ECLI:NL:RBMNE:2016:943

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
16/661857-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van eigendommen van Portaal en de gemeente Utrecht door verdachte

Op 22 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 november 2015 in Utrecht stoeptegels, bestrating en ruiten heeft vernield. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 8 februari 2016, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was. De officier van justitie beschouwde het ten laste gelegde feit als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte zich niet over het bewijs heeft uitgelaten. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en politiebevindingen vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum ruiten heeft ingegooid bij het pand van Portaal aan de Brennerbaan in Utrecht. De rechtbank heeft de tenlastelegging als bijlage aan het vonnis gehecht en heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten en dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het huidige misdrijf meerdere keren is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van rapportages van psychologen en reclassering, waaruit blijkt dat de verdachte niet meewerkt aan onderzoeken en dat er vermoedens zijn van ernstige psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een ISD-maatregel van twee jaar moet ondergaan, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij Portaal, die materiële schade heeft geleden door de vernielingen, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 7.036,58 aan Portaal, en heeft de verplichting opgelegd om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661857-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1971] te [geboorteplaats] , Suriname,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 8 februari 2016. Verdachte is in persoon verschenen.
Tevens is aanwezig dhr. [A] , namens de benadeelde partij Portaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 november 2015 in Utrecht stoeptegels, bestrating en ruiten heeft vernield.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich niet uitgelaten over het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[getuige] heeft verklaard dat zij op 30 november 2015 glasgerinkel hoorde. Ze zag dat een man met een voorwerp ruiten insloeg bij het pand van Portaal aan de Brennerbaan in Utrecht. [2] [getuige] heeft verklaard dat de man donkere kleding droeg en een trolley bij zich had. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij op 30 november 2015 naar de Brennerbaan te Utrecht ging naar aanleiding van een melding dat een man ruiten aan het inslaan zou zijn. De man zou in het donker gekleed zijn en een trolley koffer bij zich hebben. [verbalisant] heeft verklaard dat hij net voorbij het pand van Portaal op de Brennerbaan een in het donker geklede man op een bankje zag zitten en dat er naast de man een trolley koffer stond. [verbalisant] herkende de man als verdachte. [verbalisant] zag dat verdachte met zijn handen omhoog van het bankje afstapte. [verbalisant] heeft verklaard dat hij zag dat bij het pand van Portaal meerdere ruiten waren ingegooid en dat er stukken stoeptegel op de grond voor het pand lagen. [4]
[B] heeft namens Portaal aangifte gedaan van vernieling, gepleegd op 30 november 2015 aan het pand op de Brennerbaan 106 te Utrecht. [5] [B] heeft verklaard dat hij door de beveiliging werd gebeld dat er ruiten van het pand waren vernield. [B] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat er tien ruiten ingegooid waren en dat er in een aantal andere ruiten een grote ster zat. [6]
[C] heeft namens de gemeente Utrecht aangifte gedaan van vernieling van stoeptegels, gepleegd op 30 november 2015 op de Brennerbaan te Utrecht. [7]
Blijkens het door Portaal opgemaakte sfeerverbaal heeft verdachte op 30 november 2015 gebeld met het klantencontact centrum en heeft hij aan de telefoniste gezegd dat hij één dezer dagen de ruiten zou komen ingooien en dat Portaal ervoor moet zorgen dat er niemand na 18:00 in het pand moet zijn of tussen 06:00-07:00. [8] Op 30 november 2015 heeft verdachte een e-mailbericht gestuurd aan een medewerker van Portaal. Daarin schrijft verdachte: "Na 18:00 en tussen 06:00/07:00 dat er niemand in het pand aanwezig is, want ik kom een dezer dagen langs en sloop de boel". [9]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks30 november 2015 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk
  • een of meerstoeptegel
    (s
    )en
    /ofbestrating
    ofop
    nabijde Brennerbaan,
    in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de gemeente Utrecht,
    in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en
    /of
  • een groot aantal
heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een of meer stoeptegels uit die bestrating te verwijderen en
/of (vervolgens
)die stoeptegels
, althans delen van die stoeptegels,door en
/of op en/oftegen de ruiten van voornoemd kantoorpand te gooien en
/ofmet die stoeptegels
, althans delen van die stoeptegels, op en/oftegen de ruiten van voornoemd kantoorpand te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft aangegeven klaar te zijn voor de ISD-maatregel, maar daar niet aan mee te zullen werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van stoeptegels, bestrating en ruiten. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het eigendom van anderen. Door aldus te handelen heeft verdachte schade veroorzaakt bij de gedupeerden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2015 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van diverse strafbare feiten. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan het nu door hem begane misdrijf, ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door de politierechter op 26 februari 2013 voor vernielingen tot 4 weken gevangenisstraf, een veroordeling door het Gerechtshof Arnhem van 2 december 2013 voor bedreigingen tot 4 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een veroordeling door de meervoudige strafkamer te Utrecht van 18 juli 2014 voor bedreigingen tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Deze straffen zijn ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het plegen van het in deze zaak ten laste gelegde strafbare feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van I. Maksimovic, psychiater. Maksimovic heeft in de rapportage van 28 december 2015 de opdracht geretourneerd, omdat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van F. Jonker, GZ-psycholoog. Jonker heeft in de rapportage van 22 januari 2016 aangegeven niet te kunnen onderzoeken of verdachte lijdt aan een stoornis, omdat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 5 februari 2015. De reclassering concludeert dat verdachte niet in gesprek wil met de reclassering en weigert mee te werken aan toezicht door de reclassering en interventies gericht op gedragsverandering. Ook weigert verdachte structureel zijn medewerking aan Pro Justitia onderzoek. Er zijn vermoedens van ernstige psychiatrische problematiek, maar door de weigering van verdachte om mee te werken kan dit niet onderzocht worden. De reclassering beschrijft het gedrag van verdachte als zeer overlastgevend en het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert oplegging van de ISD-maatregel, omdat er geen andere reële mogelijkheden zijn om te komen tot gedragsverandering.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank is tot slot niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. De rechtbank zal de officier van justitie daarom volgen in zijn vordering.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel
.

9.Vordering benadeelde partij

Dhr. [A] heeft, namens benadeelde partij Portaal, ter zitting een bedrag gevorderd van € 8.514,26, bestaande uit materiële schade, te weten kosten voor schoonmaak en reparatie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering volledig kan worden toegewezen.
Verdachte heeft aangegeven dat de benadeelde partij van hem geen geld zal krijgen.
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de vordering van Portaal niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Immers, een groot aantal ruiten van het pand van Portaal is vernield.
De rechtbank overweegt voorts dat Portaal een bedrag vordert inclusief omzetbelasting. Zij heeft echter niet toegelicht dat en waarom zij de door haar betaalde omzetbelasting niet kan verrekenen. Evenmin heeft zij toegelicht welk onderdeel van haar vordering bestaat uit omzetbelasting: het tarief van 21 procent over het geheel of wellicht minder. De rechtbank zal daarom, ten gunste van verdachte, uitgaan van het tarief van 21 procent over het geheel. Dit betekent dat de vordering van Portaal slechts toewijsbaar is tot een bedrag van € 7.036,58. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Portaal wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd
.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar:
Vordering benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Portaal van € 7.036,58, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeven van het slachtoffer Portaal, € 7.036,58 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 70 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2016.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 november 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een of meer stoeptegel(s) en/of bestrating of op nabij de Brennerbaan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
  • een groot aantal, althans meerdere, in elk geval een, ruit(en) van een kantoorpand gelegen aan de Brennerbaan (nr. 106), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ‘Portaal’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een of meer stoeptegels uit die bestrating te verwijderen en/of (vervolgens) die stoeptegels, althans delen van die stoeptegels, door en/of op en/of tegen de ruiten van voornoemd kantoorpand te gooien en/of met die stoeptegels, althans delen van die stoeptegels, op en/of tegen de ruiten van voornoemd kantoorpand te slaan;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2015364168 Z (sluitingsdatum 2 december 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 52. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal getuige [getuige] d.d. 30 november 2015, p. 36.
3.Proces-verbaal getuige [getuige] d.d. 30 november 2015, p. 37.
4.Proces-verbaal bevindingen d.d. 30 november 2015, p. 24.
5.Proces-verbaal aangifte [B] , namens Portaal, d.d. 30 november 2015, p. 29.
6.Proces-verbaal aangifte [B] , namens Portaal, d.d. 30 november 2015, p. 30.
7.Proces-verbaal aangifte [C] , namens gemeente Utrecht, d.d. 1 december 2015, p. 31
8.Geschrift, zijnde een sfeerverbaal gedragingen van Dhr. [verdachte] [adres] Van februari 2015 t/m november 2015 bij Woningcorporatie Portaal locatie Brennerbaan 106 te Utrecht, p. 47
9.Geschrift, zijnde een e-mailbericht d.d. 30 november 2015 16:19 van verdachte aan [D] met onderwerp: "Portaal locatie wordt een ravage na 18:00 of tussen 06:00 / 07:00, opgenomen in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900-2015364168 Z (sluitingsdatum 8 december 2015), p. 10