ECLI:NL:RBMNE:2016:931

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
16/162552-15 en 16/661576-15 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor woningdiefstal, bedrijfsinbraken en brandstichting

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1997, die zich schuldig had gemaakt aan woningdiefstal, twee bedrijfsinbraken en het in brand steken van een fiets. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 70 dagen jeugddetentie, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De zitting vond plaats op 9 februari 2016, waar de verdachte in persoon verscheen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.T.G. van Wandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere brandstichting en diefstal met valse sleutels. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde brandstichting, omdat er geen gemeen gevaar voor goederen of personen was aangetoond. De rechtbank achtte echter de subsidiaire feiten bewezen, waaronder openlijk geweld tegen goederen en diefstal door middel van braak. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn daden, het vertrouwen van zijn moeder en de privacy van de bewoners had geschonden, wat bijdroeg aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank volgde het advies van deskundigen en legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, met de nadruk op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/162552-15 en 16/661576-15 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1997] in [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te JJI Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door zijn raadsvrouw mr. A.T.G. van Wandelen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Bij parketnummer 16/162552-15
Primair:op 27 april 2015 in [woonplaats] samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht door een fiets in brand te steken, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
Subsidiair: op 27 april 2015 in [woonplaats] samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd aan goederen door een fiets in brand te steken en
meer subsidiair dat hij deze fiets heeft vernield
Bij parketnummer 16/661575-15
Feit 1: tussen 23 juli 2015 en 4 augustus 2015 uit een woning aan [adres] een bajonet, twee Playstationspellen, een kabel, een aansteker en geld toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestolen, met behulp van een valse sleutel.
Feit 3:op 21 juli 2015 in [woonplaats] samen met anderen uit een bedrijfspand aan [adres] , etenswaren, geld en een sleutelbos heeft gestolen door middel van braak, dan wel met behulp van een valse sleutel.
Feit 4: op 24 juli 2015 in [woonplaats] samen met anderen uit een bedrijfspand aan [adres] etenswaren heeft gestolen met behulp van een valse sleutel.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder primair bij parketnummer 16/162552-15 ten laste gelegde brandstichting, nu geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen of personen. Zij vraagt het subsidiaire feit bij hetzelfde parketnummer en de feiten 1, 3 en 4 bij parketnummer 16/661576-15 wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Zij verwijst hiervoor naar de verklaringen van verdachte en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte partieel vrij te spreken voor de diefstal van het geldbedrag bij feit 1 en het element van ‘braak’ bij feit 3 onder parketnummer 16/661576-15. Ook voor het primaire feit bij parketnummer 16/162552-15 vraagt de verdediging vrijspraak omdat er geen sprake is geweest van een gemeen gevaar voor goederen en personen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde bij parketnummer 16/162552-15
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Ten laste is gelegd dat verdachte een (onderdeel van een) fiets in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, waardoor brand aan die fiets is ontstaan en waaruit gemeen gevaar voor goederen of personen is ontstaan.
Onder gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, dient te worden verstaan een gevaar dat verschillende in nabijheid zich bevindende goederen bedreigt. Van gemeen gevaar voor in de nabijheid van de fiets gelegen goederen of van gevaar voor personen is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet gebleken. Verdachte zal van het primaire feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaringen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Nu verdachte voor een deel van de feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en de verdediging hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor deze feiten hieronder volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde bij parketnummer 16/162552-15 [1]
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] ; [2]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [3]
Bewijsmiddelen voor feit 1 bij parketnummer 16/661576-15 [4]
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] ; [5]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [6]
Bewijsmiddelen voor feit 3 bij parketnummer 16/661576-15
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] mede namens [naam] ; [7]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [8]
Overweging met betrekking tot element ‘braak’
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte blijkt dat aan de buiten- en binnenzijde van het pand geen braakschade is geconstateerd, maar dat de keukenkast waarin het geldkistje met het geld zich bevond dat is gestolen wel is geforceerd. De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat dit gegeven met zich brengt dat verdachte zich niet de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, maar stelt vast dat verdachte wel het gestolen goed onder zich heeft gebracht door middel van braak.
Bewijsmiddelen voor feit 4 bij parketnummer 16/661576-15
Op 24 juli 2015 doet [aangever 5] aangifte van een inbraak, mede namens [naam] en de Gemeente [woonplaats] . Uit het pand van [naam] zijn een fles cola en twee pakken koekjes gestolen. Er is geen zichtbare schade aan het gebouw. [9]
[medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij in de nacht van 23 op 24 juli 2015 samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] bij [naam] binnen is geweest. Samen hebben ze cola en koeken weggenomen. [10]
Ook [medeverdachte 2] verklaart bij de politie dat hij die nacht met [verdachte] en [medeverdachte 1] bij [naam] is geweest, dat ze alle drie naar binnen zijn gegaan en toen koeken en drinken hebben gestolen. [11]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig is geweest bij [naam] in de nacht van 23 op 24 juli 2015. [12]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 juli 2015 wel met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is meegegaan naar [naam] , maar dat hij niet naar binnen is geweest. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat ze alle drie naar binnen zijn geweest. Daarbij hebben zij belastend over zichzelf verklaard en niet geprobeerd de schuld in de schoenen van verdachte te schuiven. De rechtbank acht deze verklaringen daarom betrouwbaar en stelt vast dat verdachte ook de tweede keer, in de nacht van 23 op 24 juli 2015 bij [naam] naar binnen is gegaan en daar etenswaren heeft gestolen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/162552-15
Subsidiair:op 27 april 2015 te [woonplaats] openlijk, te weten aan de openbare weg, De Bosrand, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een fiets, welk geweld bestond uit het in de brand steken van onderdelen van die fiets.
Parketnummer 16/661576-15
Feit 1: hij in de periode van 23 juli 2015 tot en met 4 augustus 2015 te [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een bajonet of twee spellen (merk: Playstation) en een kabel en een aansteker en geldbedragen toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, immers heeft hij een sleutel van de woning van de buren welke zijn moeder onder zich had, gebruikt om die woning te betreden.
Feit 3: op of omstreeks 21 juli 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan [adres] heeft weggenomen diverse etenswaren en een sleutelbos met daaraan een zogenoemde druppel en een geldbedrag, toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Feit 4: op 24 juli 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan [adres] heeft weggenomen diverse etenswaren, toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, zijnde een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders niet zijn gerechtigd.
Voor zover in de tenlastelegging, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte is volgens de wet strafbaar als:
Bij parketnummer 16/162552-15
Subsidiair:het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Bij parketnummer 16/661576-15
Feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden voor de
bovenstaande feiten.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank stelt vast dat er geen omstandigheid aannemelijk geworden is die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de volwassen reclassering van het Leger des Heils en zich moet houden aan de aanwijzingen die hem daar worden gegeven, ook als dat inhoudt meewerken aan behandeling bij De Waag en Victas en daarbij behorende urinecontroles en het meewerken aan verblijf bij de dag- en nachtopvang van Kwintes.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte op te leggen een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals gevraagd door de officier van justitie met uitzondering van het meewerken aan dag- en nachtopvang bij Kwintes. De verdediging acht het onwenselijk om verdachte daar te laten verblijven. Als alternatief wordt aangevoerd dat verdachte kan verblijven bij een vriendin van moeder, tot er een plek voor hem vrij komt bij een begeleid wonen traject. De gevorderde (voorwaardelijke) straf acht de verdediging niet proportioneel.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningdiefstal, twee bedrijfsinbraken en het in brand steken van een fiets. Verdachte heeft bij het plegen van de woningdiefstal het vertrouwen geschonden van zijn moeder en de bewoners (de buren) en inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners. Door dit soort feiten ontstaat in de samenleving onrust en een gevoel van onveiligheid. Verdachte heeft daar door het plegen van de strafbare feiten aan bijgedragen. Daarnaast heeft verdachte ten aanzien van alle feiten schade toegebracht aan de aangevers. Bij dergelijke feiten past, in samenhang met de persoon van verdachte, bij wie de schorsing van de voorlopige hechtenis drie maal is opgeheven, geen andere strafmodaliteit dan jeugddetentie.
Mede gelet hierop heeft de rechtbank ter zitting het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Wat de persoon van verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 16 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage opgesteld op 8 oktober 2015 door de Raad voor de Kinderbescherming en het strafadvies van Samen Veilig Midden Nederland van 4 februari 2016 waar de Raad voor de Kinderbescherming zich bij heeft aangesloten. Er wordt een zorgelijk beeld omschreven, waarin er problemen zijn op nagenoeg alle leefgebieden. De kans op recidive is aanzienlijk. [verdachte] is zelfbepalend, komt ongemotiveerd over en blowt problematisch. Voor de complexe en deels kind-eigen problematiek is veel civiele en strafrechtelijke (jeugd)hulp, gesloten jeugdhulp incluis, ingezet, maar dit heeft onvoldoende mogen baten. De ITB-plus maatregel is driemaal terug gemeld. Inmiddels kan hij wegens gedragsproblemen ook niet meer bij zijn moeder wonen. De deskundigen geven aan dat de pedagogische hulpverleningstrajecten inmiddels zijn uitgeput, waardoor er geen mogelijkheden meer zijn om verdachte te begeleiden vanuit de jeugdreclassering. Het advies is dan ook om verdachte over te dragen aan de volwassen reclassering en hem in dat kader bijzondere voorwaarden op te leggen. De nadruk zal daarbij op opvang, dagbesteding en verslavingszorg moeten liggen.
De rechtbank zal het advies van de deskundigen volgen en aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daarbij toezicht door de volwassenen reclassering en de bijzondere voorwaarden dat verdachte mee moet werken aan behandeling bij De Waag, de forensische afdeling van de verslavingszorg bij Victas en meewerken aan het verkrijgen van een begeleid wonen setting.
Zowel de deskundigen als de officier van justitie hebben als bijzondere voorwaarde gevraagd om aan verdachte op te leggen dat hij meewerkt aan begeleiding vanuit Kwintes ten aanzien van dag- en nachtopvang. Dit omdat verdachte nog op de wachtlijst staat voor het kamertrainingscentrum, niet terug kan naar zijn ouderlijk huis en dus in de tussentijd geen verblijfplaats heeft. De verdediging acht dergelijke opvang niet geschikt voor een jongen van net 18, die kampt met heftige verslavingsproblematiek. Als alternatieve verblijfplaats is verblijf bij een vriendin van de moeder van verdachte voorgesteld. De rechtbank is het met de verdediging eens dat verblijven in de dag- en nachtopvang bij Kwintes voor een jong persoon als verdachte met zijn (verslavings-) problematiek niet wenselijk is. De reclassering heeft aangegeven dat nog onderzoek gedaan moet worden naar het door de verdediging aangedragen alternatief. De rechtbank heeft hierover te weinig informatie gekregen en er bestaat nog te veel onduidelijkheid om het verblijf bij de vriendin als bijzondere voorwaarde op te nemen. De rechtbank zal dan ook geen bijzondere voorwaarde opnemen ten aanzien van de verblijfplaats van verdachte, behalve dat hij meewerkt aan toeleiding naar een begeleid wonen traject, zodat zijn verblijf in de tussentijd in de praktijk op de meest wenselijke manier kan worden ingevuld.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden passend en geboden is.

9.De vordering van de benadeelde partij (feit 1 bij 16/661576-15)

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [aangever 1] uit [woonplaats] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 50,- bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade geheel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 50,00.
De raadsvrouw heeft gevraagd de vordering te matigen tot € 20,00 omdat verdachte heeft verklaard dat dit het bedrag was wat hij heeft gestolen.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [aangever 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit, zijnde feit 1 bij parketnummer 16/661576-15. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat in het spaarpotje € 50,00 aan kleingeld heeft gezeten. De hoogte van de schade wordt dan ook vastgesteld op een bedrag van € 50,00 vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 14d, 24c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77v, 77x. 77y, 77z, 77gg, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak primair ten laste gelegde bij parketnummer 16/162552-15
- spreekt verdachte vrij van het primair bij parketnummer 16/162552-15 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert op:
Bij parketnummer 16/162552-15
Subsidiair:het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Bij parketnummer 16/661576-15
Feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
70 (zeventig) dagen, waarvan 20 (twintig) dagenvoorwaardelijk;
- Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
o De verdachte zal zich melden bij de volwassen reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 (3526 LC) in Utrecht en zal zich blijven melden zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dat nodig acht;
o De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die hem door of namens de volwassen reclassering van het Leger des Heils worden gegeven;
o De verdachte zal meewerken aan behandeling bij De Waag of soortgelijke instantie indien en voor zolang de reclassering dat nodig acht;
o De verdachte zal meewerken aan behandeling bij de verslavingszorg van de forensische afdeling van Victas of een soortgelijke instelling indien en voor zolang de reclassering dat nodig acht;
o De verdachte zal meewerken aan urinecontroles, zo lang en frequent als de behandelaars en/of de reclassering dat nodig acht;
o De verdachte zal meewerken aan het verkrijgen van een begeleid woonsetting en/of een KTC, zulks ter beoordeling van de reclassering en -indien hij daar verblijft – zal zich houden aan het daar geldende (dag-) programma, zolang de reclassering dat nodig acht.
- waarbij aan de Reclassering Leger des Heils te Utrecht de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering benadeelde partij bij feit 1 met parketnummer 16/661576-15
- wijst de vordering van benadeelde partij [aangever 1] , wonende in [woonplaats] , toe tot een totaalbedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro) bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte aan [aangever 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] , te betalen de som van € 50,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag jeugddetentie;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. P.J.M. Mol en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
Bij parketnummer 16/162552-15
Primair
hij op of omstreeks 27 april 2015 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een fiets, althans enig fietsonderdeel, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde fiets geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die fiets en/of een pand ( [naam]
) en/of de in dat pand, waartegen die fiets geparkeerd stond, aanwezige personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor omwonenden en/of in de nabijheid aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2015 te [woonplaats] openlijk, te weten op of aan de openbare weg, De Bosrand, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een fiets, welk geweld bestond uit het in de brand steken van (onderdelen van) die fiets;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bij parketnummer 16/661576-15
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 4 augustus 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een bajonet en/of twee spellen (merk: Playstation) en/of een kabel en/of een aansteker en/of een geldbedrag van 50 euro en/of een geldbedrag van 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft hij een sleutel van de woning van de buren welke zijn moeder onder zich had, gebruikt om die woning te betreden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen diverse etenswaren en/of een sleutelbos (met daaraan een zogenoemde druppel) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [naam] Wonen en/of Vereniging van eigenaren [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, zijnde een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/zijn gerechtigd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 24 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen diverse etenswaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [naam] Wonen en/of Vereniging van eigenaren [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/zijn gerechtigd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015131611 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2016.
4.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015237674 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 4.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2016.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 58.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2016.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 54 en 55.
10.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 95.
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 99
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2016.