ECLI:NL:RBMNE:2017:1137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
16-652899-16 (P); 16-661629-14 (tul); 99-000637-43 (vordering tot herroeping VI)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door valse hoedanigheid en misbruik van vertrouwen in handelsverkeer

Op 9 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 59-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van oplichting. De verdachte heeft zich in de periode van 15 mei 2016 tot en met 7 november 2016 schuldig gemaakt aan het oplichten van verschillende personen en bedrijven door zich voor te doen als een betrouwbare klant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal zes personen en bedrijven heeft opgelicht, waarbij hij goederen en diensten heeft verkregen zonder deze te betalen. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd gekregen, waarvan 7 maanden voor eerdere veroordelingen die hij nog moest uitzitten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich herhaaldelijk heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor hij de benadeelde partijen heeft bewogen tot de afgifte van goederen en diensten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, maar concludeerde dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16-652899-16 (P); 16-661629-14 (tul); 99-000637-43 (vordering tot herroeping VI)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 maart 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1957] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. Marjanovic, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 15 mei 2016 tot en met 7 november 2016 verschillende personen, bedrijven en ondernemingen heeft bewogen goederen aan hem af te geven door zich voor te doen als een bonafide klant, koper, huurder en/of opdrachtgever.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 10 en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de feiten waarvoor hij is gedagvaard heeft begaan en dat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De verdediging erkent dat verdachte het merendeel van de feitelijke handelingen, zoals omschreven in de tenlastelegging, heeft verricht en dat deze handelingen ertoe hebben geleid dat de aangevers zijn overgegaan tot de afgifte van de goederen of het leveren van een dienst zoals weergegeven in de tenlastelegging. De verdediging betwist echter dat deze handelingen een oplichtingsmiddel opleveren als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, nu de gedragingen van verdachte er, kort gezegd, niet op waren gericht een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen, teneinde daarvan misbruik te (kunnen) maken. Verdachte verkeerde ten tijde van de desbetreffende feitelijke handelingen in de veronderstelling dat hij aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1, 4, 5 en 10 ten laste gelegde
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1, 4, 5 en 10 ten laste gelegde, nu dit naar haar oordeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt dat verdachte contact heeft gelegd met mevrouw [A] , de beheerder van [bedrijfsnaam 2] , voor het huren van een kantoorunit in een pand aan [adres] . Verdachte is ten laste gelegd dat hij [bedrijfsnaam 2] heeft bewogen tot “afgifte van een kantoorunit, in elk geval enig goed”.
Het huren van een kantoorunit is juridisch niet te duiden als de afgifte van enig goed (zie in dit kader ook HR 5 november 2002, NJ 2003/232). In dit geval is slechts de afgifte van “een kantoorunit, dan wel enig ander goed” aan verdachte ten laste gelegd. Het huren van een kantoorunit valt naar het oordeel van de rechtbank (uitsluitend) onder het verlenen van een dienst als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, wat echter niet ten laste is gelegd. Reeds om deze reden dient vrijspraak van dit feit te volgen.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte voor of tijdens het aangaan van deze verplichting heeft gezegd dat hij een bedrijf had en de huur kon opbrengen. Aangeefster heeft verklaard dat haar geloof dat verdachte een bedrijf had en hij de huur kon opbrengen was gestoeld op een notariële akte die verdachte aan haar zou hebben getoond voorafgaand aan het aangaan van de huurovereenkomst. Echter, de door aangeefster overgelegde kopie van de door haar bedoelde notariële akte is gedateerd 8 juli 2016, een datum die is gelegen na sluiting van de huurovereenkomst, te weten 6 juni 2016 (p. 20-22 pv). Ook deze oplichtingshandeling kan derhalve niet worden bewezen. Dat sprake zou zijn van een oplichtingsmiddel als bedoeld in artikel 326, eerste lid, Sr, als gevolg waarvan bij mevrouw [A] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen, kan – op basis van de overgebleven in de tenlastelegging weergegeven oplichtingshandelingen – niet worden bewezen. Ook om die reden dient verdachte van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat geen sprake is geweest van een daadwerkelijke afgifte van enig goed, in casu een ticket naar Kiev, zoals is ten laste gelegd. Uit het dossier blijkt weliswaar dat [bedrijfsnaam 8] ten behoeve van verdachte een optie op een vlucht heeft genomen en dat [bedrijfsnaam 8] ook kosten heeft gemaakt toen deze vlucht geannuleerd moest worden, maar niet is gebleken dat [bedrijfsnaam 8] een ticket heeft verstrekt aan verdachte. De ten laste gelegde afgifte van een goed kan dus niet worden bewezen, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (een voltooide) oplichting.
Ten overvloede wordt overwogen dat de feitelijke handelingen zoals die ten laste zijn gelegd – namelijk een optie nemen op een vliegreis en een overeenkomst daartoe sluiten – geen oplichtingsmiddel opleveren.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
[bedrijfsnaam 9] heeft in haar aangifte verklaard dat zij, op basis van de omstandigheid dat verdachte een printer die hij had besteld, had betaald, verdachte vertrouwde als betalende klant (bonafide koper) en zij vervolgens de bestelling aan hem heeft geleverd (p. 268 pv). Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2892) is het zich enkel voordoen als bonafide koper, zoals ten laste is gelegd, zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gebleken, onvoldoende om te concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde
Uit de aangifte van Bolscher Brug Deijl Notarissen volgt dat zij via e-mail is benaderd door verdachte met het verzoek een besloten vennootschap op te richten voor zijn bedrijf [bedrijfsnaam] (p. 301 pv). Ook hierbij geldt dat de feitelijke handelingen zoals die verdachte in de tenlastelegging worden verweten, namelijk om Bolscher Brug Deijl Notarissen een akte te laten opstellen voor [bedrijfsnaam] en met die declaratie akkoord te gaan, geen oplichtingsmiddel opleveren. Verdachte dient derhalve ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het onder 2, 3, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat onder 2, 3, 6, 7, 8 en 9 ten laste is gelegd. De redengevende feiten en omstandigheden die tot deze conclusie zullen hierna worden weergeven. Allereerst zal de rechtbank de bewijsmiddelen opnemen die voor alle bewezen feiten van belang zijn en vervolgens per feit de bewijsmiddelen die uitsluitend op het betreffende feit zien.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2, 3, 6, 7, 8 en 9
Verdachte heeft, gevraagd naar de reden van oprichten van de vennootschap, enkel verklaard dat dit te maken had met het toch iets willen betekenen in de maatschappij en dat de tweede persoon, die blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel in deze onderneming werkzaam zou zijn, een fictieve persoon is [1] . Verdachte verklaart voorts dat hij nauwelijks in de door hem gehuurde kantoorunit is geweest. De keren dat hij daar wel is geweest, waren dit een paar minuten in de avonduren, omdat ’s avonds de door hem bestelde goederen werden bezorgd [2] . Dat verdachte nauwelijks in de door hem gehuurde kantoorunit is geweest wordt bevestigd door de verhuurster hiervan, die heeft verklaard dat zij verdachte in de periode van 13 juni 2016 tot 1 juli 2016 driemaal heeft gezien in de kantoorunit, telkens te kort om te kunnen werken [3] .
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard:
Ik heb een uitkering van 923 euro per maand en krijg zorgtoeslag. Ik heb een schuld van 35.000 euro bij het CJIB in verband met eerdere zaken, daar hoort ook de zaak uit 2015 bij (
de rechtbank begrijpt: Rb Midden-Nederland 14 juli 2015, 16/661629-14). Ik los die schuld af in maandelijkse termijnen van € 35,-. Dat doe ik al sinds 2010, maar door nieuwe zaken is de schuld al die tijd alleen maar opgelopen. Zoals nu met [bedrijfsnaam] is in het verleden meerdere keren gebeurd. Het lukt mij niet om mij staande te houden in het normale arbeidsproces. [4]
Bewijsmiddelen per feit
Feit 2.
- De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 20 oktober 2016 [5] .
Ik was bezig met het onderzoek naar [bedrijfsnaam] . Tijdens het onderzoek was ik bezig met het inventariseren wie er gedupeerd zou zijn. Een van die personen was [benadeelde 1] van [bedrijfsnaam 4] , gevestigd aan het [adres] Ik ontving een emailbericht van collega [B] met de volgende inhoud:
“Voor mij verscheen [benadeelde 1] , werkzaam voor [bedrijfsnaam 4] . [benadeelde 1] verklaarde het volgende. Op 9 juli 2016 kregen wij van [bedrijfsnaam] een verzoek voor het boeken van tickets voor reizen naar Rusland en Oekraïne voor 1 à 2 keer per maand. Het eerste ticket zou moeten worden geboekt voor 31 juli 2016 naar Kiev met als retourdatum 14 augustus 2016 naar Amsterdam.
Ons bedrijf hanteert de volgende criteria voor nieuwe klanten:
  • Er moet ons een uittreksel gestuurd worden van de Kamer van Koophandel;
  • Er moet een kopie gemaakt worden van de creditcard als betalingsgarantie;
  • De gegevens van de klant welke op het paspoort staan moeten aan ons doorgegeven worden.
Aan bovenstaande criteria werd door [bedrijfsnaam] voldaan.
Eigenaar van [bedrijfsnaam] is: [verdachte] , geboren [1957] .
De tickets werden door ons geboekt op naam van [verdachte] met een totaalbedrag van EUR 735,68. Echter het bedrag werd niet voldaan.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [6]
Het klopt dat ik via Amsterdam Quality Booking een retourreis heb geboekt. Ik heb tickets ontvangen. Daarmee kon ik de heenreis naar Kiev maken. Ik zat in de Oekraïne toen door hen de terugreis is geannuleerd. Van het retourticket kon ik daarom geen gebruik maken.
Feit 3.
- De aangifte van [benadeelde 2] , d.d. 1 oktober 2016 [7]
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam 3] . Op zaterdag 9 juli 2016 ontving ik een bericht van het mailadres info@ [bedrijfsnaam] .nl. In las in dit bericht dat een persoon genaamd [verdachte] een prijsopgaaf bij mij vroeg voor de opening van hun kantoor welke zij gepland hadden op vrijdag 15 juli. Ik las dat hij mij een opgave vroeg voor 30 flessen wijn, 40 wijnglazen en 2 kurkentrekkers.
Ik las dat hij wenste te betalen na levering en dan via een factuur.
Op 13 juli las ik dat hij een iets gewijzigde bestelling bij ons plaatste van 48 flessen wijn, 42 wijnglazen en 3 kurkentrekkers.
Even later ontving ik een mail waarin ik las dat hij in plaats van 42 nog maar 12 glazen wilde ontvangen.
Ik heb vervolgens zelf op donderdag 14 of vrijdag 15 juli de bestelling ter waarde van EUR 725,20 afgeleverd op het opgegeven adres, [adres] . Ik leverde de bestelling persoonlijk aan [verdachte] af.
Ik zag dat bij de ingang van het kantoor op genoemd adres een bordje stond met daarop [bedrijfsnaam] . Ik trof de heer [verdachte] in een nieuw uitziende kantoorruimte. Ik zag dat hij bezig was met het uitpakken van dozen. Alles wees erop dat inderdaad een nieuw bedrijf werd opgestart.
Ik heb de factuur verstuurd en enkele weken later een herinnering verstuurd omdat het verschuldigde bedrag niet werd voldaan.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [8]
Het klopt dat ik correspondentie heb gevoerd met [benadeelde 2] over wisselende aantallen te bestellen wijn, glazen en kurkentrekkers. Hij heeft die wijn bij mij afgeleverd. Die is niet betaald. Ik weet niet waar de wijn is gebleven, ik heb de wijn niet zelf opgedronken.
Feit 6.
- De aangifte van [benadeelde 3] , d.d. 31 oktober 2016 [9]
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam 5] . Op vrijdag 1 juli 2016 ontving ik een e-mailtje van het e-mailadres info@ [bedrijfsnaam] .nl. De persoon gaf aan dat hij voor zijn onlangs gevestigde juridische adviespraktijk een aantal dingen wilde bestellen, zoals een aantal planten en potten. Ik zag geen naam onderaan de mail staan. Ik heb de persoon teruggemaild en een offerte toegestuurd. Op 5 juli 2016 ontving ik van genoemd e-mailadres wederom een e-mail. De man gaf aan dat hij de bestelling van 1 juli 2016 zo spoedig mogelijk wilde ontvangen. Onderaan deze e-mail stond als afzender mr. [verdachte] met bedrijfsgegevens [bedrijfsnaam] , gevestigd aan de [adres] .
Op woensdag 6 juli gaf de heer [verdachte] opnieuw aan dat hij de planten en accessoires wilde bestellen. De heer [verdachte] wilde de bestelling ontvangen op vrijdag 15 juli 2016, voor 12.00 uur. Mijn medewerkster [C] heeft de bestelling afgeleverd. Zij heeft de bestelling persoonlijk overhandigd aan een man die zich voorstelde als de heer [verdachte] . Op maandag 18 juli 2016 hebben wij een factuur verzonden. Wij ontvingen hier geen reactie op. Ook ontvingen wij geen betaling.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [10]
Het klopt dat de potten en planten door de bloemist zijn afgeleverd op de [adres] .
Feit 7.
- De aangifte van [benadeelde 4] , d.d. 24 oktober 2016 [11]
Mijn bedrijf [bedrijfsnaam 6] levert alle dingen die je op een kantoor nodig hebt, van wc-papier tot pennen en papier.
Op 24 mei 2016 kreeg ik een e-mail van [bedrijfsnaam] , geschreven door [verdachte] , met de vraag of ik kantoorartikelen op rekening kon leveren, omdat hij een juridische adviespraktijk ging beginnen in [vestigingsplaats] . Op 25 mei 2016 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte] . Op 26 mei 2016 zag ik dat er een bestelling binnenkwam van in totaal € 775,14. Mijn leverancier heeft deze bestelling op 30 mei 2016 afgeleverd op de [adres] . Ik heb de afspraak met hem dat de eerste factuur binnen 8 dagen betaald zou worden op het rekeningnummer van mijn bedrijf, [bedrijfsnaam 6] .
Op 30 mei kreeg ik nog een bestelling binnen. Op 31 mei zag ik dat ik nog een bestelling binnen kreeg van [verdachte] . Op 1 juni 2016 werd ik gebeld door [verdachte] of ik een rode bureaustoel kon leveren. Ik heb toen een bureaustoel bij de bestelling opgeteld. De bureaustoel is enkele dagen later geleverd.
Ik heb nog een aantal andere bestellingen van hem gehad, maar die zijn niet geleverd.
Ik had ongeveer 3x per week wel contact met hem. Ik hoorde dat hij elke keer andere smoesjes had om niet te betalen. Ik geloofde ongeveer 2 maanden in zijn smoesjes.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [12]
De artikelen van [bedrijfsnaam 6] is hetzelfde verhaal. Die heb ik besteld terwijl ik in een roes zat. Ze zijn afgeleverd.
Feit 8:
- De aangifte van [benadeelde 5] , d.d. 21 oktober 2016 [13] ;
Ik werd midden mei 2016 telefonisch benaderd door [verdachte] , geboren [1957] . Ik ben zelfstandig ondernemer en ben eigenaar van [benadeelde 5] . Dit is een online marketing en design bedrijf. De heer [verdachte] vertelde mij dat hij mij via Google had gevonden en dat hij voor zijn juridisch adviesbureau een website wilde. Hij wilde dat ik de website ging ontwikkelen.
Ik heb de heer [verdachte] op 24 mei 2016 persoonlijk ontmoet. We hebben de plannen voor de website besproken. We hebben het gehad over het logo voor het bedrijf, over het briefpapier, samengevat het ontwikkelen van een huisstijl. Alles wat voor een bedrijf ontworpen kan worden, moest ik voor hem ontwikkelen.
Ik heb alles waarvoor de heer [verdachte] opdracht heeft gegeven, uitgewerkt. Ik ben begonnen met het maken van een huisstijl. Het ontwerpen van de website heb ik later gestart.
Ik heb de heer [verdachte] een offerte gestuurd en de heer [verdachte] heeft de e-mail met akkoord bevestigd.
Ik ben vervolgens aan de slag gegaan voor de heer [verdachte] .
Ik had voor de heer [verdachte] stickers met het logo van zijn bedrijf laten printen. Deze heb ik op de [adres] voor de deur, afgeleverd. De factuur van de stickers heeft hij naar mij overgemaakt.
Toen ik alle opdrachten had volbracht, heb ik de heer [verdachte] een factuur van het ontwikkelen van de huisstijl gestuurd. De betaling bleef uit.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [14]
Het klopt dat ik met [benadeelde 5] uitgebreid heb gecorrespondeerd. Zij heeft werk verricht. Alles klopt, behalve dat de website is opgeleverd. Dat ik niet gebeurd. [benadeelde 5] wilde dat ik teksten zou aanleveren voor de website, omdat zij het ontwerp zo goed als klaar had. Ik heb het ontwerp zelf nooit gezien. Ik heb ook geen teksten aangeleverd, daar was ik helemaal niet mee bezig.
Feit 9:
- De aangifte van [benadeelde 6] , d.d. 28 oktober 2016 [15]
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam 7] Op 20 juni 2016 werd ik voor het eerst benaderd door [verdachte] , [adres] . Ik ontving een e-mail vanaf adres info@ [bedrijfsnaam] .nl met verzoek om een offerte te maken voor bedrukte paperclips. Dit verzoek is in behandeling genomen en de goederen zijn geleverd op adres [adres] .
Vervolgens ontving ik op diverse dagen meerdere opdrachten om diverse goederen te bedrukken en te leveren op bovenstaand adres. De bedrukte goederen zijn onder andere: rolup banners, kop en schotels, pennen en aanstekers, diverse stickers, tasjes, lanyard, ringbanden, visitekaartjes, offertemappen, sleutelhangers en schrijfblokken.
Het totaalbedrag van deze geleverde goederen bedraagt € 7.846,57.
Mijn zonen [D] en [E] zijn in mijn bedrijf werkzaam en hebben contact met de heer [verdachte] gehad.
De heer [verdachte] heeft hen verteld dat hij een startende ondernemer was. Hij was 30 jaar in loondienst geweest en had nu met een collega een bedrijf gestart. Hij zou een seminar geven, daar had hij promotiemateriaal voor nodig.
Daardoor was er geen argwaan omtrent de bestellingen van de goederen.
Vanaf 8 juli 2016 zijn er diverse facturen verzonden, maar deze zijn tot op heden niet voldaan.
- De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017 [16]
Ik blijf bij mijn verklaring die ik bij de politie heb afgelegd. De goederen van [bedrijfsnaam 7] heb ik besteld en die zijn door hen geleverd, volgens mij aan de [adres] .
Bewijsoverweging
Op basis van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte in de onderhavige zaken telkens een valse hoedanigheid heeft aangenomen door zich voor te doen als eigenaar van [bedrijfsnaam] B.V. en daarbij goederen of diensten te bestellen voor of in verband met (de opening van) zijn kantoor. Verdachte heeft dit bedrijf weliswaar daadwerkelijk notarieel opgericht, maar de onjuiste voorstelling van zaken is er in dit geval in gelegen dat de goederen of diensten nimmer bestemd waren voor het juridisch advieskantoor. Verdachte had namelijk niet de intentie om daadwerkelijk een bedrijf te exploiteren; hij leefde naar eigen zeggen in een fantasiewereld. Dat dit daadwerkelijk zo is, heeft verdachte echter niet aannemelijk kunnen maken. In het omtrent verdachte opgemaakte psychiatrisch rapport (psychiatrisch onderzoek pro justitia door drs. M.R. Weeda, 30 januari 2017) is opgetekend dat het zeer onwaarschijnlijk dat verdachte tijdens zijn delictgedrag overtuigd is van de legitimiteit van zijn handelen en wendt hij een gestoorde realiteitszin voor (p. 24 rapport). Bovendien beschikte verdachte op het moment van bestellen over onvoldoende financiële middelen om betaling van de bestelde goederen (tijdig) te voldoen. Desondanks heeft verdachte herhaaldelijk goederen besteld en laten afleveren. Daarbij heeft hij door het vermelden van een bedrijfsnaam bewerkstelligd dat betaling niet op het moment van de bestelling of levering, maar (achteraf) middels een factuur kon worden voldaan. Aldus heeft verdachte stelselmatig misbruik gemaakt van een in het handelsverkeer gebruikelijke mogelijkheid om betaling te voldoen na het moment van levering (Gerechtshof Amsterdam 21 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9049). Naar het oordeel van de rechtbank maakte deze valse hoedanigheid van verdachte dan ook dat de goederen of diensten door de benadeelde bedrijven werden afgegeven.
Specifieke bewijsoverweging ten aanzien van feit 8
[benadeelde 5] heeft diensten verleend aan verdachte en geen goederen afgegeven, althans geen goederen waarvoor betaling is uitgebleven. Anders dan ten aanzien van feit 1 zal de rechtbank dit feit wel bewezen verklaren. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat het verlenen van diensten – en niet de afgifte van goederen – is beoogd ten laste te leggen, nu in de tenlastelegging naast “afgifte van goederen” tevens expliciet is opgenomen dat verdachte [benadeelde 5] “heeft bewogen tot het verlenen van allerhande diensten”.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
2.
op 9 juli 2016 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam 4] heeft bewogen tot de afgifte van tickets, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij tickets voor reizen naar Rusland en Oekraïne wilde boeken en
- daarbij gezegd dat dit voor Juridische Adviespraktijk [bedrijfsnaam] was en
- aan de overige door [bedrijfsnaam 4] gevraagde eisen voldaan en
- een koopbedrag overeengekomen,
en zich aldus heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 4]
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
in de periode van 9 juli 2016 tot en met 20 september 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam 3] heeft bewogen tot de afgifte van flessen wijn en wijnglazen en kurkentrekkers, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een prijsopgave voor de opening van een kantoor gevraagd en
- medegedeeld dat dit kantoor [bedrijfsnaam] BV was en
- gesproken over hoeveelheden wijn en glazen en kurkentrekkers en
- een bestelling geplaatst en vervolgens in ontvangst genomen
en zich aldus als bonafide koper heeft voorgedaan, waardoor [bedrijfsnaam 3] werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 oktober 2016 te Amersfoort, met
het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam 5] heeft bewogen tot de afgifte van planten en potten, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij planten en potten wilde bestellen en
- daarbij gezegd dat het voor zijn juridische adviespraktijk was en
- een offerte toegestuurd gekregen en
- een overeenkomst aangegaan en
- een datum van levering overeengekomen, te weten 15 juli 2016, en
- die goederen vervolgens in ontvangst genomen,
en zich aldus als bonafide koper heeft voorgedaan gezegd dat, waardoor [bedrijfsnaam 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
in de periode van 24 mei 2016 tot en met 24 oktober 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam 6] heeft bewogen tot de afgifte van diverse kantoorartikelen en een bureaustoel, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de
waarheid
- telkens een e-mail gestuurd en daarin verzocht tot het leveren van kantoorartikelen en een bureaustoel op rekening en
- daarbij te kennen gegeven dat het voor zijn juridische adviespraktijk was en
- vervolgens deze goederen besteld
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8.
in de periode van 15 mei 2016 tot en met 21 oktober 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [benadeelde 5] heeft bewogen tot het verlenen van allerhande diensten met betrekking tot een (te ontwerpen) huisstijl van een bedrijf, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- [benadeelde 5] te kennen gegeven dat hij een website wilde - en [benadeelde 5] verzocht deze te ontwikkelen
- en te kennen gegeven dat dit voor zijn juridisch adviesbureau was en
- gesproken over de plannen voor de website en de benodigdheden voor de start
van zijn bedrijf en
- een offerte opgevraagd en
- deze per e-mail met akkoord bevestigd
en zich aldus heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor [benadeelde 5] werd bewogen tot bovenomschreven verlening van diensten;
9.
in de periode van 20 juni 2016 tot en met 31 oktober 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijfsnaam 7] heeft bewogen tot de afgifte van (bedrukte) paperclips en rolup banners en kop en schotels en pennen en aanstekers en stickers en tasjes en lanyard en ringbanden en visitekaartjes en offertemappen en sleutelhangers en schrijfblokken, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een offerte opgevraagd voor bedrukte paperclips en
- vervolgens verzocht om overige bovengenoemde goederen te bedrukken en te leveren en
- gezegd dat deze goederen diende als promotiemateriaal voor een te geven seminar van zijn startende onderneming en
- er (daardoor) (vervolgens) een overeenkomst tot stand kwam
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 7] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feiten 2, 3, 6, 7, 8 en 9:telkens: oplichting.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door drs. M.R. Weeda, psychiater, die op 30 januari 2017 een rapport heeft uitgebracht en M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, die op 13 februari 2017 een rapport heeft uitgebracht.
De psychiater rapporteert dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde sprake was van een gemengde persoonlijkheidsstoornis, een nagebootste stoornis en simulatie. De persoonlijkheidsstoornis draagt bij aan verdachtes grote behoefte aan zorg en aandacht, zijn onvermogen om met negatieve emoties, eenzaamheid en gevoelens van falen om te gaan en zijn neiging om de werkelijkheid te verloochenen en te vervallen in een fantasiewereld. De nagebootste stoornis speelt meer direct een rol in de neiging van verdachte om de waarheid te verdraaien, te liegen en een parallelle werkelijkheid te creëren, te weten de pseudologia fantastica. De aandacht en zorg die verdachte vervolgens naar aanleiding van zijn delictgedrag krijgt is (zij het deels onbewust) onderdeel van het doel van het delictgedrag. De psycholoog rapporteert dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, antisociale, narcistische en borderline trekken en een verstandelijke ontwikkelingsstoornis op licht verstandelijk beperkt niveau.
Beide deskundigen concluderen dat de aspecten van de persoonlijkheidsstoornis, die de delictanalyse vormen, zeer waarschijnlijk opnieuw zullen leiden tot delictgedrag.
Beide deskundigen zien een verband tussen de aanwezige persoonlijkheidsstoornis bij verdachte en de ten laste gelegde feiten. De problemen die het gevolg zijn van het delictgedrag, de aanhouding, strafrechtelijke vervolging en gedragsdeskundige onderzoeken en behandeling zijn in feite onderdeel van het doel dat betrokkene lijkt te willen bereiken. Verdachte wordt daarin gedreven door zijn uit de persoonlijkheidsstoornis voortkomende behoefte aan aandacht en bijzondere zorg. Deze drijfveer bestaat aldus naast verdachtes neiging om zichzelf in periodes van zijn delictgedrag tijdelijke groter, succesvoller, machtiger en rijker voor te doen dan hij in werkelijkheid is. Bovendien lijken de contacten met hulpverleners dan wel justitiemedewerkers hem de ontbeerde (maar wel gewenste) sociale interactie op te leveren. Beide deskundigen stellen zich op het standpunt dat van ontoerekeningsvatbaarheid geen sprake is; betrokkene is zich op het moment van zijn delictgedrag tenminste op momenten bewust van zijn gedrag, de mogelijke consequenties daarvan en het leed dat hij anderen berokkent. Nu het delictgedrag echter sterk samenhangt met de persoonlijkheidsproblematiek en de nagebootste stoornis adviseren de deskundige verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen in verminderde mate toe te rekenen.
Beide deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de hiervoor vermelde conclusies van de deskundigen over en concludeert op basis hiervan dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, gezien de problematiek van verdachte en de vaststelling dat het delict gedrag voortkomt uit die problematiek, verdachte zonder passende behandeling mogelijk terug zal vallen in delictgedrag. De verdediging acht een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf passend met als bijzondere voorwaarde klinische opname in een kliniek, zoals voorgesteld door psycholoog Van Wilgenburg.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Opnieuw heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere, omvangrijke oplichtingen. Hij heeft hierbij opnieuw misbruik gemaakt van het door die personen in hem gestelde vertrouwen in het (tijdig) voldoen van de rekeningen. Zulk vertrouwen is essentieel voor een goed verloop van het handelsverkeer. De financiële schade die hij heeft toegebracht is groot.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank acht geslagen op voornoemde Pro Justitia-rapportages. Qua mogelijke interventies teneinde een gedragsverandering te kunnen realiseren overweegt de psychiater dat vanwege de duidelijke relatie tussen de vastgestelde psychopathologie en het delictgedrag dit normaal gesproken zou leiden tot een behandel- en interventieadvies met als doel het verkleinen van het recidiverisico. Echter, met betrekking tot de beïnvloedingsmogelijkheden kan in het geval van verdachte worden gesproken van een patstelling. Verdachte is immers beperkt bereid en in staat gebleken om zich te conformeren aan enige behandeling die wellicht tot een kleiner risico zou kunnen leiden. De onderzoeken en behandeling die betrokkene ten gevolge van zijn herhaalde delictgedrag ondergaat werken in die zin aldus paradoxaal genoeg bekrachtigend in plaats van risicoreducerend. Inhoudelijk zou de door verdachte zelf geopperde schematherapie wellicht een laatste behandelmogelijkheid zijn. Echter deze behandeling valt of staat bij de motivatie en inzet van de betrokken patiënt, zal per definitie van lange duur zijn en vermoedelijk in ogen van betrokkene onvoldoende intensief (want niet klinisch), biedt zeker geen perspectief op het volledig resultaat en de kans dat betrokkene de behandeling zal verdragen en volhouden moet worden ingeschat als klein. Immers verdachte is geneigd zich aan zorg en begeleiding te onttrekken uit onvrede en eigengereidheid dan wel uit de behoefte aan (meer) aandacht. Een behandeling of begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden wordt niet zinvol dan wel niet haalbaar of mogelijk geacht.
Ook de psycholoog acht een behandeling zeer lastig, dan wel onmogelijk, gelet op verdachtes neiging tot externaliseren, de lacunaire gewetensfunctie, het onvermogen om van negatieve ervaringen te leren en de emotionele, sociale en cognitieve problemen. Voor een vorm van behandeling is gezien de aard van de problematiek enige mate van persisterende lijdensdruk en inzet van verdachte nodig. De psycholoog overweegt dat het, gezien de aanwezig beperkingen, het voor verdachte niet mogelijk is om zelf behandeling te regelen. In feite is er dus sprake van een impasse. Indien de rechtbank besluit een vorm van behandeling of begeleiding op te leggen, verdient plaatsing in een instelling met expertise in cognitieve en sociaal-emotionele beperkingen, waarbij de behandeling plaatsvindt door een (klinisch) psycholoog of gedragstherapeut, de voorkeur, aldus de psycholoog. De kans dat dit succes oplevert in de zin van recidivepreventie wordt als erg laag ingeschat.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het horen van de deskundigen omtrent het door hen uitgebrachte advies, zoals door de verdediging is verzocht. De rechtbank is van oordeel dat door de deskundigen voldoende inzichtelijk is gemaakt op grond waarvan zij tot hun conclusie en advies zijn gekomen. Voor wat het betreft het door de verdediging aangevoerde belang van behandeling van verdachte overweegt de rechtbank dat gebleken is dat gedurende dertig jaar reeds vele pogingen tot onderzoek en behandeling van verdachte zijn gedaan, maar dat dit niet heeft geleid tot het inperken van het recidiverisico. De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen de psychiater en de psycholoog hieromtrent hebben gerapporteerd, geen aanleiding thans een dergelijke weg te bewandelen. Met name niet, omdat, zoals de psychiater het heeft verwoord onderzoek en behandeling die betrokkene ondergaat vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis paradoxaal genoeg bekrachtigend in plaats van risico reducerend werken. Verdachte heeft immers een uit zijn stoornis voortkomende behoefte aan aandacht en bijzondere zorg. Door delicten te plegen en stoornissen voor te wenden verkrijgt verdachte die aandacht en zorg. Een behandeling kan slechts succesvol zijn als verdachte daarvoor intrinsiek is gemotiveerd en de behandeling geheel vrijwillig plaatsvindt. Verdachte moet – zo hij behandeling wil – daartoe zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen en dat is in een strafrechtelijk kader per definitie onmogelijk.
Bij de beoordeling betrekt de rechtbank ook het over verdachte opgemaakte rapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering van 20 februari 2017 en de toelichting die daarop op de terechtzitting door mevrouw [F] is gegeven. Hieruit volgt dat de reclassering van oordeel is dat de ervaringen met verdachte in reclasseringstrajecten in het verleden leren dat er vanuit het inzetten van hulpverlening, op welke manier dan ook, tot dusver geen recidivebeperkend effect is uitgegaan en dat de verwachtingen hieromtrent voor de toekomst ook somber zijn. Het opleggen van een gevangenisstraf aan verdachte, zonder verplichte behandeling of andere bijzondere voorwaarden, wordt vanuit de reclassering als beste methodiek gezien.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd straf, nu de rechtbank tot een lager aantal bewezen verklaarde feiten komt dan de officier van justitie.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De eis van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, met uitzondering van de immateriële vordering van [benadeelde 5] (feit 8). Deze immateriële vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00, in het overige deel dient [benadeelde 5] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat, aangezien aan verdachte door mevrouw [A] op een gegeven moment de toegang tot de kantoorunit is ontzegd en in die periode een inbraak in – onder meer – de door verdachte gehuurde kantoorunit heeft plaatsgehad, het voor verdachte niet mogelijk is om te achterhalen welke goederen uit de kantoorunit zijn ontvreemd. Mogelijk zijn (een aantal) goederen aan (een aantal van) de benadeelde partijen geretourneerd. Derhalve kan de hoogte van de door de benadeelde partijen gestelde schade niet worden vastgesteld. Verzocht wordt hieromtrent mevrouw [A] en de heer [benadeelde 2] als getuigen te doen horen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier is gebleken dat de politie nader onderzoek heeft verricht naar de vraag of de benadeelden (een deel van) hun geleverde goederen of diensten van verdachte terug hebben gekregen. Door alle benadeelden is hierop een duidelijk antwoord gegeven. Nadere bewijslevering in de vorm van het horen van de getuigen [A] en [benadeelde 2] acht de rechtbank om die reden dan ook niet nodig. Het verzoek om hieromtrent mevrouw [A] en de heer [benadeelde 2] als getuige te doen horen, wordt dan ook afgewezen. De rechtbank merkt verder nog op dat, mocht het voorts zo zijn dat goederen van benadeelde partijen uit de kantoorunit die door verdachte is gehuurd zijn ontvreemd, zulks in ieder geval niet voor rekening en risico van de benadeelde partijen dient te komen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vorderingen geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal de vorderingen achtereenvolgens bespreken.
[bedrijfsnaam 3] (feit 3)
De heer [benadeelde 2] heeft namens de benadeelde [bedrijfsnaam 3] een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 785,10, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [bedrijfsnaam 3] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 785,10 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bedrijfsnaam 3] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[bedrijfsnaam 8] (feit 4)
Mevrouw [benadeelde 7] heeft namens de benadeelde [bedrijfsnaam 8] een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 389,65, bestaande uit materiële schade.
Verdachte is vrijgesproken van feit 4. De rechtbank zal om die reden [bedrijfsnaam 8] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. [bedrijfsnaam 8] kan deze vordering bij de burgerlijke rechter aanbrangen.
[bedrijfsnaam 6] (feit 7)
De heer [benadeelde 4] heeft namens de benadeelde [bedrijfsnaam 6] een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 1.226,07, bestaande uit materiële schade. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij haar vordering verhoogd met een bedrag van € 645,00 tot een bedrag van in totaal € 1.871,07. Het bedrag van € 645,00 bestaat uit € 45,00 deurwaarderskosten en € 600,00 vergoeding voor arbeid (10 uren x € 60,00). De benadeelde partij heeft ter terechtzitting toegelicht dat deze kosten, welke door de benadeelde partij reeds in het verzoek tot schadevergoeding waren vermeld, maar (nog) niet gevorderd, zien op kosten/ tijdbesteding die de benadeelde partij heeft gemaakt ter onderbouwing en incasso van haar vordering in het licht van deze procedure.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [bedrijfsnaam 6] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen geachte feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade van € 1.226,07 kan worden toegewezen. De gevorderde vergoeding van (proces)kosten van in totaal een bedrag van € 645,00 zal voor een gedeelte van € 600,00 worden afgewezen. Feitelijk gaat het hier om buitengerechtelijke incassokosten. Ten aanzien van die kosten moet de benadeelde aantonen dat het redelijke kosten betreft, die in redelijkheid zijn gemaakt. Dit deel van de kosten is door de verdediging weersproken en de benadeelde niet kunnen aantonen dat de kosten de voornoemde redelijkheidstoets kunnen doorstaan. De incassonota van € 45,00 zal wel worden toegewezen. De vordering kan dan ook tot een totaalbedrag van € 1271,07 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bedrijfsnaam 6] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[benadeelde 5] (feit 8)
Mevrouw [benadeelde 5] heeft namens de benadeelde [benadeelde 5] een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 3.291,20 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade. Het bedrag aan materiële schade is als volgt opgebouwd:
  • € 272,25: factuur d.d. 29 juni 2016; ontwerp logo en sjablonen;
  • € 1.781,20: factuur d.d. 12 juli 2016: diverse ontwerpen (briefpapier, visitekaartjes envelop, etc);
  • € 90,75: factuur d.d. 17 juli 2016: ontwerp sjabloon;
  • € 1.210,00: factuur d.d. 8 augustus 2016: ontwerp en ontwikkeling website.
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen toewijzing van de laatste post, stellende, kort gezegd, dat deze onvoldoende is onderbouwd, omdat niet is gebleken dat de website is opgeleverd en verdachte het eindproduct van de te ontwikkelen website (nog) niet heeft gezien. Verzocht wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in dit deel van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [benadeelde 5] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging wordt niet gevolgd in haar verweer ten aanzien van de laatste post. Gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat eerst betaald moest worden bij oplevering van een eindproduct. Niet betwist is dat de benadeelde partij werkzaamheden (in het kader van een overeenkomst van opdracht) ten behoeve van het ontwikkelen en ontwerpen van een website voor verdachte heeft verricht en dat deze werkzaamheden een post van in totaal € 1.210,00 vertegenwoordigen. De rechtbank waardeert de geleden materiële schade op € 3.291,20. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
De beoordeling van de gevorderde immateriële schade levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde 5] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[bedrijfsnaam 7] (feit 9)
De heer J. [bedrijfsnaam 7] heeft namens de benadeelde [bedrijfsnaam 7] een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 7.846,77, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [bedrijfsnaam 7] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank volgt de
verdediging niet in haar standpunt dat deze vordering dient te worden afgewezen, bij gebrek aan onderbouwing hiervan. Door de benadeelde partij zijn ten behoeve van haar aangifte en onderbouwing van de door haar geleden schade meerdere kopieën van facturen en de uitgebreide correspondentie tussen beiden met betrekking tot de door verdachte gedane bestellingen overgelegd, welke zijn opgenomen in het proces-verbaal onder de pagina’s 137 tot en met 219. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 7.846,77. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bedrijfsnaam 7] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10. Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-nummer 99-000637-43)
10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen voor een periode van 210 dagen, nu verdachte binnen zijn proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen. De raadsvrouwe heeft daartoe primair gesteld dat veroordeelde gelet op de door haar bepleite vrijspraak geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsvrouwe betoogd dat het delictgedrag voortkomt uit zeer hardnekkige en complexe problematiek. Deze dient te worden behandeld. Alleen met passende behandeling en huisvesting voor veroordeelde kan het recidivegevaar worden teruggebracht. Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zou dit doorkruisen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 14 juli 2015 (parketnummer 16-661629-14) is verdachte - ten aanzien van de feiten 1 tot en met 9 – veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafvordering. De voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend per 14 februari 2016. Daarbij is als algemene voorwaarde opgelegd dat hij zich niet schuldig maakt aan het plegen van een strafbaar feit gedurende een proeftijd van 210 dagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen, te weten 210 dagen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 15g, 15j, 24c, 36f, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder
1, 4, 5 en 10ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 2, 3, 6, 7, 8 en 9:telkens: oplichting.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
[bedrijfsnaam 3]
Wijst de vordering van toe tot € 785,10 (zegge: zevenhonderdvijfentachtig euro en tien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2016 tot aan dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijfsnaam 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijfsnaam 3] aan de Staat
€ 785,10 (zegge: zevenhonderdvijfentachtig euro en tien eurocent te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
15 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[bedrijfsnaam 8]
Verklaart niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank veroordeelt [bedrijfsnaam 8] in de kosten, aan de zijde van verdachte begroot op nihil.
[bedrijfsnaam 6]
Wijst de vordering van toe tot € 1.271,07 (zegge: duizendtweehonderdeenenzeventig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2016 tot aan dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijfsnaam 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijfsnaam 6] aan de Staat € 1.271,07 (zegge: duizendtweehonderdeenenzeventig euro en zeven eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[benadeelde 5]
Wijst de vordering van toe tot € 3.291,20 (zegge: drieduizendtweehonderdeenennegentig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2016 tot aan dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat
€ 3.291,20 (zegge: drieduizendtweehonderdeenennegentig euro en twintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
65 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[bedrijfsnaam 7]
Wijst de vordering van toe tot € 7.846,77 (zegge: zevenduizendachthonderdzesenveertig euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juni 2016 tot aan dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijfsnaam 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijfsnaam 7] aan de Staat € 7.846,77 (zegge: zevenduizendachthonderdzesenveertig euro en zevenenzeventig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
156 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering herroeping voorwaardelijke veroordeling
Wijst de vordering van de officier van justitie onder nummer 99-000637-43 toe;
Gelast dat het deel van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten
210 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en
J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van I.W.H.M. Verheijen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2017.
Mr. Spee is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2016 tot en met 31 mei 2016 te
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om
zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of
meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijfsnaam 2] heeft bewogen tot de afgifte van een
kantoorunit, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of
listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij een kantoorunit wilde huren en/of
- ( daarbij) een akte van Bolscher Brug Deijl Notarissen getoond en/of
- gezegd dat hij een bedrijf had en de huur op kon brengen en/of
- daarbij een (huur)contract getekend
en zich aldus als bonafide huurder voorgedaan, waardoor Het Netwerkkantoor
Amersfoort werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2016 te Amersfoort en/of Amsterdam, althans in het
arrondissement Midden-Nederland en/of Amsterdam, met het oogmerk om zich en /
of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer)
listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijfsnaam 4] heeft bewogen tot de afgifte van één of meer
ticket(s), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en /
of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij tickets voor reizen naar Rusland en/of Oekraïne wilde boeken
en/of
- ( daarbij) gezegd dat dit voor [bedrijfsnaam] was en/of
- aan de overige door [bedrijfsnaam 4] gevraagde eisen voldaan en/of
- een koopbedrag overeengekomen is
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 4]
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in of omstreeks van 9 juli 2016 tot en met 20 september 2016 te Amersfoort,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om
zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of
meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijfsnaam 3] heeft bewogen tot de afgifte van 30, in elk geval één of
meer, flessen wijn en/of 40, in elk geval één of meer, wijnglazen en/of twee,
in elk geval één, kurkentrekker(s) , in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een prijsopgave voor de opening van een kantoor gevraagd en/of
- medegedeeld dat dit kantoor [bedrijfsnaam] BV was en/of
- gesproken over hoeveelheden wijn en glazen en kurkentrekkers en/of
- een bestelling geplaatst en/of (vervolgens) in ontvangst genomen en zich
aldus als bonafide koper heeft voorgedaan, waardoor [bedrijfsnaam 3] werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2016 tot en met 26 oktober 2016
te De Bilt en/of Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en /
of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel
van verdichtsels, [bedrijfsnaam 8] heeft bewogen tot de afgifte van een ticket (naar
Kiev), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en /
of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- een verzoek tot aankoop van een ticket naar Kiev gedaan en/of
- een optie genomen op een vlucht naar Kiev (te weten: een vlucht van 16 juli
2016 vanaf Amsterdam) en/of
- ( vervolgens) een overeenkomst gesloten (door deze overeenkomst te
ondertekenen)
en zich aldus als bonafide koper voorgedaan, waardoor [bedrijfsnaam 8] werd bewogen
tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2016 tot en met 7 november 2016 te
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en / of door een (of
meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijfsnaam 9] heeft bewogen tot de afgifte van een printer en/of diverse
kantoorartikelen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- [bedrijfsnaam 9] benaderd voor (het leveren van) diverse kantoorartikelen en/of
een printer (ten behoeve van zijn praktijk) en/of
- gevraagd of de betaling na levering kon plaatsvinden en/of
- ( na betaling van de printer) meermalen nieuwe bestellingen geplaatst (die
hij, als overeengekomen met [bedrijfsnaam 9] , na levering zou betalen)
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 9] werd
bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 oktober 2016 te
Leusden en/of Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met
het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en /
of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel
van verdichtsels, [bedrijfsnaam 5] heeft bewogen tot de afgifte
van planten en potten, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of
listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij planten en potten wilde bestellen en/of
- daarbij gezegd dat het voor zijn juridische adviespraktijk was en/of
- een offerte toegestuurd gekregen en/of
- ( kennelijk) een overeenkomst is aangegaan en/of
- een datum van levering is overeengekomen (te weten: 15 juli 2016) en/of
- die goederen vervolgens in ontvangst genomen
en zich aldus als bonafide koper heeft voorgedaan gezegd dat, waardoor
[bedrijfsnaam 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2016 tot en met 24 oktober 2016 te
Amersfoort en/of Leusden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met
het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en /
of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel
van verdichtsels, [bedrijfsnaam 6] heeft bewogen tot de afgifte van diverse
kantoorartikelen en/of een bureaustoel, in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de
waarheid
- ( telkens) een e-mail gestuurd en daarin verzocht tot het leveren van
kantoorartikelen en/of een bureaustoel (op rekening) en/of
- daarbij te kennen gegeven dat het voor zijn juridische adviespraktijk was
en/of
- ( vervolgens) deze goederen besteld
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 6] werd bewogen
tot bovenomschreven afgifte;
8.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2016 tot en met 21 oktober 2016 te
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om
zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of
meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van een (te ontwerpen)
bedrijfslogo en/of stickers met dat (te ontwerpen) bedrijfslogo en/of (te
ontwerpen) briefpapier en/of een (te ontwerpen) website en/of het leveren van
allerhande diensten m.b.t. de huisstijl van een bedrijf, in elk geval van
enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en
/ of in strijd met de waarheid
- [benadeelde 5] te kennen gegeven dat hij een website wilde
- en/of [benadeelde 5] verzocht deze te ontwikkelen
- en/of te kennen gegeven dat dit voor zijn juridisch adviesbureau was en/of
- gesproken over de plannen voor de website en de benodigdheden voor de start
van zijn bedrijf en/of
- een offerte opgevraagd en/of
- deze per e-mail met akkoord bevestigd
en zich aldus heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor [benadeelde 5]
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
9.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2016 tot en met 31 oktober 2016 te
Leeuwarden en/of Amersfoort, althans in het arrondissement Noord-Nederland
en/of Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of
van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en)
en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 7] heeft
bewogen tot de afgifte van (bedrukte) paperclips en/of rolup banners en/of kop
en schotels en/of pennen en aanstekers en/of stickers en/of tasjes en/of
lanyard en/of ringbanden en/of visitekaartjes en/of offertemappen en/of
sleutelhangers en/of schrijfblokken , in elk geval van enig goed, hebbende
verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een offerte opgevraagd voor (bedrukte) paperclips en/of
- ( vervolgens) verzocht om overige bovengenoemde goederen te bedrukken en te
leveren en/of
- gezegd dat deze goederen diende als promotiemateriaal voor een te geven
seminar van zijn startende onderneming en/of
- er (daardoor) (vervolgens) een overeenkomst tot stand kwam
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [bedrijfsnaam 7]
werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
10.
hij in of omstreeks de periode van 04 juli 2016 tot en met 11 november 2016 te
Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om
zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of
meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
BDD Notaris heeft bewogen tot de afgifte van een akte en/of diensten ten
aanzien van een testament, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of
listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- gevraagd een akte op te stellen voor [bedrijfsnaam] (ten einde
[bedrijfsnaam] in te schrijven als Besloten Vennootschap) en/of
- een declaratie opgevraagd voor deze (te leveren) dienst(en) en/of
- ( per mail) akkoord gegaan met deze declaratie en/of
- de opgestelde akte getekend
en zich aldus bonafide koper voorgedaan , waardoor BDD Notarissen werd bewogen
tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 15 november 2016, pagina 366 van het proces-verbaal met nummer 2016305445. Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden (proces-verbaalnummer 2016305445), volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 15 november 2016, pagina 365.
3.Het proces-verbaal van aangifte [A] , d.d. 12 oktober 2016, pagina 21.
4.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 23 februari 2017
5.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 20 oktober 2016, pagina’s 320 en 321.
6.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.
7.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , d.d. 1 oktober 2016, pagina’s 13 tot en met 15.
8.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [G] , d.d. 31 oktober 2016, pagina’s 256 tot en met 258.
10.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [H] , d.d. 24 oktober 2016, pagina’s 118 tot en met 120.
12.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [I] , d.d. 21 oktober 2016, pagina’s 67 tot en met 70.
14.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [J] , d.d. 28 oktober 2016, pagina’s 134 tot en met 136.
16.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017.