ECLI:NL:RBMNE:2017:1072

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
07.620179-09
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een man met paranoïde schizofrenie na meerdere steekincidenten

Op 6 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland de terbeschikkingstelling (tbs) van een 32-jarige man verlengd. Deze man was op 15 februari 2011 veroordeeld voor meerdere steekincidenten, waarbij hij tussen december 2008 en maart 2009 willekeurig vier mensen neerstak, waarvan één met dodelijke afloop. De rechtbank baseerde haar beslissing op rapporten van deskundigen en de kliniek, die aangaven dat de man nog steeds lijdt aan een stoornis en dat er een risico op herhaling bestaat bij beëindiging van de tbs-maatregel. Tijdens de zitting werd aangegeven dat de man zich goed ontwikkelt, maar dat voorzichtigheid geboden is bij verdere stappen in zijn behandeling.

De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is voor de algemene veiligheid van personen. De behandeling van de vordering vond plaats in een openbare raadkamer op 20 februari 2017, waar de officier van justitie, de betrokkene en zijn raadsman aanwezig waren. De deskundigen gaven aan dat de man lijdt aan paranoïde schizofrenie en middelenafhankelijkheid, en dat hij intensieve zorg en begeleiding nodig heeft. De rechtbank concludeerde dat de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel eist, en dat een periode van twee jaar noodzakelijk is voor een goed resocialisatietraject.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen in acht genomen en de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de tbs met twee jaren toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer : 07.620179-09
Uitspraak : 6 maart 2017
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:
[betrokkene],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.

1.Stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 februari 2011 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2015, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling (laatstelijk) is verlengd met twee jaren;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 2 maart 2011 en zonder nadere voorziening zal eindigen op 2 maart 2017;
- de vordering van de officier van justitie van 23 januari 2017, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren;
  • een rapport van 22 december 2016 van [verblijfplaats] , houdende een advies tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, uitgebracht door [A] , Gz-psycholoog en behandelcoördinator, en [B] , psychiater, directeur behandelzaken en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • een Pro Justitia rapport van 21 november 2016, uitgebracht door dr. [C] , psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 23 november 2016, uitgebracht door drs. [D] , GZ/Klinisch psycholoog;
  • de (wettelijke) aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene over de periode van 29 september 2014 tot en met 31 augustus 2016;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Procesgang

De behandeling van de vordering in openbare raadkamer heeft plaatsgevonden op 20 februari 2017, waarbij zijn gehoord:
  • officier van justitie mr. P.E.F. Poppe;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.Th. Offreins, advocaat te Amsterdam;
  • deskundige [E] , behandelcoördinator van [verblijfplaats] .

3.Standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies van 22 december 2016. De deskundige [E] heeft bij de behandeling in raadkamer het rapport en het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt houdt, kort en zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake is van schizofrenie van het paranoïde type, afhankelijkheid van middelen (cannabis, alcohol en cocaïne, in remissie onder toezicht) en persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene ontwikkelt zich goed en is inmiddels in de transmurale fase van zijn behandeling, in welke fase getoetst moet worden hoe hij omgaat met een grotere mate van vrijheid en verantwoordelijkheid. In deze fase moet ook worden uitgezocht of hij deze vrijheid kan dragen en in hoeverre hij ondersteuning nodig heeft. In geval van beëindiging van de maatregel is het recidiverisico matig tot hoog. Het voorkomen van recidive is afhankelijk van het middels medicatie en ondersteuning voorkomen van een nieuwe psychotische episode en de mate waarin het lukt betrokkene zodanig maatschappelijk in te bedden dat eventuele terugval of andere problemen tijdig gesignaleerd kunnen worden. De ernst van de delicten, de instabiliteit en dreiging binnen het FPC in de afgelopen twee jaren en de complexiteit van de pathologie rechtvaardigen het verblijf in een FPC, met daarbij stringente toetsing van de stappen en geleidelijke overgang naar een setting buiten het FPC.
Geadviseerd wordt de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. Indien de transmurale fase goed verloopt, kan binnen de komende verlengingsperiode proefverlof worden aangevraagd.

4.Standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundige [C] stelt dat bij betrokkene sprake is van paranoïde schizofrenie en middelenmisbruik in remissie. Hij heeft intensieve zorg nodig en een matige beveiliging. Betrokkene is gemotiveerd voor zijn behandeling en de samenwerking met de hulpverlening is goed. Hij is goed ingesteld op medicatie en is behandeltrouw. Betrokkene accepteert de voorzichtigheid bij het maken van vervolgstappen naar meer autonoom wonen en dat hij altijd begeleiding nodig zal houden. Continuïteit van zorg op lange termijn is belangrijk.
Binnen de maatregel en met het toezicht en een uitgebreid vangnet van hulpverlening en begeleiding wordt de kans op herhaling laag ingeschat. Indien de maatregel wordt beëindigd is de kans op herhaling hoog. Verlenging van de maatregel met twee jaren is noodzakelijk om een geleidelijk traject naar meer zelfstandigheid en voldoende zorg en toezicht in te kunnen gaan. Voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is nu niet verantwoord.
De deskundige [D] stelt dat betrokkene lijdt aan paranoïde schizofrenie en afhankelijkheid van middelen (gedwongen in remissie) en dat tevens sprake is van antisociale trekken. Betrokkene is ingesteld op anti-psychotische medicatie, toont zich gemotiveerd deze medicatie te blijven gebruiken en heeft inzicht in de risico’s van psychotische decompensatie en de noodzaak van blijvende psychiatrische behandeling/begeleiding. Buiten de setting en het kader van de maatregel is het de vraag of betrokkene in staat is verworven inzichten en vaardigheden adequaat toe te passen en vast te houden en de kans op recidive is alsdan hoog in te schatten. Belangrijk is het toestandsbeeld en functioneren van betrokkene goed te monitoren in zijn traject richting maatschappij. Het ligt in de lijn betrokkene van de huidige op resocialisatie gerichte afdeling door te plaatsen naar een zodanige afdeling buiten de muren van de kliniek en, zodra blijkt dat hij in staat is zich langere tijd (stabiel) staande te houden en zelfstandig hulp en ondersteuning te vragen, naar een regulier begeleide woonvorm. Dit traject zal meerdere jaren in beslag nemen. Geadviseerd worden de maatregel te verlengen met twee jaren en de dwangverpleging te continueren.

5.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren. Zij heeft daartoe gesteld dat de maatregel van terbeschikkingstelling langer dan vier jaren heeft geduurd en is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat tevens de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist.

6.Standpunt van betrokkene en zijn raadsman

Betrokkene heeft bij de behandeling in raadkamer gesteld dat het goed met hem gaat. Hij komt steeds meer buiten de muren van de kliniek en dit verloopt goed. Hij is beter in staat zich te uiten, is stressbestendiger geworden en weet wanneer hij hulp moet vragen. Betrokkene ervaart de door hem gebruikte medicatie als goed en ziet in dat hij ook op termijn niet zonder deze medicatie kan. Hij herkent zich in de rapportages van de kliniek en de externe deskundigen en is van mening dat indien alle begeleiding zou wegvallen, hij het (alleen) niet zal redden. Betrokkene stemt in met verlenging van de maatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft daartoe gesteld dat betrokkene zelf verlenging van de maatregel wenst.

7.Beoordeling

Indiening vordering
De vordering is op 23 januari 2017 en derhalve tijdig ingediend.
Maximering
De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing van 2 maart 2015 overwogen dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege niet in tijd is beperkt.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de rapporten van de kliniek en de deskundigen [C] en [D] blijkt dat nog immer sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten paranoïde schizofrenie en afhankelijkheid van middelen (in remissie). Bij beëindiging van de maatregel wordt het recidivegevaar door de kliniek als matig tot hoog en door de externe deskundigen als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze advisering te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op de advisering en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Uit de rapporten van de kliniek en de externe deskundigen en de in raadkamer gegeven toelichting van de deskundige [E] komt naar voren dat betrokkene zich goed ontwikkelt, doch dat voorzichtigheid geboden is bij het maken van vervolgstappen naar een grotere mate van vrijheid en verantwoordelijkheid. Betrokkene is zich hiervan bewust en ziet ook in dat blijvende instelling op anti-psychotische medicatie en continuïteit in begeleiding en zorg op lange termijn noodzakelijk zijn. In de komende periode zullen de vrijheden van betrokkene verder worden uitgebreid. Dit traject vergt tijd en dient goed te worden gemonitord.
Met betrekking tot de periode waarmee de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd overweegt de rechtbank dat een voldoende lange periode nodig is teneinde op een goede wijze uitvoering te geven aan het resocialisatietraject van betrokkene en dat daartoe een periode van twee jaar noodzakelijk is.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn gedurende welke
[betrokkene]ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege met
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2017.
Mr. Beljaars voornoemd is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.