ECLI:NL:RBMNE:2016:938

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
C/16/315668 / HA ZA 11-1854
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure en de verbreking van causaal verband naar Engels recht door nalatigheid in schadepreventie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een schadestaatprocedure waarin de eiser, wonende in Hertfordshire (Verenigd Koninkrijk), een vordering heeft ingesteld tegen Tiscali International B.V. De rechtbank heeft op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere aansprakelijkheidsprocedure. De kern van het geschil draait om de vraag of de eiser zijn schade had kunnen voorkomen door tijdig maatregelen te nemen, in het bijzonder door de 'vervuilde' rente vóór een bepaalde datum in Engeland in te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het naar Engels recht mogelijk is dat een causaal verband tussen een tekortkoming en de schade wordt doorbroken door een nalatigheid van de gelaedeerde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser, door niet tijdig tot invoer van de rente over te gaan, zijn toekomstige schade niet kan toerekenen aan de tekortkoming van Tiscali. De rechtbank komt terug op een eerdere bindende eindbeslissing van het hof en oordeelt dat de eiser verantwoordelijk was voor het nemen van redelijke stappen om zijn schade te beperken. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Tiscali, die op € 16.529,00 zijn begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/315668 / HA ZA 11-1854
Vonnis van 2 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , Hertfordshire (Verenigd Koninkrijk),
eiser,
advocaat mr. P.M. Keegstra te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TISCALI INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. L. Grijpma te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en Tiscali genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 oktober 2014
  • het concept-rapport van het Internationaal Juridisch Instituut van 2 april 2015
  • de brief van Tiscali van 8 mei 2015 met haar opmerkingen op het concept-rapport
  • het eindrapport van het Internationaal Juridisch Instituut van 12 juni 2015
  • de conclusie na deskundigenbericht tevens houdende productie van [eiser]
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Tiscali.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis van 8 oktober 2014 heeft de rechtbank het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: I.J.I.) verzocht om diverse vragen over de inhoud van Engels recht te beantwoorden. Het I.J.I. heeft vervolgens op 12 juni 2015 haar definitieve rapport bij de rechtbank gedeponeerd. Vervolgens hebben partijen in hun conclusies na deskundigenbericht op de inhoud van dit rapport gereageerd.
2.2.
In zijn conclusie maakt [eiser] opnieuw bezwaar tegen het feit dat de rechtbank terugkomt op een bindende eindbeslissing van het hof met betrekking tot het bestaan van causaal verband tussen de geconstateerde toerekenbare tekortkoming van Tiscali en de door [eiser] te lijden schade. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 19 juni 2013 reeds uitgebreid gemotiveerd waarom de rechtbank daartoe is overgegaan, en in het vonnis van 8 oktober 2014 waarom zij op dat oordeel niet terugkomt. De rechtbank gaat dan ook niet opnieuw in op dit bezwaar.
2.3.
Partijen hebben in hun conclusies geen nadere inhoudelijke kritiek op de inhoud van het rapport van het I.J.I. naar voren gebracht. Voor zover partijen hebben verwezen naar hun op het concept-rapport gemaakte opmerkingen, hebben zij niet aangegeven in hoeverre het I.J.I. daarop niet of onvoldoende heeft gereageerd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
Ten aanzien van de (toekomstige) belastingschade
2.4.
Uit het rapport van het I.J.I. blijkt dat het naar Engels recht mogelijk is dat een in eerste instantie bestaand causaal verband tussen een ‘breach of contract’ (toerekenbare tekortkoming) en schade van de gelaedeerde wordt doorbroken door een ‘intervening act or omission’ van de gelaedeerde (p. 9 van het rapport). Daarvoor is vereist dat de gelaedeerde redelijke maatregelen had kunnen treffen om de schade te voorkomen (p. 11). In dat geval vervalt de vergoedingsplicht voor de laedens (p. 15). De bewijslast terzake rust op de laedens: deze moet aantonen dat de gelaedeerde als een ‘reasonable man’ (redelijk denkend mens) maatregelen had moeten treffen om de schade te voorkomen of te beperken (p. 11). De bij vraag 1c genoemde risico’s/nadelen voor de gelaedeerde kunnen daarbij worden meegewogen (p. 16).
2.5.
In het onderhavige geval heeft Tiscali gesteld dat [eiser] zijn (toekomstige) schade had kunnen voorkomen door de tot 6 april 2007 opgebouwde ‘vervuilde’ rente vóór 6 april 2008 in Engeland in te voeren. In dat geval zou [eiser] geen belasting verschuldigd zijn geweest over deze rente, en zou de tekortkoming van Tiscali (het samenvoegen van de hoofdsom en de daarover opgebouwde rente op één bankrekening) niet tot (toekomstige) schade van [eiser] hebben kunnen leiden, aldus Tiscali.
2.6.
Zoals de rechtbank in overweging 2.16 van het tussenvonnis van 8 oktober 2014 reeds heeft overwogen:
- moet ervan worden uitgegaan dat de Engelse belastingdienst - bij gebreke van concreet bewijs dat het in te voeren bedrag zou bestaan uit vermogen - niet tot het heffen van belasting over de ‘vervuilde’ rente zou zijn overgaan, indien [eiser] tijdig (vóór 6 april 2008) tot de invoer van deze rente zou zijn overgegaan,
- kan [eiser] het ontbreken van absolute zekerheid hierover niet aan Tiscali tegenwerpen, omdat hij niet tot het daadwerkelijk invoeren van de rente is overgegaan.
2.7.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schade die [eiser] zal lijden als hij alsnog tot het invoeren van de ‘vervuilde rente’ zou overgaan, voorkomen had kunnen worden.
2.8.
Vervolgens moet beoordeeld worden of het invoeren van de ‘vervuilde’ rente vóór 6 april 2008 kan worden aangemerkt als een ‘reasonable step’ die van [eiser] gevergd had mogen worden, mede in het licht van de door hem genoemde risico’s en nadelen.
2.9.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het risico dat de Engelse belastingdienst alsnog tot belastingheffing zou zijn overgegaan minimaal was, terwijl de aanzienlijke schade die [eiser] zou lijden door de tekortkoming van Tiscali daardoor volledig zou worden voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank rustte gelet hierop de verantwoordelijkheid op [eiser] om tijdig tot invoer van de ‘vervuilde’ rente over te gaan.
2.10.
Voor zover [eiser] stelt dat hij pas heel laat (maart 2008) op de hoogte was van de wetswijziging die meebracht dat rente na 8 april 2008 niet meer belastingvrij zou kunnen worden ingevoerd, kan dat hem niet baten. Ten eerste verbindt hij aan deze stelling niet het gevolg dat dat te laat was om alsnog tot tijdige invoer in te gaan, maar alleen dat er “very little time” resteerde om dat te doen (productie 17 van [eiser] , paragraaf 2.10). Ten tweede blijkt uit de Pre-Budget Report Notes van 9 oktober 2007 (productie 2h van Tiscali) dat de wetswijziging al eerder is aangekondigd dan in maart 2008. Ten slotte is in deze van belang dat [eiser] , blijkens de afspraak die hij destijds met Tiscali heeft gemaakt om de hoofdsom en rente gescheiden te houden, goed op de hoogte was van de fiscale gevolgen van invoer van rente in Engeland. Hij werd in dat kader ook bijgestaan door fiscale deskundigen. Gelet hierop mocht van [eiser] worden verwacht dat hij de ontwikkelingen met betrekking tot de fiscale behandeling van invoer van rente zou (laten) volgen. Eventuele late bekendheid met de wetswijziging kan hem dan ook niet baten.
2.11.
Dat [eiser] mogelijk kosten voor professionele bijstand had moeten maken om tot invoer over te gaan en het desondanks niet zeker was dat de Engelse belastingdienst niet tot belastingheffing zou overgaan, staat evenmin in de weg aan zijn verantwoordelijkheid om tot tijdige invoer van de ‘vervuilde’ rente over te gaan. Blijkens het citaat op pagina 11 van het rapport van het I.J.I. zou hij immers alsdan recht hebben gehad op vergoeding van eventuele bijkomende schade en gemaakte kosten:
“Thirdly, where the claimant incurs loss or expense in the course of taking reasonable steps to mitigate the loss resulting from the defendant’s breach, the claimant may recover this further loss or expense from the defendant.”
Uit het hiervoor weergegeven citaat blijkt niet dat het daarbij van belang is of de laedens succesvol is geweest in het voorkomen of beperken van de schade: als de ‘steps’ ‘reasonable’ zijn, heeft hij recht op vergoeding van de daarvoor gemaakte kosten en eventuele dientengevolge ontstane schade.
2.12.
De omstandigheid dat [eiser] in het geval van invoer van de ‘vervuilde’ rente volledige openheid aan de Engelse belastingdienst had moeten geven “met als (mogelijk) gevolg stress en verlies van tijd en privacy” (productie 15 van [eiser] , paragraaf 11.2) weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van Tiscali om te voorkomen dat de aanzienlijke (toekomstige) schade van [eiser] onherroepelijk zou worden. Overigens zou [eiser] ook zonder tekortkoming van Tiscali openheid van zaken aan de belastingdienst hebben moeten geven, teneinde deze te kunnen laten controleren dat het ingevoerde bedrag daadwerkelijk alleen maar rente (‘inkomen’) en geen hoofdsom (‘vermogen’) betrof.
2.13.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eiser] als redelijk denkend mens tot het tijdig invoeren van de ‘vervuilde’ rente had moeten overgaan. Door dat niet te doen kan de door hem te lijden toekomstige schade niet langer gezien worden als een gevolg van de tekortkoming van Tiscali in de nakoming van de overeenkomst. Voor zover het Hof in zijn arrest van 1 maart 2011 anders heeft geoordeeld, komt de rechtbank daarvan terug. Immers, gelet op het voorgaande zou anders op een ondeugdelijke grondslag einduitspraak worden gedaan. [eiser] kan derhalve van Tiscali geen vergoeding vorderen van de door hem gevorderde toekomstige belastingschade. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van de kosten voor het afsluiten van een kredietfaciliteit
2.14.
Nu [eiser] deze gestelde kosten niet had hoeven maken, indien hij tot het tijdig invoeren van de ‘vervuilde’ rente zou zijn overgegaan, is deze kostenpost niet toewijsbaar.
Ten aanzien van de kosten wegens juridische bijstand
2.15.
Nu [eiser] in deze procedure in het ongelijk zal worden gesteld, is er geen grond voor vergoeding van de door hem gemaakte kosten aan juridische bijstand.
Proceskosten
2.16.
Toepfer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tiscali worden begroot op:
- griffierecht € 3.529,00
- salaris advocaat
13.000,00(6,5 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 16.529,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Toepfer in de proceskosten, aan de zijde van Tiscali tot op heden begroot op € 16.529,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: WV/4208