ECLI:NL:RBMNE:2016:7769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
16/105434-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal van een fiets, met inachtneming van eerdere vonnissen

Op 23 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die op 19 mei 2016 samen met anderen een fiets heeft gestolen in Utrecht. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 9 december 2016, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte werd bijgestaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder verklaringen van verbalisanten en de aangifte van de benadeelde partij, en kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met anderen de fiets had gestolen door middel van braak.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft hem een taakstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich niet begeleidbaar opstelde en geen openheid gaf over zijn situatie. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is op 23 december 2016 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/105434-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Justitiële Jeugd Inrichting Den Heyacker te Breda

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 9 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- op 19 mei 2016 in Utrecht samen met anderen een fiets heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant] zag op 19 mei 2016, omstreeks 17:55 uur dat er drie jongens het winkelcentrum ‘t Goylaan te Utrecht opliepen. Hij herkende twee van deze jongens: [verdachte] [2] en [medeverdachte] . Zij liepen daar met een onbekende derde jongen (nader te noemen: verdachte 1). [3] Verbalisant zag dat [medeverdachte] en verdachte 1 naar een rood/grijze damesfiets liepen en er omheen liepen. Verdachte 1 liep naar de fiets en ging op het achterrekje van deze fiets zitten. Verdachte 1 hield iets in zijn handen en bewoog met zijn handen ter hoogte van het cilinderslot heen en weer. Verdachte 1 stapte af en liep enkele meters weg. [verdachte] liep vervolgens naar verdachte 1 en deze gaf een zilverkleurig voorwerp aan [verdachte] . [verdachte] liep naar de fiets, ging op de achterdrager zitten en bewoog zijn handen heen en weer ter hoogte van het slot. Na ongeveer 10 seconden viel het gele kettingslot waarmee de fiets aan een paal vastzat, op de grond. [verdachte] fietste vervolgens weg met de fiets. [4]
[aangeefster] heeft op 19 mei 2016 aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Zij had haar rood/grijze damesfiets op 19 mei 2016 omstreeks 17.55 uur voor de Albert Heijn op ’t Goylaan te Utrecht met een geel kettingslot aan een paal vastgezet.
Het kettingslot was verbonden met het cilinderslot bij het achterwiel van de fiets. Even later zag zij dat haar fiets weg was en dat het kettingslot op de grond lag. Van agenten hoorde zij dat haar fiets teruggevonden was. Zij zag dat het slot defect was. [5]
De rechtbank acht, gelet op voornoemde omstandigheden, het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 19 mei 2016 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijwiel toebehorende aan [aangeefster] , waarbij verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen rijwiel onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat er geen aanleiding is om van de geldende oriëntatiepunten af te wijken en heeft verzocht om verdachte een taakstraf van 30 uren op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tezamen met zijn medeverdachten een fiets gestolen en daarbij het (ketting)slot waarmee de fiets vaststond, vernield.
Feiten zoals door verdachte gepleegd zijn ergerlijke feiten en veroorzaken financiële schade en overlast bij de slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen respect voor de eigendommen van een ander te hebben. Verdachte heeft op geen enkel moment, ook niet ter terechtzitting, er blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitieel Documentatie register van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, geen openheid gegeven over zijn persoon en persoonlijke omstandigheden. De heer [A] (William Schrikker Groep) heeft ter terechtzitting aangegeven dat men “klaar” is met verdachte. Verdachte stelt zich niet begeleidbaar op en is niet bereid enige medewerking te verlenen.
De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat – in het voordeel van verdachte – rekening te houden met zijn persoon en persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezen verklaarde op 23 december 2016 door de meervoudige strafkamer is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Veroordeelt verdachte tot:
- een
taakstrafvan
30 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter en tevens kinderrechter, en
mrs. R.C.J. Elte-Hamming en M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2016.
Mrs. R.C.J. Elte-Hamming is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij, op of omstreeks 19 mei 2016 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijwiel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen rijwiel onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 mei 2016, genummerd PL0900-2016152881, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 55. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] , pagina 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] , pagina 8.
4.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] , pagina 9.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , pagina 18.