In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 2 maart 2016, zijn verschillende voegingsincidenten behandeld die betrekking hebben op de vennootschap AGEAS SA/NV, voorheen bekend als Fortis N.V. De rechtbank heeft geoordeeld over de verzoeken tot voeging van verschillende civiele zaken, waarbij de eisers in de hoofdzaak en verweerders in het incident betrokken zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedures verknocht zijn aan andere aanhangige zaken, maar dat voeging op dit moment zou leiden tot onredelijke vertraging. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen tot voeging afgewezen, met inachtneming van de reeds lange duur van de aanhangige zaken en het feit dat AGEAS de mogelijkheid had om eerder een conclusie van antwoord in te dienen. De rechtbank heeft ook het verzoek van AGEAS om tussentijds hoger beroep open te stellen afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De proceskosten zijn toegewezen aan de in overwegende mate in het gelijk gestelde partijen, waarbij AGEAS in de kosten van de incidenten is veroordeeld. De rechtbank heeft de zaken opnieuw op de rol gezet voor conclusie van antwoord op 13 april 2016.