ECLI:NL:RBMNE:2016:7774

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
16/652527-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat het slachtoffer tegen zijn hoofd was geschopt, noch dat dit letsel door de verdachte was veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de camerabeelden en de aangifte van het slachtoffer niet voldoende bewijs boden voor deze beschuldiging.

De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging, gepleegd op 12 augustus 2016 te Utrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van hen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en het feit dat hij als first-offender wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook de impact van het geweld op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten in de maatschappij teweegbrengen. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652527-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W. Tijsseling, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 12 augustus 2016 te Utrecht samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven;
feit 2: op 12 augustus 2016 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich naast de op de grond liggende [slachtoffer 2] opgesteld en hierna hebben zowel verdachte als [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] met geschoeide voert en met kracht tegen het hoofd geschopt en op diens hoofd gestampt. Met betrekking tot het schoppen tegen en het stampen op het hoofd heeft de officier van justitie er op gewezen dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar en vitaal deel van het menselijk lichaam is en dat bij een trap tegen het hoofd de aanmerkelijke kans aanwezig is dat het slachtoffer dodelijk wordt getroffen.
Voor zover het onder 1 ten laste gelegde ziet op slachtoffer [slachtoffer 1] kan volgens de officier van justitie geen bewezenverklaring volgen en hij heeft dan ook verzocht verdachte van dat feit vrij te spreken.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot het zwaar lichamelijk letsel heeft de officier van justitie er op gewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 2] een trap tegen diens been heeft gegeven, als gevolg waarvan het zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft er hierbij -kort gezegd- op gewezen dat op basis van de camerabeelden niet is komen vaststaan dat de slachtoffers door het schoppen zijn geraakt op het hoofd. Daarnaast hebben beide slachtoffers ook niet verklaard dat zij tegen het hoofd zijn geschopt en evenmin past het bij de slachtoffers geconstateerde letsel bij het met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van [slachtoffer 2] geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. In het geval het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel als zwaar lichamelijk letsel wordt aangemerkt is het volgens de raadsman niet met zekerheid vast te stellen dat dit letsel door verdachte is toegebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt met betrekking tot de ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] als volgt.
Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie aangifte gedaan van het tegen hem gepleegde geweld. Uit deze aangifte blijkt niet dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij tegen zijn hoofd is geschopt/gestampt. Uit de medische gegevens omtrent het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel volgt niet dat het slachtoffer letsel aan zijn hoofd had dat past bij het schoppen/stampen op/tegen het hoofd. De rechtbank heeft daarnaast zelf de camerabeelden bekeken waarop de vermeende schoppen tegen het hoofd te zien moeten zijn. Op basis van die camerabeelden stelt de rechtbank weliswaar vast dat [slachtoffer 2] , toen hij weerloos op de grond lag, is geschopt door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en op hem is ingestampt, maar niet met zekerheid valt vast te stellen dat [slachtoffer 2] hierbij aan het hoofd is geraakt.
Nu, gelet op het vorenstaande, niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] tegen diens hoofd is geschopt en gestampt acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde [1]
Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op donderdag 11 december 2016 (de rechtbank begrijpt: 11 augustus 2016) ben ik met [slachtoffer 1] en een Engelse jongen genaamd [A] naar café De Beurs op het Neude geweest. (..) Rond 04:00 uur verlieten wij café Filemon op het Janskerkhof in Utrecht. Ineens zag ik vanuit mijn ooghoek dat [slachtoffer 1] werd geslagen en geschopt door meerdere jongens. (..)Vrijwel gelijk hierna werd ik heel hard geschopt op mijn been en kwam ik ten val. Ik voelde gelijk heel veel pijn in mijn rechter knie. Toen ik op de grond lag, zag ik dat er meerdere jongens op mij inschopten. [2]
Een brief d.d. 14 november 2016 van [B] , orthopedisch chirurg in het St. Antonius Ziekenhuis voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Betreft: dhr. [slachtoffer 2] .
Ik kan u informeren dat patiënt [slachtoffer 2] zich op 25 augustus 2016 poliklinisch meldde na een distorsie van de rechterknie ten gevolge van een mishandeling op 12 augustus 2016. Patiënt werd initieel opgevangen in het Diakonnessenhuis. Daar is een röntgenfoto/CT gemaakt met verdenking op een tibiaplateau fractuur. Patiënt werd initieel met een gipskoker en een extensiespalk behandeld.
Bij onderzoek op 25 augustus 2016 zag ik een fors gezwollen knie met een haematoom in de knieholte, een duidelijk beperkte functie en pijn aan de mediale zijde met een 2-3+ mediaal bandletsel. Een aanvullende MRI scan toont een graad 3 ruptuur van de mediale band. Uitgebreide bot bone bruising van de laterale femurcondyl. Fragmentjes aan de mediale zijde van de patella met duidelijke kraakbeenafwijkingen ter plaatse.
Getuige het arthroscopieverslag van 10 oktober 2008 werden er bij de arthroscopie die ik toentertijd uitvoerde in de Berman Kliniek geen afwijkingen aan het kraakbeen gevonden. [3]
Op 31 oktober 2016 was sprake van een forse quadricepsatrofie en nog altijd forse hydrops. Binnenband was stabiel maar er was sprake van een nog fors reactief gewricht op basis van de posttraumatische afwijkingen, waarbij de ontstane kraakbeenschade ook een duidelijke rol speelt. Ik verwacht dat de reactiviteit van de knie af zal nemen, maar dat de belastbaarheid met name (bij) meer sportieve belasting door de schade die ontstaan is, in de toekomst beperkt zal zijn.
Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 12 augustus 2016 omstreeks 04:00 uur bevond ik mij samen met mijn vrienden [slachtoffer 2] en [A] op het Janskerkhof te Utrecht. Ik kreeg buiten het café een woordenwisseling met een groepje jongens. Voor ik het wist kwamen er drie of vier mannen op mij afgelopen. Ik zag en voelde dat deze mannen op mij in begonnen te slaan en te trappen. Ik voelde harde vuistslagen in mijn gezicht. Ik voelde deze vuistslagen vooral op mijn neus. Ik voelde dat de mannen door bleven gaan met het slaan in mijn gezicht. Op een gegeven moment lag ik op de grond. Ik weet niet meer of ik door hun naar de grond ben gewerkt of dat ik zelf gevallen ben. Ik voelde dat ik nog steeds in mijn gezicht geslagen werd. Ik probeerde te overleven. Achteraf hoorde ik dat mijn vriend [slachtoffer 2] ook mishandeld was. [4]
De eigen waarneming van de rechtbank, betreffende een DVD, inhoudende camerabeelden voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Van het gebeuren op het Janskerkhof op 12 augustus 2016 zijn camerabeelden. Deze camerabeelden, van zowel cameratoezicht van de politie als van een beveiligingscamera op het terrein van Janskerkhof 23 (respectievelijk op de DVD de volgende bestanden: UTR-CM-541-Lange Janssstraat_Janskerkhof en Surya Utrecht buiten voor_120816.0405-120816.0430), zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2016 bekeken. De rechtbank heeft als eigen waarneming op de camerabeelden voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven het volgende waargenomen:
T.a.v. slachtoffer [slachtoffer 1] :
  • [verdachte] en [medeverdachte 1] slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] loopt ondertussen in hun richting;
  • [medeverdachte 2] voegt zich bij [verdachte] en [medeverdachte 1] , mengt zich in het gevecht en raakt in een worsteling met [slachtoffer 1] , waarbij zij beiden op de grond terechtkomen;
  • [verdachte] schopt [slachtoffer 1] tegen het lichaam, terwijl [slachtoffer 1] nog in worsteling is met [medeverdachte 2] ;
  • [medeverdachte 2] trapt de op de grond liggende [slachtoffer 1] tegen het lichaam, terwijl laatstgenoemde vast wordt gehouden door [medeverdachte 3] .
T.a.v. slachtoffer [slachtoffer 2] :
  • [slachtoffer 2] rent weg en wordt achterna gezeten door [medeverdachte 1] . Tijdens het wegrennen wordt [slachtoffer 2] tegen de grond gewerkt door [medeverdachte 3] ;
  • [medeverdachte 3] en vervolgens [verdachte] trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] , terwijl laatstgenoemde op z’n knieën op de grond zit. [medeverdachte 1] valt op dat moment half over [slachtoffer 2] heen;
  • [medeverdachte 1] en [verdachte] slaan [slachtoffer 2] meerdere malen tegen het lichaam en/of hoofd;
  • [verdachte] trapt tegen het linkerbeen van [slachtoffer 2] , waardoor laatstgenoemde uit balans raakt en door zijn rechterknie zakt. Deze knie knakt hierdoor op onnatuurlijke wijze dubbel en [slachtoffer 2] valt op de grond. [slachtoffer 2] grijpt onmiddellijk naar zijn rechterknie;
  • [verdachte] en [medeverdachte 1] gaan naast het bovenlichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2] staan en achtereenvolgens schoppen/stampen [medeverdachte 1] en [verdachte] en ten slotte weer [medeverdachte 1] op de op de grond liggende [slachtoffer 2] in. [slachtoffer 2] wordt hierbij geraakt, maar onduidelijk is of [slachtoffer 2] hierbij op de borst, de linkerschouder, de linkerbovenarm of het hoofd wordt geraakt.
4.3.2.2 Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten ten aanzien van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . De rechtbank acht voorts op grond van haar eigen waarneming bewezen dat het genoemde letsel aan de rechterknie van [slachtoffer 2] , hetgeen de rechtbank kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel, is veroorzaakt door het trappen van [verdachte] tegen het linkerbeen van [slachtoffer 2] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 2 augustus 2016 te Utrecht openlijk, te weten op de openbare weg, het Janskerkhof, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
- het meerdere malen met geschoeide voet en met kracht tegen het lichaam trappen van
voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- het meerdere malen met kracht en met geschoeide voet stampen op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het meerdere malen tegen het lichaam slaan van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten
een (in)gescheurde band/ruptuur van de mediale band van de (rechter)knie en/of (blijvende) schade aan het kraakbeen/kraakbeenafwijkingen voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: een meldplicht bij de reclassering en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt een ambulante behandeling met betrekking tot het middelengebruik en een agressieregulatietraining.
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan volgens de raadsman nog een voorwaardelijke straf worden opgelegd, waarbij hij zich met betrekking tot de hoogte van deze straf heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Aan deze eventuele voorwaardelijke straf dient enkel de algemene voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan een ander strafbaar feit gekoppeld te worden, aldus de raadsman.
De raadsman heeft gelet op het voorgaande verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die onder meer tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in het uitgaansleven. Gesproken kan worden van zinloos uitgaansgeweld op de openbare weg ten gevolge waarvan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewond zijn geraakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft daarbij door toedoen van verdachte zwaar lichamelijk letsel aan zijn knie opgelopen. Uit de door [slachtoffer 2] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij tot op heden nog steeds de lichamelijke en psychische klachten ten gevolge ondervindt van hetgeen hem is aangedaan. Onzeker is of zijn knie weer volledig zal herstellen.
Naast leed voor de directe betrokkene veroorzaken dergelijke feiten, zeker als deze plaatsvinden op de openbare weg en er mensen getuigen van zijn, gevoelens van onveiligheid en onrust bij deze getuigen in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en hij derhalve als first-offender moet worden beschouwd.
De voorlopige hechtenis van verdachte is na 15 dagen onder strikte (bijzondere) voorwaarden geschorst.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 november 2016. Uit dit rapport is gebleken dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden die hem waren opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering heeft verder geen aanknopingspunten gezien voor een reclasseringstoezicht met interventies. De reclassering heeft zich onthouden van een advies over een eventueel op te leggen sanctie.
Met betrekking tot de strafmaat heeft de rechtbank uitdrukkelijk rekening gehouden met de rol van verdachte bij de geweldplegingen. Zo is verdachte bij zowel het geweld tegen [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] betrokken geweest en is hij degene geweest die verantwoordelijk is voor het aan [slachtoffer 2] toegebrachte zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de nog jonge leeftijd van verdachte en met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 166 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 240 uren passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient voor verdachte als stok achter de deur om hem er in de toekomst van te weerhouden zich wederom aan een strafbaar feit schuldig te maken. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om aan het voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden te verbinden. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en met het advies van de reclassering.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 14.569,93, waarvan in totaal € 4.569,93 (kleding € 330,-, eigen risico € 385,-, orthopedische schoenen
€ 500,-, steunzolen € 150,-, factuur psycholoog € 665,-, fysiotherapie € 1.800,-, reiskosten
€ 300,-, parkeerkosten € 24,50, extra college geld € 168,-, kaartje Decibel € 80,-, vliegticket Montenegro € 167,43) aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is in hoeverre er al schade was aan de rechterknie voor 12 augustus 2016. Een orthopedisch chirurg dient hiernaar volgens de raadsman onderzoek te verrichten. De raadsman heeft dan ook verzocht de vordering in zijn geheel af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de bedragen die gewoonlijk worden toegewezen bij soortgelijke geweldszaken en ontstaan letsel. De rechtbank begroot de immateriële schade thans op € 2.500,- en zal gelet hierop een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding toewijzen.
De vordering is met betrekking tot de gevorderde materiële schade onvoldoende betwist en de rechtbank acht dat deel dan ook toewijsbaar.
De vordering kan dan ook worden toegewezen voor een bedrag van € 7.069,93. De vordering dient ter zake de toegekende immateriële schade te worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 12 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening. De vordering dient ter zake de toegekende materiële schade te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2016 tot de dag der algehele voldoening. Verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van de vordering, in die zin dat verdachte dat gedeelte niet aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien dit door zijn mededader(s) is betaald.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, met de bepaling dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens eveneens hoofdelijk met zijn mededader(s) de schadevergoedingsmaatregel opleggen, eveneens vermeerderd met voornoemde wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de rente.

10.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.580,36, waarvan in totaal € 405,36 (kleding € 110,-, inkomstenderving € 202,86,-, reiskosten € 15,00,-, parkeerkosten € 12,50,-, kaartje Uitweek € 65,-) aan materiële schade en € 1.175,- aan immateriële schade.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen, daar het gevorderde bedrag niet reëel is in vergelijking met toegekende bedragen in soortgelijke zaken.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Bij de begroting van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de bedragen die gewoonlijk worden toegewezen bij soortelijke geweldszaken en ontstaan letsel. De rechtbank zal gelet hierop een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding toewijzen.
De vordering is met betrekking tot de gevorderde materiële schade niet betwist en de rechtbank acht dat deel dan ook toewijsbaar.
De vordering kan dan ook worden toegewezen voor een bedrag van € 905,36.De vordering dient ter zake de toegekende immateriële schade te worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 12 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening. De vordering dient ter zake de toegekende materiële schade te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2016 tot de dag der algehele voldoening..
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, met de bepaling dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank bepalen dat voor zover het toegekende bedrag door (een) mededader(s) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens eveneens hoofdelijk met zijn mededader(s) de schadevergoedingsmaatregel opleggen, eveneens vermeerderd met voornoemde wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de rente.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 166 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 7.069,93, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening ter zake de immateriële schade van € 2.500,- en vanaf 14 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening ter zake de materiële schade van € 4.569,93.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op, hoofdelijk met zijn mededader(s) ten behoeve van [slachtoffer 2] , € 7.069,93 aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 70 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Laatstgenoemd bedrag dient eveneens vermeerderd te worden met voornoemde wettelijke rente.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 905,36, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening ter zake de immateriële schade van € 500,- en vanaf 14 november 2016 ter zake de materiële schade van € 405,36 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op, hoofdelijk met zijn mededader(s) ten behoeve van [slachtoffer 1] , € 905,36 aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 18 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Laatstgenoemd bedrag dient eveneens vermeerderd te worden met voornoemde wettelijke rente.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopigehechtenis
Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. S.M. van Lieshout en M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als
volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of
meer van) zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere malen met kracht en met
geschoeide voet in het gezicht, althans tegen het hoofd, getrapt, en/of
- met kracht en met geschoeide voet voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of
meerdere malen op het gezicht, althans op het hoofd gestampt, en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere malen in het gezicht
en/of tegen het (achter-)hoofd geslagen/gestompt, en/of
- een knie tegen/op de/het keel/hals/hoofd van voornoemde [slachtoffer 1]
gezet/gedrukt/gehouden, teneinde voornoemde [slachtoffer 1] te fixeren, terwijl deze
op zijn rug op de grond lag,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Utrecht
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Janskerkhof, in elk geval op
of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
- het een of meerdere malen met geschoeide voet en met kracht in het gezicht,
althans tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam, trappen van
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- het een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet stampen op het
gezicht, althans op het hoofd, in ieder geval op het lichaam, van voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- het een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, in ieder
geval tegen het lichaam, slaan/stompen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
en/of
- het zetten/drukken/houden van een knie tegen/op de/het keel/hals/hoofd van
voornoemde [slachtoffer 1] , teneinde voornoemde [slachtoffer 1] te fixeren, terwijl deze
[slachtoffer 1] op zijn rug op de grond lag,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten
een (in)gescheurde (binnen)band van de (rechter)knie en/of (blijvende) schade aan het kraakbeen/kraakbeenafwijkingen, althans enig zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2016250076 Z bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , pag. 145 en 146.
3.Losbladige brief van [B] d.d. 14 november 2016.
4.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , pag. 59 en 60.