ECLI:NL:RBMNE:2016:7767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
16/660068-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak met geweld, vrijspraak voor geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2016, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van een woninginbraak op 30 augustus 2016 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een woning heeft binnengebroken en daarbij goederen heeft weggenomen, waaronder een tas en ringen. De tenlastelegging omvatte ook het gebruik van geweld, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte geweld heeft gebruikt of dat hij rekening hield met de mogelijkheid dat een mededader geweld zou gebruiken. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte samen met anderen de inbraak heeft gepleegd, wat resulteerde in een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de inbraak. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660068-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] te [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mede namens de benadeelde partij [slachtoffer 3] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- op 30 augustus 2016 in Utrecht samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij geweld heeft gebruikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, voor zover dit ziet op de inbraak, ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt en/of dat verdachte er rekening mee had moeten houden dat één van zijn mededaders eventueel dergelijk geweld zou kunnen gebruiken. Verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde woninginbraak gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het ten laste gelegde geweld heeft de raadsman bepleit dat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wie aangeefster heeft geslagen. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is niet voldaan aan de vereisten voor medeplegen. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt waaruit volgt dat verdachte het eventueel door zijn mededaders te plegen geweld als aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Integendeel, bij het rukken aan de tas door aangeefster slaat men op de vlucht, waarna een van de daders op dat moment besluit haar te slaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt.
Vast staat dat aangeefster [slachtoffer 3] geslagen is door één van de daders. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld wie haar heeft geslagen. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte van tevoren het eventueel door (één) van zijn medeverdachten te plegen geweld als aanmerkelijk kans heeft aanvaard.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 3] heeft, mede namens [slachtoffer 1] , aangifte gedaan. Op 30 augustus 2016, omstreeks 14.35 uur, kwam zij bij haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . Zij zag dat er twee vreemde fietsen binnen de poort achter de woning stonden. [2] Zij zag dat de openslaande deuren aan de achterzijde van de woning op een kier stonden en dat de deur kapot was. Zij waarschuwde een buurvrouw die de politie belde. Zij liep terug naar de woning. [slachtoffer 3] zag dat er vier jongens op twee fietsen, een rode en een zwarte fiets, uit de tuin van haar woning kwamen. Zij maakte foto’s van hen. De jongen achterop de rode fiets had een weekendtas van haar vader bij zich. Zij rende achter hen aan om de tas af te pakken. Zij kon de tas van haar vader vastpakken en hield deze stevig vast. De twee jongens stapten van de fiets en renden weg. [3]
[getuige] zag op 30 augustus 2016 dat er commotie was voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Mensen wezen in de richting van Bunnik. Hij zag verderop twee jongens op een fiets richting Bunnik rijden. [4] Achter de fietsende jongens renden twee jongens in dezelfde richting. Hij had de twee jongens op de fiets gefilmd. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden op 30 augustus 2016 omstreeks 14.45 uur op verzoek van de meldkamer richting Bunnik. In de nabije omgeving van de [straatnaam] te [woonplaats] zagen zij twee jongens op een fiets. [6] Dit bleken te zijn: [verdachte] en [medeverdachte] . Op de plaats waar [medeverdachte] ten tijde van zijn aanhouding had gestaan werd een ring aangetroffen. [7] Op de plek waar [medeverdachte] en [verdachte] hadden gestaan werd een tweede ring aangetroffen. [8]
De door getuige [getuige] gemaakte beelden werden door verbalisant [B] bekeken. [9]
Zij herkende op de beelden de berijders van de fiets als de aangehouden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . [10]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] waren op 30 augustus 2016 ter plaatse aan de [adres] te [woonplaats] . Zij hoorden dat aangeefster [slachtoffer 2] en haar ouders de goederen, aangetroffen in de tas die aangeefster uit de handen van één van de verdachten had getrokken, herkenden als hun eigendom. Van een foto van twee ringen, welke aangetroffen waren bij de aanhouding van twee verdachten (de rechtbank: begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte] ), herkenden zij deze ringen als hun eigendom. [11]
Verbalisanten zagen dat er aan de achterzijde van de woning aan meerdere kozijnen en deuren braakschade zat. [12] In de woning zagen zij dat een kluis onder de trapkast opengebroken was. [13]
Verbalisant [verbalisant 5] had op 1 september 2016 contact met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaarde dat er bij de inbraak eveneens buitenlandse bankbiljetten, waaronder mogelijk Turkse lira waren weggenomen. [14] Voorts waren uit de woning een geldbedrag van tussen de 300 en 500 euro, bestaande uit bankbiljetten en muntgeld, en een mobiele telefoon van het merk Sony weggenomen. [15]
In de fouillering van [verdachte] werd een geldbedrag van € 40,10 aangetroffen, alsmede 30 Turkse lira. [16]
Tijdens het sporenonderzoek aan de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd op
30 augustus 2016 op het glas van de linker terrasdeur een handafdruk aangetroffen. Deze werd veiliggesteld onder nummer […] . [17]
Uit een vergelijkend onderzoek volgt dat er een zeer grote mate van overeenkomst is tussen het aangetroffen spoor en de afdruk van de linker middelvinger van verdachte [verdachte] . [18]
De rechtbank acht op basis van voornoemde feiten en omstandigheden dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 augustus 2016 samen met anderen heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 augustus 2016 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een grijze tas met inhoud en ringen en een mobiele telefoon (merk Sony) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van frequente recidive en dat verdachte geen voortrekkersrol heeft gespeeld. Voorts is verdachte hulpverleningsmoe en niet gemotiveerd voor enige hulpverlening. De verdediging heeft verzocht verdachte, mede gelet op zijn jonge leeftijd, een gevangenisstraf op te leggen van vier maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in een woning. Aan de buitenzijde van en in de woning is aanzienlijke schade aangericht en voorts is de gehele woning van onder tot boven overhoop gehaald. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] volgt dat zij en hun gezinsleden tot op heden in hun dagelijks functioneren de gevolgen ondervinden van de inbraak. Feiten zoals door verdachte gepleegd veroorzaken daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft er op geen enkel moment, ook niet ter terechtzitting, blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te willen komen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel uit het justitieel documentatie register van 18 oktober 2016, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, geen openheid gegeven over zijn persoon en persoonlijke omstandigheden. De heer [A] (William Schrikker Groep) heeft ter terechtzitting aangegeven dat men “klaar” is met verdachte. Verdachte stelt zich niet begeleidbaar op en is niet bereid enige medewerking te verlenen.
De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om bij het bepalen van de strafmaat – in het voordeel van verdachte – rekening te houden met zijn persoon en persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezen verklaarde op 23 december 2016 door de meervoudige strafkamer is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.
De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de nog jeugdige leeftijd van verdachte, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.BESLAG

De rechtbank zal teruggave gelasten van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, aan de familie [slachtoffers] , die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt:
* een geldbedrag van 30 Turkse Lira,
* een geldbedrag van € 40,10.
De rechtbank acht aannemelijk dat deze geldbedragen hen toebehoren.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 970,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 370,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven dat indien het onder verdachte en zijn medeverdachte in beslag genomen geld wordt teruggegeven aan de benadeelde, dit in mindering op de vordering dient te worden gebracht.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal het totaal van de onder verdachte en zijn medeverdachten in beslag genomen geldbedragen waarvan de rechtbank de teruggave aan de benadeelde partij heeft gelast, in totaal € 124,25, in mindering brengen op de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 845,75 en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 augustus 2016. Dit bedrag bestaat uit € 245,75 materiële schade en € 600,00 immateriële schade.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank hiervoor heeft toegewezen.
Dat deel van de vordering zou nader onderzocht moeten worden. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
10.2
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 600,00 en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 augustus 2016.
schademaatregel
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partijen als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
kosten
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11

12 BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Veroordeelt verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvan
5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten de familie [slachtoffers] , van de volgende voorwerpen:
* een geldbedrag van 30 Turkse lira,
* een geldbedrag van € 40,10;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 845,75 bestaande uit € 245,75 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 600,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- [slachtoffer 1] € 845,75, 16 dagen hechtenis vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [slachtoffer 3] € 600,00, 12 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings-verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde(n) heeft/hebben vergoed;
Kosten
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. R.C.J. Elte-Hamming en M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2016.
Mrs. R.C.J. Elte-Hamming is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een (grijze) tas met inhoud en/of een of meer ring(en) en/of een mobiele telefoon (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen de wang en/of het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen/gestompt;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016270553 Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 407. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 72.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 73.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 105.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 106.
6.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 112.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 113.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 114.
9.Proces-verbaal van bevindingen van [B] , pagina 107.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [B] , pagina 108.
11.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 132.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 132.
13.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 133.
14.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pagina 211.
15.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 160.
16.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 161.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek van [C] , pagina 245.
18.Een geschrift, inhoudende een rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 3 september 2016, pagina 205 en 206.