Op 2 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/660001-14. Deze uitspraak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie die eerder was opgelegd aan de veroordeelde, geboren in 1997 in Indiana (VS). De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie, die op 10 november 2015 was ingediend. De veroordeelde had zich onvoldoende gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden, zoals het tijdig melden bij de reclassering en deelname aan een werkproject. Tijdens de zitting op 19 januari 2016 werd de officier van justitie gehoord, evenals de advocaat van de veroordeelde, mr. Y. Taghi, en een vertegenwoordiger van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE). De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde regelmatig te laat kwam, afspraken niet nakwam en niet in gesprek wilde gaan met de reclassering. Ondanks de argumenten van de raadsman om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie moest worden toegewezen. De rechtbank heeft de niet tenuitvoergelegde straf van 90 dagen jeugddetentie gelast, die eerder was opgelegd bij een vonnis van 8 september 2015.