ECLI:NL:RBMNE:2016:7773

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
16/711646-11 PIJ
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met bijzondere voorwaarden voor nazorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) van een veroordeelde, geboren in 1991 in Algerije. De vordering tot verlenging werd ingediend door de officier van justitie op 7 november 2016, maar de rechtbank heeft deze afgewezen. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van de stukken in het dossier en de verklaringen van de betrokken partijen tijdens de zitting op 25 november 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich goed heeft ontwikkeld en dat hij openstaat voor begeleiding. De reclassering heeft aangegeven dat zij de begeleiding kan overnemen, mits de veroordeelde zich aan de voorwaarden houdt. De rechtbank concludeert dat er geen noodzaak is voor verlenging van de PIJ-maatregel, omdat dit niet in het belang is van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging afgewezen en bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, waaronder gesprekken met de reclassering en het volgen van een dagbesteding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/711646-11
Datum uitspraak: 9 december 2016
Beslissing op de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 7 november 2016, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 8 november 2016, strekkende tot verlenging met 3 maanden van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:
[veroordeelde]
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Algerije)
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juni 2013, waarbij [veroordeelde] voornoemd is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- de beslissing van deze rechtbank van 30 juni 2016, waarbij de termijn van de maatregel is verlengd voor de duur van 6 maanden;
- het advies van de inrichting van [naam instelling 1] van 31 oktober 2016 met bijlagen, uitgebracht door mw. drs. [A] , hoofd behandeling, mw. [B] , behandelcoördinator en mw. mr. [C] , directeur en hoofd van de inrichting, inhoudende de termijn van de maatregel – indien [veroordeelde] aan de hem gestelde voorwaarden kan voldoen - niet te verlengen en over te gaan op het jaar verplichte nazorg door de reclassering. Mocht blijken dat [veroordeelde] onvoldoende in staat is aan de voorwaarden te voldoen is het advies de termijn van de maatregel te verlengen met drie maanden;
- het instrument Savry van 19 oktober 2016;
- het advies van [naam instelling 2] , afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van 25 november 2016, inhoudende voorwaarden voorwaardelijke beëindiging maatregel PIJ.

2.De procesgang

Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 25 november 2016, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, [veroordeelde] voornoemd, de raadsman mr. R.P.A. Kint en de deskundigen [B] en [D] .

3.Het standpunt van de inrichting en deskundigen

[veroordeelde] is vrij snel na de laatste zitting met STP gegaan. Op 4 oktober 2016 is [veroordeelde] overgegaan naar een kamertraining van [naam instelling 2] . [veroordeelde] houdt zich aan de afspraken en laat zich begeleiden op meerdere leefgebieden. Hij is in staat het hem aangeleerde buiten toe te passen en het vertrouwen in de hulpverlening vast te houden. [veroordeelde] heeft meer inzicht in zijn problematiek gekregen. Zijn problematiek blijft echter aanwezig. Hij is nog niet in staat zijn cognitieve beperking ten volle te erkennen. Hierdoor overschat hij zichzelf en onderschat hij zijn begeleidingsbehoefte. Door mee te gaan in de wensen van [veroordeelde] en zijn behoefte aan versnelde vrijheid en zelfstandigheid ontstaat er een risico op overschatting, waardoor hij de situatie niet meer overziet, gefrustreerd raakt en voor onconventionele manieren voor het uiten van zijn frustraties kiest.
[veroordeelde] woont sinds kort aan [straatnaam] [woonplaats] , hier zal een observatieperiode van drie maanden plaatsvinden waarna gekeken wordt of er een urgentie aangevraagd kan worden zodat [veroordeelde] voor zelfstandig wonen in aanmerking komt. Gezien de cognitieve beperking zal [veroordeelde] wel hulp bij wonen, werken en financiën nodig blijven hebben.
Indien de PIJ-maatregel niet verlengd wordt zal de STP overgaan in het jaar verplichte nazorg, hetgeen inhoudt dat de JJI niet meer betrokken is en de reclassering hem verder zal begeleiden. De reclassering geeft aan dat zij de verplichte nazorg aan kan gaan als [veroordeelde] zich conformeert aan de regels, hij openheid geeft zodat er vertrouwen kan zijn en hij niet meer blowt. Het recidive risico wordt ingeschat als matig.
[B] heeft ter terechtzitting het standpunt en het advies van de inrichting nader toegelicht. Zij heeft er aan toegevoegd dat alle partijen afgelopen week bij elkaar zijn geweest. Men is erg tevreden over [veroordeelde] . Hij heeft wel de neiging om heel snel te willen. Het is noodzakelijk dat daar de rem op wordt gezet; [veroordeelde] kan het op dit moment nog niet allemaal alleen. De reclassering heeft aangegeven dat zoals het nu gaat met veroordeelde, zij de begeleiding van veroordeelde over kan nemen.
Geadviseerd wordt om de PIJ-maatregel niet te verlengen en ten behoeve van het voorwaardelijk deel van de PIJ-maatregel [veroordeelde] de voorwaarden op te leggen zoals deze door de reclassering zijn opgesteld.
[D] heeft zich aangesloten bij de conclusies en het advies van de inrichting. [veroordeelde] heeft nu op maat gesneden begeleiding en het is belangrijk dat hij deze begeleiding houdt zolang het voorwaardelijk deel van de maatregel loopt, met daarbij de voorwaarden zoals geformuleerd in het advies van [naam instelling 2] .

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn vordering gewijzigd, in die zin dat hij, gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken, de afwijzing van de vordering verlenging heeft gevorderd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om, in het kader van de verplichte nazorg, aan [veroordeelde] de voorwaarden op te legen zoals deze door [naam instelling 2] zijn opgesteld.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat het goed gaat met [veroordeelde] . [veroordeelde] is bereid zich aan de opgestelde voorwaarden te houden. De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie

6.De beoordeling

Beoordeeld moet worden of het recidivegevaar nog in zodanige mate aanwezig is dat dit een verlenging van de maatregel vereist en of verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat [veroordeelde] zijn behandeling tijdens de PIJ-maatregel naar tevredenheid heeft doorlopen. Het verblijf van [veroordeelde] bij de kamertraining van [naam instelling 2] , waar hij nu enige maanden verblijft, verloopt naar tevredenheid. Hij staat open voor begeleiding en houdt zich aan de gemaakte afspraken. Het recidiverisico wordt thans ingeschat als matig. De inrichting en de reclassering geven aan dat de reclassering de begeleiding van veroordeelde op zich kan nemen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel niet vereist is en dat een dergelijke verlenging evenmin in het belang is van een zo gunstige mogelijke verdere ontwikkeling van [veroordeelde] .
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2011 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77s, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) eindigt de PIJ-maatregel met ingang van 25 december 2016 van rechtswege voorwaardelijk, waarbij op grond van artikel 77ta eerste lid onder a en b Sr., de algemene voorwaarden komen te gelden dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten mag plegen en dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zich niet onttrekt aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden.
Ingevolge het met ingang van 1 juli 2011 geldende en op de onderhavige zaak van toepassing zijnde artikel 77tb, vijfde lid, onder c Sr. kan worden bepaald dat de veroordeelde zich binnen het jaar van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel dient te houden aan te stellen bijzondere voorwaarden die het gedrag van de veroordeelde betreffen.
De rechtbank ziet in de situatie van [veroordeelde] aanleiding om met toepassing van de zojuist genoemde artikelen te bepalen dat [veroordeelde] zich met ingang van de periode van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, zal houden aan de voorwaarden, zoals die door de reclassering van [naam instelling 2] zijn geadviseerd, ter zitting zijn besproken, door de officier van justitie zijn gevorderd en door [veroordeelde] zijn geaccordeerd.
De vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging zal daarom worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] af;
- wijst toe de vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd;
- stelt met ingang van 25 december 2016 en voor de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden, vast als bijzondere voorwaarden dat [veroordeelde] :
* regelmatig gesprekken heeft met de reclassering indien en voor zover de reclassering dit nodig acht. Deze gesprekken vinden plaats zowel op het kantoor van de reclassering als bij [veroordeelde] thuis. Tijdens deze gesprekken geeft [veroordeelde] inzicht in zijn dagelijks leven en maakt moeilijkheden waar hij mee te maken krijgt bespreekbaar;
* een structurele dagbesteding heeft bij [naam instelling 3] in [vestigingsplaats] of een vergelijkbare instelling en transparantie biedt over het verloop daarvan. niet ongeoorloofd verzuimt van zijn dagbesteding. De reclassering heeft toestemming om contact te hebben met zijn werkbegeleiders. [veroordeelde] wisselt niet zonder toestemming van de reclassering van werk en de daarbij behorende ambulante begeleiding van [naam instelling 2] ;
* zal wonen in de begeleidende woonvorm van [naam instelling 2] “ [straatnaam] ” in [vestigingsplaats] , of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen. [veroordeelde] houdt zich aan de afspraken die hij met de woonbegeleiding maakt en houdt zich aan de regels die gelden voor de betreffende woonvorm. [veroordeelde] zal niet wisselen van woonruimte zonder toestemming vooraf van de reclassering;
* meewerkt aan het verkrijgen van een stabiel sociaal netwerk. [veroordeelde] vermijdt sociale contacten die een verkeerde invloed op hem hebben en hem in de problemen kunnen brengen. [veroordeelde] geeft openheid van zaken naar woonbegeleiding en reclassering over zijn sociaal netwerk;
* zijn druggebruik onder controle heeft. [veroordeelde] kan hierop worden gecontroleerd middels urinecontrole. Wanneer de reclassering het vermoeden heeft dat het functioneren van [veroordeelde] achteruit gaat en het druggebruik daar de oorzaak van is, kan hem het druggebruik worden verboden;
* een legaal inkomen heeft. [veroordeelde] geeft openheid van zaken over zijn financiën en zal desgevraagd inzage geven in zijn financiën.
Aldus gedaan door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter en tevens kinderrechter en
mrs. H.A. Gerritse en C.E.M. Nootenboom-Lock, bijgestaan door G. van Engelenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 9 december 2016.