproduceerde emmers met verf.
U toont mij een etiketsticker die door u in beslag werd genomen. De door u getoonde sticker is niet afkomstig van ons bedrijf. [24]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlage d.d. 15 januari 2015
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam 3] gevestigd [adres] te [vestigingsplaats] . [25] Enkele dagen voor 28 augustus 2014 zijn er mannen in mijn zaak geweest.
Een van hen had een schilderszaak of zoiets in Utrecht.
Ze wilden witte verf hebben.
Ik ben gaan rondbellen en toen ik een partij verf had bemachtigd bij [bedrijfsnaam 4] in [vestigingsplaats] hebben ze die bij mij opgehaald.
De verf werd betaald door de grote kale man. Hij heeft mij 12.000,- contant betaald en vervolgens heb ik de rekening die u mij heeft getoond opgemaakt.
De partij verf bestond in ieder geval uit een grote hoeveelheid blanco emmers met verf. In totaal 8000 liter verf. Er zat beslist geen verf tussen met het opschrift Sigma. De verf stond op pallets met folie daar omheen. [26]
Bijlage: factuur d.d. 28 augustus 2014 van [bedrijfsnaam 3] voor [bedrijfsnaam 2] , [adres] te [woonplaats] , 8000 liter à 1,50, € 12.000,-. [27]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen (foto’s) d.d. 2 maart 2015 [28]
De man afgebeeld op foto 1 is de man die het geld betaald heeft voor de partij verf.
De mannen op foto 2 en foto 4 waren samen met de man van foto 1 voor de verf.
Foto1, [verdachte]
Foto 2, [medeverdachte 1] . [29]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
Ik ben algemeen directeur van [bedrijfsnaam 4] . Deze BV heeft een winkel/verkooppunt in [vestigingsplaats] . Het is juist dat ik op of omstreeks 28 augustus 2014 een partij verf heb verkocht aan [getuige 1] te [vestigingsplaats] . Deze partij bestond uit:
- witte emmers verf met een inhoud van 10 liter, die afkomstig waren van de verffabriek Global te Beneden-Leeuwen. Op de deksel van deze emmers stond het woord “superdek” geprint;
- witte emmers verf met een blauwe deksel van het merk Ralston.
Het kan juist zijn dat de partij een hoeveelheid had van 8.000 liter.
De emmers die u mij toonde, maakten inderdaad deel uit van die partij verf. Ik moet er wel bij opmerken dat de stickers van het merk Sigma niet op de emmers geplakt waren toen ik deze aan [getuige 1] verkocht.
De partij werd vervoerd op ongeveer 20 pallets. [30]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] [31]
[medeverdachte 6] verklaart kort gezegd dat hij in opdracht van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] stickers heeft gemaakt met het Sigma logo. [32] Hij kreeg hiervoor bestanden aangeleverd op een usb stick. [33]
De kartonnen doos met opschrift ‘126 X’ komt bij hem, [medeverdachte 6] , vandaan. [34]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3]
Omstreeks juni 2014 kwam die [medeverdachte 5] weer bij mij in de zaak en bood mij verf aan van de merken Sigma en Ralston. [35]
Tapgesprek d.d. 10 september 2014
[verdachte] belt verdachte. [verdachte] zegt dat ze [A] nog moeten bellen over de verf. Verdachte zegt dat ze gestickerd en gedaan zijn. [36]
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] [37]
Mijn bedrijf [bedrijfsnaam 2] is gevestigd op de [adres] te [woonplaats] . [38]
De verf die bij de doorzoeking [adres] werd aangetroffen, was van mij.
Die verf is eigenlijk door mij gekocht bij [getuige 1] in [vestigingsplaats] .
[medeverdachte 7] is met [B] , [verdachte] en [C] daar geweest om die verf te kopen. [39]
Ik ben twee of drie keer bij [getuige 3] geweest samen met [verdachte] . Wij wilden proberen om die Sigma verf aan hem te verkopen. [40]
De stickers met het opschrift Sigma Coatings zijn op de emmers geplakt. Ik heb stickers laten bijmaken voor de emmers waar nog geen sticker opzat.
[medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) zou voor mij kopers voor die verf zoeken. Hij probeerde ook wat te verdienen aan mijn verf. [41]
Ik heb op Ralston verf, stickers over het etiket heen laten plakken van Sigma. Dit liet ik doen omdat Ralston niet werd verkocht, omdat het een onbekend merk is. Ik wilde doen voorkomen dat die verf echte Sigma verf was. Het klopt dat ik daar dan met merkvervalsing bezig ben geweest. [42]
OVC gesprekken [43]
28 augustus 2014, 1912, gesprek tussen verdachte, [B] en [medeverdachte 7] :
[verdachte] : Wij moeten gewoon echt die stickertjes nou laten maken vast eigenlijk hee, het zijn witte emmers hebben we gezien, dus waarom zouden we het niet doen, is beter, verkoopt echt lekker hoor, oh, [naam] .
[B] : O die wat je verleden keer heb gedaan die stickers.
[verdachte] : Ja, tuurlijk, doe je stickers er op (…)
(…)
[B] : Dat is mooi sticker er af en die andere sticker erop.
(…)
[verdachte] : Ja. [44]
3 september 2014, 2691, gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]
(terwijl [medeverdachte 1] eerst een telefoongesprek voert met ene [D] ):
: Ja hallo, ja ik hoor je beter, luister [D] het is latex verf, dekkend één keer dekkend, is van Sigma, ja, (…) kijk je eens effe of jij mensen interesse hebben die voor de latex voor de verkoop, we hebben tienduizend, (…) ja tienduizend liter hebben wij leggen, op dit moment in, ga je het effe rond delen? (..) drie euro liter een ex. Yes maar het is van sig, het is Sigma he. Sigma he (…) emmertje kost gewoon tussen de honderd zeventig euro en de tweehonderd euro he (…)
: (…) En de prijs. Moeten we wel die stickers erop doen, snap je?
(…)
: zo ken je het niet verkopen, als Sigma erop staat dan ken je het verkopen.
[verdachte] : ja dan verkoop je het.
: ik ken niet foto maken ook niks, ik durf geen foto’s te maken, om te laten zien, ja.
(…)
: die andere heb ik wel een foto gemaakt heb ik een emmertje een foto van gegeven
[verdachte] : Gewone dingen joh als er Sigma, als je dat erop hebt is het klaar. [45]
3 september 2014, 2712, gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] :
[verdachte] : (..) ik zei gelijk je moet gewoon die stickers gelijk doen, dan laat je pas mensen zien. Stiekem naar binnen gaan, nou hebben ze lege emmers gezien. Hadden ze niet moeten laten zien.
[medeverdachte 1] : Nee
[verdachte] : Hun zouden die stickers doen en ik zou ze gelijk erop plakken,
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : Voordat iedereen ze gezien had, dus staat voor, dan denkt iedereen gewoon hee dat is echt. Nou denken ze o dus ze hebben weer lopen kloten.
(…)
[medeverdachte 1] : maar nu zijn die stickers er?
(…)
[verdachte] : nee, hij gaat ze, krijgt ze morgen binnen. Onder op. Allemaal plakken, die [E] en die andere gek. Gaan de hele dag zitten alles plakken, er overheen, gaan ze ook over die grijze heen plakken.
(…)
[medeverdachte 1] : dan mag hij wel zijn deur dicht gooien (…)
(…)
[medeverdachte 1] : als die Sigma stickers erop gaan. Snap je?
(…)
[medeverdachte 1] : kom je weer met die copywrite dingen (lacht)
[verdachte] : ja nou (lacht) [46]
15 september 2014, 3885, gesprek tussen verdachte en [F] :
[verdachte] : de verf gaat hard. (…) Ik pak toch 25 euro op een emmer. (…) Dit is toch veel makkelijker dan een baan. [47]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verweren gevoerd door de raadsman
Geen wetenschap
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had van de omstandigheid dat de verfemmers van een ander merk waren dan van Sigma.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit de bovenvermelde gebezigde bewijsmiddelen het tegendeel blijkt.
Geen medeplegen
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] .
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte heeft de verf ingekocht met geld van medeverdachte [medeverdachte 5] . Hij heeft vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte 5] en medeverdachte [medeverdachte 1] deze verf proberen te verkopen en hij was op de hoogte van en bemoeide zich met het plakken van de stickers op de emmers. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een dermate significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde feit en dat hij dusdanig nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] dat sprake is van medeplegen.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3
Verweer van de raadsman strekkende tot uitsluiting van het bewijs
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegevens van de Belastingdienst alsmede alle daaruit voortvloeiende bewijsstukken moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat de aanleiding voor het onderzoek op gegevens is gegrond waarvoor geen machtiging is verstrekt.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verweer van de raadsman niet aan de eisen die artikel 359a Sv stelt. Nu de raadsman het verweer niet aan de hand van de factoren, genoemd in artikel 359aSv heeft gemotiveerd, kan het verweer onbesproken blijven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bewijsmiddelen
De aangifte van Argenta Spaarbank NV
Op 16 april 2012 hebben wij een aanvraag voor een hypothecaire geldlening ontvangen van de heer [verdachte] , geboren [1974] , voor financiering van de [adres] te [woonplaats] . Voor verstrekking van de lening heeft de heer [verdachte] moeten aantonen te beschikken over een bestendig inkomen. De heer [verdachte] heeft opgegeven werkzaam te zijn bij [bedrijf] te [adres] te [vestigingsplaats] voor een jaarsalaris van
€ 39.786,-. Ter verificatie van het inkomen heeft de heer [verdachte] via tussenpersoon Profijt Hypotheken en Service Provider DAK Hypotheken een werkgeversverklaring, salarisspecificatie en aanvullende brief overgelegd. Uit de werkgeversverklaring van 18 april 2012 blijkt dat de heer [verdachte] vanaf 1 februari 2012 werkzaam is als bedrijfsleider bij [bedrijf] . Uit de arbeidsovereenkomst van 17 januari 2012 blijkt een fulltime dienstverband van 38 uur per week. Het bruto maandsalaris bedraagt € 2.850,- per maand. Dit wordt bevestigd door de salarisspecificatie. Mede op basis van deze zekerheid heeft Argenta Spaarbank NV op 1 juni 2012 een hypothecaire geldlening verstrekt. [48]
Overzicht digitale aanvraag met bijlagen [49]
Bij dit overzicht digitale aanvraag d.d. 16 april 2012, dat door verdachte is ondertekend [50] , zit: een offerte van Argenta d.d. 16 april 2012 die door verdachte is ondertekend [51] ; een werkgeversverklaring die op 18 april 2012 is getekend door [G] [52] ; de aanvullende brief van [G] van [bedrijf] dat hij niet beschikt over een firmastempel en ook niet over briefpapier [53] ; de arbeidsovereenkomst d.d. 17 januari 2012 die is ondertekend door [G] en [verdachte] [54] , een salarisspecificatie aan [verdachte] d.d. 30 april 2012 waarop staat dat het loon ad € 1920,- (netto) is betaald op het rekeningnummer [rekeningnummer] [55] .
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] [56]
Waar ken je [G] van?
(…) Sinds begin 2012 ben ik de boekhouder van [G] die een cafetaria was begonnen: [bedrijf] . [57]
[verdachte] ken ik niet.
Ik weet niet wat de relatie tussen [verdachte] en [G] is. In de cafetaria werkte een buurman van [G] , zijn zus en hijzelf. Er werkte niet iemand uit Utrecht.
De naam [verdachte] zegt mij helemaal niets.
De getuige wordt een kopie van de werkgeversverklaring getoond.
Deze werkgeversverklaring komt niet uit mijn loonadministratie. De werkgeversverklaringen die ik opmaakte, zagen er anders uit. Deze verklaring zegt me helemaal niets.
Ik heb deze verklaring niet opgesteld. [58]
De getuige wordt een kopie van de arbeidsovereenkomst getoond.
Dit is ook niet van mij. Ik heb deze arbeidsovereenkomst niet opgemaakt en ik herken het ook niet. De andere medewerkers van [bedrijf] hadden niet eens een arbeidsovereenkomst. (…)
Ik heb deze overeenkomst niet opgesteld.
De getuige wordt een kopie van de salarisspecificatie van april 2012 getoond.
Deze zegt mij ook niets. Ik heb deze niet opgemaakt.
De naam [verdachte] zegt mij niets. Volgens mij heeft hij niet gewerkt bij [bedrijf] .
Als ik de salarisspecificatie zou hebben opgemaakt dan zou hij automatisch zijn aangemeld bij de Belastingdienst. [59]
Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Belastingdienst d.d. 11 april 2014
Uit deze gegevens blijkt dat van [verdachte] geen looninkomsten bekend zijn over de afgelopen 5 jaar (onder andere is gekeken naar de ING betaalrekening [rekeningnummer] ). [60]
Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Belastingdienst d.d. 5 juni 2015
Uit deze gegevens blijkt dat [verdachte] niet voorkomt op de personeelslijst van [bedrijf] gevestigd te [vestigingsplaats] over het jaar 2012. [61]
Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ING Bank NV d.d. 19 mei 2014
Uit deze gegevens blijkt dat er in de periode van oktober 2011 tot en met april 2014 op de bankrekeningen van [verdachte] geen bijschrijvingen van salaris en/of een andere (vaste) inkomstenbron, noch bijschrijvingen van debiteuren plaats hebben gevonden. [62]
Bewijsoverweging
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank acht de verklaring van [G] niet geloofwaardig. Zo verklaart [G] bij de politie dat verdachte drie maanden bij hem in dienst is geweest, maar hij kan niet vertellen wanneer dat is geweest in 2012 en hij weet ook niet voor hoeveel uur per week dat is geweest, terwijl zijn bedrijf een heel beperkte omvang heeft. Verder weet [G] niet waarom er geen salaris van verdachte is terug te vinden terwijl dat salaris volgens hem normaal via de bank werd uitbetaald en snapt hij ook niet waarom verdachte niet bij de Belastingdienst was aangemeld. Bovendien weigert [G] gegevens te verstrekken, zoals de namen van andere medewerkers van zijn bedrijf, op basis waarvan de werkzaamheden van verdachte kunnen worden gecontroleerd.
De raadsman van verdachte heeft nog gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat degene aan wie hij een valse arbeidsovereenkomst en werkgeversverklaring heeft verstrekt, de heer [H ] , op de hoogte was van de valsheid. Hij verwijst daarvoor naar een uitspraak van de Hoge Raad van 13 juli 2010.
De rechtbank verwerpt het verweer. De stelling van de raadsman snijdt geen hout. Het gaat er om dat bij de aanvraag gebruik is gemaakt van valse bescheiden op grond waarvan Argenta een hypothecaire geldlening heeft verstrekt, die zij, als zij op de hoogte was geweest van de valsheid in geschrifte, niet had verstrekt. Dat de aanvraag is ingediend met behulp van een tussenpersoon die mogelijk op de hoogte was van de valsheid van de bescheiden is in geen enkel opzicht relevant.
4.3.4
Ten aanzien van feit 4
Verweer van de raadsman strekkende tot uitsluiting van het bewijs met betrekking tot de [adres]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat al het bewijs dat is verkregen naar aanleiding van de doorzoeking op de [adres] dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat uit het dossier niet blijkt dat een machtiging voor de doorzoeking is afgegeven, zodat de doorzoeking onrechtmatig is.
De rechtbank is van oordeel dat ook dit verweer van de raadsman niet voldoet niet aan de eisen die artikel 359a Sv stelt, zodat de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat.
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2015
Op 4 november 2014 zijn wij, verbalisanten, in de woning aan de [adres] , [woonplaats] binnengetreden voor een doorzoeking ter inbeslagneming.
Tijdens de doorzoeking werd door verbalisant T41 in de woonkamer naast de bank een rood/blauw blikje met daarin 3 vermoedelijk hasj plakken aangetroffen.
Wij hoorden [verdachte] zeggen dat het blikje van zijn vriendin [F] was en dat er in het blikje spulletjes zaten om op te roken. Wij hoorden [F] hierop zeggen dat het haar blikje was maar dat ze de plakken hasj al een jaar geleden had gehad en dat ze niet eens van haar waren. [63]
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 november 2014
Op 10 november 2014 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld en die in beslag was genomen tijdens een onderzoek op het adres [adres] te [woonplaats] .
De partij bestond uit goednummer: PL0900-2014315289-1288832, SIN AAHW7847NL, 266 gram hashish (...)
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden: onderzoek aan SIN AAHW7847NL, de brokken bruine samengeperste substantie werden door ons herkend als hashish, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. Netto hoeveelheid: 266 gram, gedroogd, getest met MMC Cannabis.
Uitslag test: de test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. [64]
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2015
Tijdens de doorzoeking op 4 november 2014 werden in je woning, [adres] te [woonplaats] , drugs, te weten 2 plakken en een brok hasjiesj (totaalgewicht van 266 gram) en 2 zakjes met 0,87 gram hennep aangetroffen.
Dat zat inderdaad allemaal in het blow doosje van [F] .
Ze lagen in een kastje naast de bank in de huiskamer.
Het is een rood/blauw doosje. Een hollandsdoosje.
Verder zat er een cruncher in, een klein dingetje dat de wiet fijn wordt gemaald.
Het was hasj.
Het klopt wat [F] heeft verklaard dat het blikje van haar was en dat ze de drugs een jaar geleden had gekregen. [65]
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 4 november 2014
Op 4 november 2014 werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- Sporttas, liggende in de kast op de logeerkamer, inhoudende een aantal plakken vermoedelijk hash. [66]
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 november 2014
Op 10 november 2014 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld en die in beslag was genomen tijdens een onderzoek op het adres [adres] te [woonplaats] .
De partij bestond uit goednummer: PL0900-2014314638-1287035, SIN AAAQ7359NL, 573 gram hasj.
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden: onderzoek aan SIN AAAQ7359NL, de brokken bruine samengeperste substantie werden door ons herkend als hashish, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. Netto hoeveelheid: 573 gram, gedroogd, getest met MMC Cannabis.
Uitslag test: de test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish [67]
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 april 2015
Op het adres van je ouders hebben we ook drugs aangetroffen. Wat kan je hierover verklaren?
Dat het niet van mijn ouders is.
Zijn de drugs van jou?
Wil ik geen commentaar op geven.
Zo spannend is het niet. Zet maar gewoon op, toen ik net met [F] ging 5/6 jaar geleden. Iemand heeft het mij gegeven. (…) Ik had het weg moeten gooien.
Ik sliep in de logeerkamer toen.
De drugs zat in een zwarte sporttas Benzi met daarin een blauwe Albert Heijn tas. [68]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Verweer van de raadsman: 266 gram hasj van partner
De raadsman heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk 266 gram hasj aanwezig heeft gehad, omdat de hash van zijn partner [F] is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld zij dat voor de vraag of een verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in de Opiumwet, niet doorslaggevend is aan wie die drugs toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden en dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Dat hiervan sprake was, volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat:
1.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 05 juni 2014 te De Meern (gemeente Utrecht),
tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning weg te nemen kannen en zakken (met wit poeder) en een contant geldbedrag
geheel toebehorende aan een ander dan aan die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] en hem,
verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en
die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, op 05 juni 2014 te
Utrecht en te De Meern, door beloften opzettelijk heeft uitgelokt door
- die [medeverdachte 3] te bellen
dan wel te laten bellenen te vragen of die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] geld wilden verdienen en
- aan die [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 4] (elk) een geldbedrag van 10.000,- Euro, in het vooruitzicht te stellen bij een gelukte diefstal van die kannen en die zakken met
poeder en dat contante geldbedrag en
- aan die [medeverdachte 3] de woning waarin die kannen en die zakken (met poeder) en dat contante geldbedrag stonden, aan te wijzen;
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 28 augustus 2014 tot en met 04 november 2014 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
- valse
enwederrechtelijk vervaardigde merken, te weten etiketten
of stickers met het opschrift Sigma coatings met bijbehorend logo van Sigma Coatings in voorraad heeft gehad en
- waren waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst, te weten
(ongeveer) 436 emmers verf, met daarop etiketten met het opschrift Sigma coatings en/of
Sigmatex superlatex met bijbehorend logo van Sigma Coatings
te koop heeft aangeboden en in voorraad heeft gehad;
3.
hij a. op 17 januari 2012 en b. op 18 april 2012
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
a. een arbeidsovereenkomst en b. een werkgeversverklaring - zijnde geschriften d
iebestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
telkens valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij,
verdachte en diens mededader telkens) valselijk
a. op die arbeidsovereenkomst onder andere vermeld:
- [bedrijf] , vertegenwoordigd door [G] als werkgever en hij verdachte
als werknemer en
- de duur van de arbeidsovereenkomst en
- de datum indiensttreding en
- het salaris van EUR 2.850,00 per maand brutoloon en
b. op die werkgeversverklaring onder andere vermeld:
- het bruto jaarsalaris van EUR 34.200,00 en
- de vakantietoeslag van EUR 2.736,00 en
- de vaste eindejaarsuitkering van EUR 2.850,00
- het totale inkomen van EUR 39.786,00 en
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op 04 november 2014 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 266 (tweehonderdenzesenzestig) gram
en alleen opzettelijk aanwezig heeft gehadongeveer 573 (vijfhonderden drieënzeventig) gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair onder A.: uitlokking van een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/verbreking;
Feit 2: medeplegen van het opzettelijk valse of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben en van het opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, te koop aanbieden en in voorraad hebben
Feit 3 primair: medeplegen van valsheid in geschrift
Feit 4: (medeplegen van) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 1 hooguit een taakstraf voor de duur van 80 uren opgelegd kan worden en ten aanzien van feit 4 een geldboete van
€ 500,-, gelijk aan hoogte van de transactie die zijn partner aangeboden heeft gekregen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat rekening moeten worden gehouden met de zeer beperkte rol van verdachte en subsidiair met de omstandigheid dat, zijns inziens, de verlenging van de machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie onrechtmatig is verleend. Voorts heeft de raadsman van verdachte in het algemeen verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een dienstverband heeft en dat hij kort geleden is veroordeeld voor een feit, waarvoor hij overigens langer in voorarrest heeft gezeten dan uiteindelijk aan straf aan hem is opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking door [medeverdachte 2] opdracht te geven om in te breken in een woning en aldaar een hoeveelheid (grondstoffen voor) verdovende middelen, alsmede contant geld weg te nemen. Hiermee heeft hij bewust zichzelf buiten beeld willen plaatsen en anderen voor de klus laten opdraaien, welke klus bovendien, gezien de aanwezige goederen in de woning, niet zonder risico was. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan merkenvervalsing door het in vereniging in voorraad hebben, te koop aanbieden en verkopen van ‘gewone’ verf voor Sigma verf. Hiermee heeft verdachte gehandeld in strijd met het merkenrecht van PPG Coatings Nederland BV en daarmee het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in het beschermde merk. Er is door verdachte misbruik gemaakt van de goede naam van Sigma met als doel snel geld te verdienen. Tevens is door het handelen van verdachte aan bonafide bedrijven die zich wel aan hun verplichtingen houden oneerlijke concurrentie aangedaan. Verdachte heeft enkel gehandeld uit financieel gewin en lijkt de ernst van de situatie niet in te zien.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Aldus handelend heeft verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van drugs. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door drugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2016 waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden ten aanzien van feit 1 primair, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden ten aanzien van feit 2 en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand ten aanzien van feit 3 een passende en geboden reactie vormt. Ten aanzien van feit 4 acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur 2 weken passend, onder meer omdat verdachte eerder ter zake van de Opiumwet is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Immers, tussen de datum van de doorzoeking op 4 november 2014 – zijnde het moment dat verdachte bekend werd met het feit dat tegen hem een strafrechtrechtelijk onderzoek liep – en de datum van het eindvonnis van heden zit ruim twee jaar en vier maanden. De rechtbank zal daarom, in aanmerking genomen de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten, op de overwogen totale gevangenisstraf van 6 maanden en twee weken, 2 weken in mindering brengen, zodat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden resteert.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 14 februari 2017 een beslaglijst overgelegd en gevorderd tot onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen onder 1, 2 en 3 genoemd op de beslaglijst.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal de onder 1, 2 en 3 op de beslaglijst genoemde voorwerp die aan verdachte toebehoren, onttrekken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 4 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, te weten:
  • 1.00 STK drugs, fotocamera met in het hoesje een ponypack
  • 3.00 STK drugs, trommeltje met inhoud en 3 plakken hash
  • 3.00 STK drugs, 3 plakken hash in plastic AH tas

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 45, 47, 57, 63, 225, 310, 311 en 337 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair onder A:uitlokking van een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/verbreking;
Feit 2:medeplegen van het opzettelijk valse of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben en van het opzettelijk waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, te koop aanbieden en in voorraad hebben
Feit 3 primair:medeplegen van valsheid in geschrift
Feit 4:(medeplegen van) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Strafbaarheid
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslissing ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1.00 STK drugs, fotocamera met in het hoesje een ponypack
  • 3.00 STK drugs, trommeltje met inhoud en 3 plakken hash
  • 3.00 STK drugs, 3 plakken hash in plastic AH tas
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A. Bos, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
Primair
A.
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 05 juni 2014 te De Meern
(gemeente Utrecht), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] voorgenomen misdrijf
om, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning weg te
nemen vier, althans een of meer, kan(nen) (met etiket methanol) en/of
tweeëntwintig, althans een of meer, zak(ken) (met wit poeder) en/of een
contant geldbedrag van (ongeveer) 62.000,- Euro
en/of enige goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en hem,
verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed(eren), althans enig goed, onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak/verbreking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 05 juni 2014 te
Utrecht en/of te De Meern, althans in Nederland, door
gift(en)/beloft(en)/misbruik van gezag/bedreiging of misleiding of het
verschaffen van gelegenheid, middelen, inlichtingen opzettelijk heeft
uitgelokt door
- die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] te bellen en/of te vragen of die [medeverdachte 3] en/of
die [medeverdachte 4] geld wilde(n) verdienen en/of
- aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] (elk) een geldbedrag van (ongeveer)
10.000,- Euro, althans een geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen/te
betalen bij een gelukte diefstal van die kan(nen) en/of die zak(ken) met
poeder en/of dat contante geldbedrag en/of die goed(eren) en/of
- aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of diens mededader(s) de woning waarin
dat/die kan(nen) en/of die zak(ken) (met poeder) en/of dat contante geldbedrag
en/of goed(eren) stond(en), aan te wijzen;
OF
B.
hij op of omstreeks 05 juni 2014 te De Meern, (gemeente Utrecht), althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning weg te nemen vier,
althans een of meer, kan(nen) (met etiket methanol) en/of tweeëntwintig,
althans een of meer, zak(ken) met wit poeder en/of een contant geldbedrag van
(ongeveer) 62.000,- Euro, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te
verschaffen en / of die / dat weg te nemen kan(nen) en/of zak(ken) (met wit
poeder) en/of contant(e) geldbedrag, althans enig goed, onder zijn / hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 05 juni 2014 te De Meern,
(gemeente Utrecht), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /
uit een woning weg te nemen vier, althans een, kan(nen) (met etiket methanol)
en/of tweeëntwintig, althans een of meer zak(ken) (met wit poeder) en/of een
contant geldbedrag van (ongeveer 62.000,- Euro, geheel of ten dele
toebehorende aan in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen
en / of die / dat weg te nemen kan(nen) en/of zak(ken) (met wit poeder) en/of
contante geldbedrag onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij het plegen van voornoemd misdrijf hij verdachte op of omstreeks 5 juni
2014 te Utrecht en/of De Meern, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam
is geweest en/of
tot het plegen van voornoemd misdrijf hij verdachte op of omstreeks 5 juni
2014 te Utrecht en/of De Meern, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk
die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] te informeren dat in die woning dat/die
goed(eren) stond(en) en/of dat contante geldbedrag, althans (een)
waardevol(le) goed(eren), lag(en) en/of
de woning -waarin dat/die goed(eren) stond(en) en/of dat geldbedrag lag- aan
te wijzen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 augustus
2014 tot en met 04 november 2014 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
- valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten etiketten
of stickers met het opschrift Sigma en/of Sigma coatings en/of Sigma
superlatex en/of/met bijbehorend logo van Sigma en/of
- waren die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waar een ander recht op heeft, te
weten (ongeveer) 436 emmers verf, althans een groot aantal emmers verf, met
daarop etiketten met het opschrift Sigma en/of Sigma coatings en/of Sigmatex
superlatex en/of/met bijbehorend logo van Sigma Coatings en/of
- waren waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst, te weten
(ongeveer) 436 emmers verf, althans een groot aantal emmers verf, met daarop
etiketten met het opschrift Sigma en/of Sigma coatings en/of
Sigmatex superlatex en/of/met bijbehorend logo van Sigma Coatings
heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop
heeft/hebben aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad
heeft/hebben gehad;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 337 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 337 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij a. op of omstreeks 17 januari 2012 en/of b. op of omstreeks 18 april 2012
te Nieuwegein, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) (respectievelijk)
a. een arbeidsovereenkomst en/of b. een werkgeversverklaring - zijnde (een)
geschrift(en) dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij,
verdachte en/of diens mededader(s) telkens) valselijk
a. op die arbeidsovereenkomst onder andere vermeld:
- [bedrijf] , vertegenwoordigd door [G] als werkgever en hij verdachte
als werknemer en/of
- de duur van de arbeidsovereenkomst en/of
- de datum indiensttreding en/of
- het salaris van EUR 2.850,00 per maand brutoloon en/of
- die arbeidsovereenkomst ondertekend met de handtekening(en) welke de
handtekening(en) van [G] en/of van hem, verdachte, moest voorstellen
en/of
b. op die werkgeversverklaring onder andere vermeld:
- het bruto jaarsalaris van EUR 34.200,00 en/of
- de vakantietoeslag van EUR 2.736,00 en/of
- de vaste eindejaarsuitkering van EUR 2.850,00
- het totale inkomen(sbedrag) van EUR 39.786,00 en/of
- die werkgeversverklaring ondertekend met de handetekening welke de
handtekening van [G] moest voorstellen,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2012 tot en met 24 mei 2012 te
Utrecht en/of Nieuwegein en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) schriftelijke
arbeidsovereenkomst en/of een schriftelijke werkgeversverklaring, - zijnde
(een) geschrift(en) dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande (telkens) dat
gebruikmaken uit het beschikbaar stellen van die arbeidsovereenkomst en/of die
werkgeversverklaring aan [H ] en/of Profijt Hypotheken B.V., althans
een derde, in verband met het aanvragen/verkrijgen van een hypothecaire lening
en bestaande (telkens) die valsheid of vervalsing uit het vermelden
op die arbeidsovereenkomst
- de naam van [bedrijf] , vertegenwoordigd door [G] als werkgever en
de naam van [verdachte] als werknemer en/of
- de duur van de arbeidsovereenkomst en/of
- de datum indiensttreding en/of
- het salaris EUR 2.850,00 per maand brutoloon
en/of op die werkgeversverklaring onder andere
- het bruto jaarsalaris EUR 34.200,00 en/of
- de vakantietoeslag EUR 2.736,00 en/of
- de vaste eindejaarsuitkering EUR 2.850,00
- het totale inkomen(sbedrag) EUR 39.786,00;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 04 november 2014 te Utrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 266 (tweehonderdenzesenzestig) gram en/of ongeveer 573
(vijfhonderdendrieenzeventig) gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier Onderzoek [onderzoek] bevinden, volgens de in dat dossier (bovenin) toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Geschriften, zijnde vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2014, ECLI-nummers: NL:RBMNE:2014:7553; NL:RBMNE:2014:7554 en NL:RBMNE:2014:7555.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6740-6749.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6744.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6745.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6746.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6747.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2014 blz. 6748.
9.Proces-verbaal herkenning [verdachte] d.d. 11 februari 2015 met als bijlage een foto van [verdachte] , blz. 6755-6757
10.Proces-verbaal herkenning [verdachte] d.d. 11 februari 2015, blz. 6756.
11.Proces-verbaal van bevindingen 1 september 2014, blz. 6758-6763.
12.Proces-verbaal van bevindingen 1 september 2014, blz. 6761.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2014, blz. 6769-6771.
14.Tapgesprek, blz. 6782.
15.Rapport, blz. 6786.
16.Tapgesprek, blz. 6793.
17.Proces-verbaal van aangifte van [I] (namens PPG Coatings Europe) met bijlagen d.d. 27 november 2014, blz. 5419-5433.
18.Proces-verbaal van aangifte van [I] (namens PPG Coatings Europe) d.d. 27 november 2014, blz. 5420.
19.Een geschrift, te weten een uitdraai uit het merkenregister d.d. 14 februari 2017, door het OM ter terechtzitting van 14 februari 2017 overgelegd.
20.Een geschrift, te weten een brief (met bijlagen) van advocaat Brouwer van Bird&Bird, opgenomen bij het onder voetnoot 11 genoemde proces-verbaal, blz. 5422-5433.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2014, blz. 5398-5399.
22.Proces-verbaal Sporenonderzoek met bijlagen d.d. 14 november 2014, blz. 5480-5492.
23.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 5480.
24.Proces-verbaal van verhoor aangever [I] d.d. 8 januari 2015, blz. 5471-5473.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlage d.d. 15 januari 2015, blz. 5517-5519.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 5518.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 5519.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen (foto’s) d.d. 2 maart 2015, blz. 5520-5527.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met bijlagen (foto’s) d.d. 2 maart 2015, blz. 5520, 5521 en 5523.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 januari 2015, blz. 5528-5530:
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 16 februari 2015, blz. 5563-5584.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] d.d. 16 februari 2015, blz. 5579.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] , blz. 5571.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] , blz. 5582.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 8 januari 2015 (blz. 5501-5503), blz. 5502.
36.Tapgesprek, blz. 5270.
37.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 5] d.d. 30 maart 2015, blz. 5605-5615.
38.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] , blz. 5606.
39.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] , blz. 5607-5608.
40.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] , blz. 5609.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 5610.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 5614.
43.Proces-verbaal van bevindingen OVC d.d. 17 december 2014 met bijlagen, blz. 5279-5280, proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2014, blz. 5301-5320, proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2014, blz. 5321-5335, proces-verbaal van bevindingen d.d. 5347-5349 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2014, blz. 5350-5369.
44.Blz. 5308-5309.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2014 OVC-gesprek, blz. 5325.
46.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2014 OVC-gesprek, blz. 5334.
47.Blz. 5348.
48.Een geschrift, te weten een aangifte van Argenta Spaarbank NV d.d. 30 april 2015, blz. 8673-8674.
49.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8320-8370.
50.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8322.
51.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8325-8329.
52.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8335.
53.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8336.
54.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8337-8338.
55.Een geschrift, te weten het overzicht digitale aanvraag met bijlagen d.d. 16 april 2012, blz. 8339.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 10 juni 2015, blz. 8680-8683.
57.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 10 juni 2015, blz. 8680.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 10 juni 2015, blz. 8681.
59.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 10 juni 2015, blz. 8682.
60.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens d.d. 11 april 2014, blz. 8372.
61.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens d.d. 5 juni 2015, blz. 8374.
62.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens d.d. 19 mei 2014, blz. 8403-8404.
63.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2015, blz. 7116.
64.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 november 2014, blz. 7117-7118.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2015, blz. 7141.
66.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 4 november 2014, blz. 7148-7149.
67.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 november 2014, blz. 7150-7151.
68.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 april 2015, blz. 7172-7173.