ECLI:NL:RBMNE:2016:867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
16.659610-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor openlijk geweld met een mes

In deze strafzaak zijn twee mannen verdacht van poging tot doodslag met een steekwapen. De officier van justitie kon echter niet bewijzen wie van de verdachten het slachtoffer heeft gestoken en eiste vrijspraak voor poging tot doodslag. De rechtbank sprak beide verdachten vrij van poging tot doodslag, omdat uit het dossier niet kon worden vastgesteld wie het slachtoffer had gestoken. Wel werd vastgesteld dat beide verdachten een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het geweld dat op het slachtoffer is uitgeoefend. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan openlijk geweld tegen het slachtoffer en legde hen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op.

De zaak vond plaats op 10 juni 2015 in Almere, waar de verdachten in vereniging geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat er een incident was tussen de verdachten en het slachtoffer, waarbij het slachtoffer is gestoken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet kon worden vastgesteld wie het slachtoffer had gestoken, de verdachten wel degelijk betrokken waren bij het geweld. De rechtbank legde de straf op, rekening houdend met de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer.

De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een advocaat, diende een vordering in voor schadevergoeding, die door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden als gevolg van het geweld. De rechtbank legde ook een verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659610-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Suriname),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting op 5 februari 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.J.G. van der Donck, advocaat te Houten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
met een mes, althans een scherp en of puntig voorwerp, meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] (met kracht) in de hartstreek, althans het bovenlichaam, gestoken/geprikt;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer (diepe) steekwonden in de hartstreek, althans het bovenlichaam, en/of een gat in de rechter hartkamer, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) in de hartstreek, althans de romp, te steken/prikken;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Festivalplein aldaar, in elk
geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) steken/prikken met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hartstreek, althans de romp, van die [slachtoffer] en/of het (meermalen) gooien van een bierflesje en/of (een) ander(e) voorwerp(en) in de richting van die [slachtoffer] en/of het (meermalen) slaan en/of stompen van die [slachtoffer] .

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld op welk moment [slachtoffer] gestoken is en door wie dat is gebeurd. Op de camerabeelden lijkt te zien te zijn dat medeverdachte [medeverdachte] twee stekende bewegingen maakt, maar daarvoor is geen steunbewijs .
Het meer subsidiair ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe aangegeven dat uit de beelden blijkt dat beide verdachten verhaal komen halen bij [slachtoffer] , dat verdachte iets naar [slachtoffer] gooit en dat er stompende bewegingen naar [slachtoffer] worden gemaakt. Voorts blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] gestoken is. Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld is niet nodig dat bewezen wordt wie welke handeling heeft verricht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte moet vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Van het meer subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel dat aangever gestoken is. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd, kort en voor zover relevant weergegeven.
Verdachte heeft niet het voornemen gehad om aangever van het leven te beroven. Hij ontkent dat hij aangever met een mes heeft gestoken.
De omschrijving van de camerabeelden is niet juist in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen.
Op de beelden is geen contact waarneembaar tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zodat niet gesproken kan worden van nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Verdachte is ongeveer twee meter van aangever en de medeverdachte verwijderd op het moment dat [medeverdachte] tegen aangever aanspringt en aangever gestoken zou zijn. Verdachte wordt daarna in de worsteling tegengehouden door een derde persoon.
Verdachte heeft solitair iets naar aangever gegooid. Dat aangever is gestoken is, is voor verdachte uit het niets gekomen. Het kan hem dan ook niet worden aangerekend.
Er is geen sprake van medeplegen omdat er geen sprake is van opzet op de bestanddelen van de delictsomschrijving en geen opzet op de nauwe en bewust samenwerking.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman nog opgemerkt dat niemand heeft verklaard dat aangever is geslagen. Verdachte was zich er tijdens het gooien van de flesjes, de helm en fiets niet van bewust dat hij niet in zijn eentje opereerde.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Bewijsmiddelen
Aangever heeft verklaard:
“Op woensdag 10 juni 2015 ben ik op het veldje naast Eindelijk twee keer met een mes, in mijn hart gestoken. [2] (…) Ik heb op het veldje een bijnaam. Dat is [bijnaam/slachtoffer] . . [3] (…) [A] had een bierflesje in zijn hand. Ik zag dat [A] het bierflesje welke hij in zijn hand had mijn richting op gooide. (…) [B] ging [A] helpen, het was nu twee tegen een. [B] en [A] hadden mij in een hoek gedreven. Dit was de hoek bij Eindelijk en het hek van het spoor. Opeens voelde ik twee vuistslagen op mijn borst, onder mijn linker tepel. Ik had op dat moment nog niet door dat ik gestoken was.” [4]
(…) [A] , [A] en [A] zijn een en dezelfde persoon. [5]
De aangifte houdt in dat het incident zich heeft afgespeeld in Almere. [6]
Uit de medische gegevens van aangever blijkt dat aangever twee steekwonden links op de thorax had, waarbij het hart is geraakt. Er zat een gat in de rechter hartkamer met bloed in het hartzakje. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij twee bierflesjes, een helm en een fiets naar aangever heeft gegooid. [8] Bij de politie heeft hij verklaard:
“ Vanwege de vlechten word ik [A] genoemd. [9] (…) Ik had een biertje in mijn handen. (…) Ik gooide deze toen richting [bijnaam/slachtoffer] . (…) Ik zag dat [bijnaam/slachtoffer] met [medeverdachte] begon te vechten. [10] (…) Er waren toen meer mensen in de buurt van [bijnaam/slachtoffer] . Dit waren er een stuk of drie plus [medeverdachte] . [11]
Verbalisant [verbalisant 1] is ambtshalve bekend dat medeverdachte [medeverdachte] de bijnaam [B] heeft. [12]
Ter zitting heeft de rechtbank de videobeelden van het incident bekeken. Op de zitting hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangegeven waar zij op de beelden te zien zijn.
De rechtbank heeft, met die kennis, op de beelden gezien dat er een incident is ontstaan tussen - in elk geval - aangever, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Te zien is dat verdachte een flesje naar aangever gooit. Aangever loopt daarna in de richting van verdachte. [medeverdachte] komt aanlopen en gaat achter aangever aan. Aangever rent in de richting van het talud. [medeverdachte] en verdachte rennen achter hem aan en maken slaande/gooiende bewegingen. Aangever draait zich in zijn loop om waardoor hij met zijn gezicht richting verdachte en [medeverdachte] staat. Vervolgens springt [medeverdachte] naar aangever toe. Onderaan het talud ontstaat een worsteling tussen de drie mannen. Aangever rent weg via het talud. Verdachte gooit een helm en een fiets naar aangever. [13] Dit komt overeen met hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek beelden cameratoezicht, is opgenomen. [14]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De aangever heeft verklaard dat hij twee vuistslagen op zijn borst voelde, onder zijn linker tepel. Die plaats op het lichaam komt overeen met de plaats van het letsel. Daarom staat vast dat het steken heeft plaatsgevonden op het moment waarop aangever die vuistslagen heeft gevoeld. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in samenhang bekeken volgt dat dit was op het moment dat in ieder geval aangever, verdachte en medeverdachte [verdachte] zich bevonden onderaan het talud, in de hoek bij Eindelijk en het hek van het spoor.
Vrijspraak primair en subsidiair tenlastegelegde
Op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die aangever heeft gestoken. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte met een of meer anderen dusdanig nauw en betrokken mee heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van het steken.
Verdachte zal daarom van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat op aangever is uitgeoefend. Verdachte is welbewust een confrontatie aangegaan en is meegegaan in de aanvalsgolf van een of meer anderen. Hij heeft ook zelf een actieve bijdrage geleverd aan het geweld.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 10 juni 2015 te Almere, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Festivalplein aldaar, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, met kracht steken/prikken met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de hartstreek van die [slachtoffer] en het meermalen gooien van een bierflesje en andere voorwerpen in de richting van die [slachtoffer] en het meermalen slaan en/of stompen in de richting van die [slachtoffer] .
Van het onder meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en het letsel, de impact die het heeft gehad op [slachtoffer] , de justitiële documentatie van verdachte en de omstandigheid dat verdachte weinig openheid van zaken heeft gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gesteld dat bij een bewezenverklaring volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] is zeer ernstig gewond geraakt als gevolg van dit geweld en is fors leed toegebracht. Een dergelijk geweldsincident brengt tevens grote onrust mee in de maatschappij. Dit wordt de verdachte zeer kwalijk genomen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 14 december 2015 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waaruit blijkt dat voor openlijk, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend doorgaans zes maanden gevangenisstraf wordt opgelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken, zodat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden zal worden opgelegd.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door mr. N.C.E.C. Luns – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 7.615,83, bestaande uit immateriële schade van € 3.000,- en materiële schade van € 4.615,83.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat aan immateriële schade € 1.000,- kan worden toegekend, hoofdelijk en met de schadevergoedingsmaatregel.
Het overige kan niet worden toegekend, omdat dit geen rechtstreekse schade is van het openlijk geweld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat verdachte niet gestoken heeft en hij hiervoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Ook is er geen rekening gehouden met de eigen schuld.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder het meer subsidiair bewezen verklaarde feit. Het
steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, was onderdeel van het openlijk geweld, zodat de schade die hierdoor is ontstaan een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde .
De immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-.
Ook de kosten voor het verblijf in het ziekenhuis, de kleding, de aanvullende kosten verzorging Apotheek/Kruidvat, fysiotherapie en het eigen risico komen volledig voor toewijzing in aanmerking, in totaal € 928,20.
Ten aanzien van de reiskosten komen alleen de reiskosten van aangever zelf voor vergoeding in aanmerking, te weten € 117,45. Voor het overige worden deze kosten afgewezen.
De parkeerkosten zijn, gelet op de data, gemaakt door de partner van aangever en de kosten voor de speaker, Iphone en scooter zijn geen rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, zodat ook deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en zullen worden afgewezen.
De kosten voor de gederfde inkomsten zijn onvoldoende onderbouwd zodat aangever voor deze kosten niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
De kosten van rechtsbijstand zijn op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van € 400,00. De rechtbank heeft voor de hoogte van het bedrag aansluiting gezocht bij het liquidatietarief in kantonzaken (een punt ad € 200,00, waarbij in deze zaak is uitgegaan van twee punten, te weten het opstellen van de vordering en de toelichting ter zitting).
Het totaal aan materiële kosten dat toegewezen wordt is € 1.445,65 (waaronder € 400,- voor rechtsbijstand), zodat het totale toegewezen bedrag € 4.445,65 bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2015 tot de dag der voldoening. .
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Almere, van een bedrag van € 4.445,65 (zegge: vierduizend vierhonderdvijfenveertig euro en vijfenzestig cent), bestaande uit € 3.000,- immateriële schade en € 1.445,65 aan materiële schade (waaronder € 400,- voor rechtsbijstand), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 juni 2015, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.545,65 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde ten aanzien van de gederfde inkomsten betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H. Vegter, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met de naam MD2R015148 met het nummer 2015177574, doorgenummerd 1 tot en met 30, 100 tot en met 144, 200 tot en met 226 en 1000 tot en met 1096.
2.Pagina 1024.
3.Pagina 1024.
4.Pagina 1025.
5.Pagina 1037.
6.Pagina 1024.
7.Pagina 1021.
8.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting op 5 februari 2016.
9.Pagina 1071.
10.Pagina 1074.
11.Pagina 1075.
12.Pagina 143.
13.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting bij het zien van de camerabeelden.
14.Pagina’s 1039 en 1040.