ECLI:NL:RBMNE:2017:106

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
16-652771-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel aan vluchteling zonder verblijfsstatus na winkeldiefstal

Op 11 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Iran, die zonder verblijfsstatus in Nederland verblijft. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 9 oktober 2016 twee flessen parfum van het merk 1Million heeft weggenomen uit een winkel in Almere. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 28 december 2016, waar de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Goudriaan, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte in overweging genomen. De aangever verklaarde dat hij de verdachte had gezien terwijl deze de parfum in zijn tas stopte en de winkel wilde verlaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte geen opzet had om te stelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de flessen parfum wederrechtelijk had toegeëigend.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en middelenafhankelijkheid. Gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na een jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor zowel de bescherming van de maatschappij als voor de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-652771-16
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Iran),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.E. Goudriaan, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 oktober 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, flessen parfum (van het merk 1Million), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Douglas, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Verdachte heeft de flessen parfum in de winkel in een tas gedaan; hij heeft de winkel niet verlaten en had niet de intentie om de flessen parfum te stelen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 9 oktober 2016 doet [aangever] namens winkelbedrijf Douglas te [vestigingsplaats] aangifte [2] van diefstal van twee flessen parfum op 9 oktober 2016. Aangever [aangever] verklaart [3] te hebben gezien dat een persoon twee heren parfum van de stelling pakte, deze in zijn tas wegstopte en de winkel wilde verlaten. Aangever heeft deze persoon aangehouden. De persoon gaf op te zijn: [verdachte] , geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Iran). [4]
De twee flessen parfum zijn van het merk 1Million. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij de flessen parfum in zijn tas heeft gedaan. [6]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich de twee flessen parfum wederrechtelijk heeft toegeëigend door deze van het rek te pakken en in zijn tas te doen. Door het verrichten van deze handelingen heeft verdachte de beide flessen parfum aan de feitelijke heerschappij van de Douglas onttrokken en heeft hij de wegneming voltooid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 09 oktober 2016 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen parfum (van het merk 1Million), toebehorende aan Douglas.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapporten:
  • een rapport van 27 juli 2016, opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater;
  • een rapport van 1 augustus 2016, opgemaakt door H. Scharft, GZ-psycholoog.
De deskundige De Mon heeft gerapporteerd dat verdachte niet is onderzocht.
Het rapport van de deskundige Scharft houdt onder meer in dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een post traumatische stress stoornis (hierna: PTSS) en een afhankelijkheid van meerdere middelen. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Indien een bewezenverklaring volgt, dan is het aannemelijk dat deze stoornis het gedrag van verdachte mede heeft beïnvloed. De toestand van hevige stress waarin verdachte verkeerde heeft waarschijnlijk geleid tot een verminderde mate van controle over zijn gedrag. De deskundige schat in dat in dat sprake was van ten minste enige mate van vermindering van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is, gelet op de conclusie van de deskundige Scharft, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in (enigszins) verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren en te beslissen dat na een jaar een tussentijdse beoordeling van de maatregel zal plaatsvinden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde, verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw gesteld dat een alternatief bestaat voor de door de officier van justitie geëiste ISD-maatregel. Verdachte heeft contact met Stichting Inspiratie Inc. en deze stichting onderhoudt contacten met Stichting Centrum ’45, welke stichting werkzaam is op het gebied van traumaverwerking. De raadsvrouw heeft bepleit de mogelijkheden van behandeling door Stichting Centrum ’45 te laten onderzoeken en de zaak daartoe aan te houden. Bovendien heeft zij gesteld dat de ISD-maatregel niet is bedoeld voor het oplossen van problemen van de immigratie- en naturalisatiedienst.
Ten slotte heeft de raadsvrouw, voor het geval de rechtbank de zaak zal afdoen en tot een strafoplegging komt, bepleit:
  • aan verdachte een vrijheidsstraf op te leggen, bestaande uit een onvoorwaardelijk deel voor de duur van 80 dagen en een in goede justitie te bepalen voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde een traumabehandeling door Stichting Centrum ’45;
  • de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten en leveren veel overlast op voor winkeliers.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 oktober 2016;
- voornoemd rapport van 1 augustus 2016 van de deskundige H. Scharft, GZ-psycholoog;
- een Reclasseringsadvies (rechtszitting) van 22 december 2016, opgemaakt door M. Weemers, reclasseringswerker van Tactus Reclassering Flevoland.
De rechtbank acht zich op grond van de rapporten van de deskundige Scharft en Tactus Reclassering Flevoland en hetgeen bij de behandeling ter terechtzitting van 28 december 2016 naar voren is gebracht voldoende geïnformeerd teneinde thans vonnis te wijzen. De rechtbank passeert derhalve het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden en nader onderzoek te doen naar de door de raadsvrouw voorgestelde mogelijkheden van behandeling van verdachte.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is blijkens voornoemd uittreksel justitiële documentatie van 28 oktober 2016 in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van dit feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en het thans bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Deze straffen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Er moet daarom ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte bij vrijlating opnieuw een misdrijf zal begaan.
De deskundige Scharft heeft gesteld dat verdachte angstklachten ervaart ten gevolge van de PTSS. Zijn sociale omstandigheden zijn uitgesproken ongunstig en het ontbreken van goede sociale omstandigheden zal de gevoelens van onveiligheid verergeren, waardoor hij meer last zal hebben van de PTSS. In situaties waarin hij zich bedreigd voelt, valt gewelddadig gedrag niet uit te sluiten. De deskundige stelt dat traumabehandeling zeer wenselijk is.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer in dat het recidiverisico hoog is. Zowel vanuit het oogpunt van recidivevermindering als vanuit zorgoptiek is het van belang dat de PTSS en de middelenproblematiek van verdachte worden aangepakt. De ISD-maatregel is het optimum remedium; enerzijds omdat hiermee de maatschappelijke overlast van verdachte wordt weggenomen en anderzijds vanwege de behandelings- en begeleidingsmogelijkheden binnen dit kader. Indien geen ISD-maatregel wordt opgelegd zal niet langdurig gewerkt kunnen worden aan de problematiek van verdachte.
De ISD-maatregel heeft te gelden als een ultimum remedium. De tot nu toe aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade, dient het belang van de maatschappij thans zwaar te wegen en eist de beveiliging van de maatschappij de oplegging van deze maatregel. Bovendien bestaan binnen het kader van de ISD-maatregel mogelijkheden tot behandeling van de PTSS en de middelenproblematiek van verdachte en mogelijk ook voor traumabegeleiding. De maatregel kan derhalve bijdragen aan het oplossen van (een deel van) de problematiek van verdachte, hetgeen noodzakelijk is om het recidiverisico te beëindigen, althans te verlagen.
De omstandigheid dat verdachte als gevolg van de afwijzing van zijn asielaanvraag geen verblijfsstatus heeft en er daarom vanuit moet worden gegaan dat hij slechts een toekomst heeft buiten Nederland en er geen sprake kan zijn van resocialisatie in de Nederlandse samenleving, maakt niet dat van oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgezien.
Oplegging van de maatregel is noodzakelijk om de maatschappij te beschermen en om verdachte te kunnen behandelen en daarmee de recidive van verdachte te beëindigen, althans het recidiverisico (substantieel) te verlagen. In de rapportage van Tactus is ook een plan van aanpak opgenomen dat mede is toegespitst op de vreemdelingrechtelijke situatie van verdachte. De omstandigheid dat thans niet kan worden voorzien in welke samenleving verdachte zal terugkeren, doet daaraan niet af.
De rechtbank acht oplegging van de maatregel voor een termijn van twee jaar geïndiceerd en zal daarbij geen rekening houden met de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De rechtbank geeft de behandelaars in overweging te bezien of traumabehandeling mogelijk is binnen het kader van de ISD-maatregel en, indien een zodanige behandeling geïndiceerd wordt geacht, of een dergelijke behandeling (mede) door de Stichting Centrum ’45 kan plaatsvinden.
De rechtbank acht het in dit geval aangewezen om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds – een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel – te beoordelen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en overweegt dat zij bij deze tussentijdse beoordeling niet alleen geïnformeerd wenst te worden over het verloop van de behandeling tot op dat moment, maar ook over de (voorgenomen) invulling van het tweede jaar van de behandeling.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en/of maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD)voor de duur van twee jaren;
- gelast de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel en beveelt het openbaar ministerie de rechtbank daarover tijdig te berichten in dier voege dat de tussentijdse beoordeling plaats zal vinden een jaar na het begin van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 januari 2017.
Mr. Van de Streek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal van voorgeleiding / tevens eindproces-verbaal van 10 oktober 2016, genummerd PL0900-2016314529, en opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 22. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1 en 2
3.Pagina 2
4.Pagina 1
5.Pagina 3
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad op 28 december 2016