8.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd onder meer gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Verdachte, een nu 71-jarige man, is na een anonieme melding betrapt op het in bezit hebben van kinderporno. Op twee harde schijven en een laptop van verdachte heeft de politie in totaal 785 kinderpornografische bestanden aangetroffen die voor de verdachte toegankelijk waren.
Vanaf het moment van de doorzoeking in zijn woning, begin 2016, heeft verdachte hierover openheid van zaken gegeven. Hij heeft verklaard dat hij zich aangetrokken voelt tot jongens en dat hij in de jaren ’90 op internet heeft gezocht naar kinderporno. De bij hem aangetroffen bestanden heeft hij sindsdien in bezit gehad.
Verdachte heeft zich naast dit bezit ook schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno. Dit vervaardigen hield in dat verdachte afbeeldingen die hij op internet had gevonden op zijn computer bewerkte met een fotoprogramma. Hij verwerkte zichzelf in foto’s met naakte minderjarige jongens en voorzag zichzelf of de afgebeelde minderjarige van een penis in erectie. Ook vergrootte hij geslachtsorganen of wekte de indruk dat er een straal sperma uit hun penis in erectie kwam.
Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte kinderporno heeft verspreid. Ook het – door bewerking van bestaande afbeeldingen – vervaardigen van kinderporno was niet op die verspreiding gericht. Verdachte hield een verzameling van afbeeldingen aan om in de bevrediging van zijn eigen behoeften te kunnen voorzien.
Het bezit en de vervaardiging van kinderporno zijn strafbaar gesteld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De strekking van dit wetsartikel is het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dat misbruik. De rechtbank neemt bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte met zijn handelen heeft bijgedragen aan de productie van kinderpornografie. Het is een feit van algemene bekendheid dat de minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik hiervan nog lange tijd lichamelijke en psychische klachten ondervinden. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden zijn eigen behoeftebevrediging voorop te stellen.
De wetgever heeft in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht tot uitdrukking gebracht dat bij veroordeling voor kinderpornografie niet kan worden volstaan met een taakstraf, zelfs niet in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit vindt zijn weerslag in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van de rechtbanken en gerechtshoven. Deze oriëntatiepunten geven weer welke straf rechters in de praktijk gemiddeld genomen opleggen. Bij het bezit van kinderporno gaan de oriëntatiepunten als vertrekpunt van denken uit van een taakstraf van 240 uur in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden. Is er sprake van het maken van een beroep of gewoonte van het bezit van kinderpornografie dan is dat vertrekpunt een jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het oriëntatiepunt noemt verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op de uiteindelijk op te leggen straf, zoals het aantal afbeeldingen, de pleegperiode, de leeftijd van de afgebeelde minderjarigen, het type afbeeldingen (echt of virtueel) en de aard van de afbeeldingen (ontuchtige handelingen, seksueel binnendringen, geweld).
Ten aanzien van de aard van de afbeeldingen en de leeftijd van de daarop afgebeelde minderjarigen is het volgende van belang. Op de bij verdachte aangetroffen bewerkte en niet-bewerkte kinderporno worden jongens in de leeftijd tussen de 11 en 16 jaar afgebeeld. Zij poseren alleen of in gezelschap van één of meer andere naakte jongens. Ook zijn er afbeeldingen aangetroffen waarbij de jongens seksuele handelingen met elkaar plegen. In een enkel geval was bij de seksuele gedraging een volwassen man betrokken. Van geweld is niet gebleken.
Ten aanzien van de pleegperiode weegt de rechtbank ten gunste van verdachte mee dat zij tot bewezenverklaring van een aanzienlijk kortere periode komt dan door de officier van justitie is geëist. Verdachte verbleef in de periode van 2004 tot en met 2011 in Cambodja en er zijn geen aanknopingspunten dat verdachte, gedurende dat verblijf, in Nederland kinderporno voorhanden had of heeft bewerkt. Dat neemt niet weg dat de rechtbank op basis van de resterende pleegperiode en het aantal afbeeldingen tot bewezenverklaring komt van het maken van een gewoonte van het bezit en vervaardigen van kinderporno.
Wat betreft dat aantal afbeeldingen weegt de rechtbank ten gunste van verdachte mee dat hij afbeeldingen kopieerde van een harde schijf naar zijn computer om deze te bekijken of te bewerken. Daardoor zijn ook dubbele afbeeldingen aangetroffen. Zij zijn door de politie meegeteld bij het totaal van 785
‘accessible’kinderpornografische bestanden.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank – naast de aard en ernst van de feiten – ook rekening met de persoon van verdachte. In dat verband is het volgende van belang.
Verdachte heeft in Nederland een blanco strafblad. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in hoeverre zij de eerdere veroordeling van verdachte in Cambodja uit 2011 ter zake van ontucht met een minderjarige in verdachtes nadeel moet meewegen bij de op te leggen straf. De officier van justitie acht dat aangewezen. De rechtbank is daartoe niet verplicht. Na een daartoe strekkend rechtshulpverzoek is aan het dossier een de verdachte betreffend vonnis in de Khmer taal met een vertaling door een tolk toegevoegd. Verdachte heeft de gang van zaken rondom deze eerdere veroordeling tegenover de politie, de psycholoog de reclassering en ter terechtzitting toegelicht. Hij heeft consequent ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van ontucht met kinderen. De rechtbank ziet in hetgeen hierover en met betrekking tot de Cambodjaanse procedure door en namens de verdachte is aangevoerd, redenen om af te zien van het betrekken van deze eerdere veroordeling bij de straftoemeting.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Deze deskundige komt in zijn rapportage tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van pedofilie. Ook is er sprake van een onrijpe persoonlijkheid met narcistische trekken. Verdachte valt op jonge jongens in de leeftijd van 12 tot 14 jaar. Vanuit zijn pedofiele gevoelens heeft verdachte gezocht naar materiaal waarop hij kan masturberen en op die manier tot seksuele bevrediging kan komen. De deskundige concludeert dat de pedofilie in verband staat met het tenlastegelegde, maar dat verdachte goed in staat is om zijn pedoseksuele gevoelens te sturen en beheersen. De deskundige adviseert verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. De enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid weegt de rechtbank ten gunste van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Door zijn hoge leeftijd is verdachtes libido volgens de psycholoog waarschijnlijk afgenomen en daardoor ook de kans op herhaling. Volgens de deskundige is verdachte gebaat bij een groepsbehandeling waarbinnen hij over zijn pedofilie en zijn problemen hiermee openlijk kan spreken. Verdachte heeft aangegeven aan die behandeling te willen meewerken. Tijdens de terechtzitting heeft hij dit bevestigd.
De reclassering heeft eveneens over verdachte gerapporteerd. Uit het rapport volgt dat verdachte na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gestart met een behandeling bij De Waag en zich houdt aan alle afspraken. Hoewel verdachte aanvankelijk slechts beperkt gemotiveerd bleek voor deze behandeling is in zijn gedrag een kentering waarneembaar. Verdachte erkent dat, hoewel er aan zijn geaardheid niets te veranderen valt, er leerpunten zijn. De behandeling van verdachte is gericht op het terugdringen van het recidiverisico. De reclassering adviseert deze behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel voort te zetten.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een straf overeenkomstig het LOVS-oriëntatiepunt voor het bezit en verwerven van kinderpornografie in deze zaak passend en geboden is. Verdachte is gebaat bij de voorzetting van zijn behandeling waardoor hij leert omgaan met zijn pedofilie. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk stellen aan het inmiddels door verdachte ondergane voorarrest. Een nieuwe detentie zou afbreuk doen aan de te verwachten positieve effecten van de reeds opgestarte behandeling. Een fors voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur met een proeftijd van 3 jaar in combinatie met een taakstraf van de maximale duur acht de rechtbank afdoende.
De rechtbank zal voorts het inmiddels geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.