4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde bij parketnummer 16/162552-15
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Ten laste is gelegd dat verdachte een (onderdeel van een) fiets in aanraking heeft gebracht met een brandbare stof, waardoor brand aan die fiets is ontstaan en waaruit gemeen gevaar voor goederen of personen is ontstaan.
Onder gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, dient te worden verstaan een gevaar dat verschillende in nabijheid zich bevindende goederen bedreigt. Van gemeen gevaar voor in de nabijheid van de fiets gelegen goederen of van gevaar voor personen is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet gebleken. Verdachte zal van het primaire feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaringen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Nu verdachte voor een deel van de feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en de verdediging hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor deze feiten hieronder volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde bij parketnummer 16/162552-15
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Bewijsmiddelen voor feit 1 bij parketnummer 16/661576-15
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Bewijsmiddelen voor feit 3 bij parketnummer 16/661576-15
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] mede namens [naam] ;
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Overweging met betrekking tot element ‘braak’
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte blijkt dat aan de buiten- en binnenzijde van het pand geen braakschade is geconstateerd, maar dat de keukenkast waarin het geldkistje met het geld zich bevond dat is gestolen wel is geforceerd. De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat dit gegeven met zich brengt dat verdachte zich niet de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, maar stelt vast dat verdachte wel het gestolen goed onder zich heeft gebracht door middel van braak.
Bewijsmiddelen voor feit 4 bij parketnummer 16/661576-15
Op 24 juli 2015 doet [aangever 5] aangifte van een inbraak, mede namens [naam] en de Gemeente [woonplaats] . Uit het pand van [naam] zijn een fles cola en twee pakken koekjes gestolen. Er is geen zichtbare schade aan het gebouw.
[medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij in de nacht van 23 op 24 juli 2015 samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] bij [naam] binnen is geweest. Samen hebben ze cola en koeken weggenomen.
Ook [medeverdachte 2] verklaart bij de politie dat hij die nacht met [verdachte] en [medeverdachte 1] bij [naam] is geweest, dat ze alle drie naar binnen zijn gegaan en toen koeken en drinken hebben gestolen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig is geweest bij [naam] in de nacht van 23 op 24 juli 2015.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 juli 2015 wel met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is meegegaan naar [naam] , maar dat hij niet naar binnen is geweest. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat ze alle drie naar binnen zijn geweest. Daarbij hebben zij belastend over zichzelf verklaard en niet geprobeerd de schuld in de schoenen van verdachte te schuiven. De rechtbank acht deze verklaringen daarom betrouwbaar en stelt vast dat verdachte ook de tweede keer, in de nacht van 23 op 24 juli 2015 bij [naam] naar binnen is gegaan en daar etenswaren heeft gestolen.