ECLI:NL:RBMNE:2016:7766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
16/660069-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak met geweld, vrijspraak voor geweld niet vastgesteld

Op 30 augustus 2016 heeft verdachte samen met anderen ingebroken in een woning in Utrecht. De tenlastelegging omvatte het gebruik van geweld tijdens de inbraak. Tijdens de rechtszitting op 9 december 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat het feit van de inbraak wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het gebruik van geweld niet kon worden vastgesteld. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het geweld, aangezien niet kon worden vastgesteld wie van de mededaders het geweld had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van geweld door verdachte en sprak hem vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat verdachte samen met anderen de woning had ingebroken en legde een jeugddetentie van 60 dagen op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen van de inbraak ondervinden. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], kregen schadevergoeding toegewezen voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660069-16;16/662032-14 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1997] te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 9 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mede namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- op 30 augustus 2016 in Utrecht samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd en daarbij geweld heeft gebruikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, voor zover dit ziet op de inbraak, ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt en/of dat verdachte er rekening mee had moeten houden dat één van zijn mededaders eventueel dergelijk geweld zou kunnen gebruiken. Verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde woninginbraak gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het ten laste gelegde geweld heeft de raadsman bepleit dat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wie aangeefster heeft geslagen. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is niet voldaan aan de vereisten voor medeplegen. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt waaruit volgt dat verdachte het eventueel door zijn mededaders te plegen geweld als aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Integendeel, bij het rukken aan de tas door aangeefster slaat men op de vlucht, waarna een van de daders op dat moment besluit haar te slaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt.
Vast staat dat aangeefster [slachtoffer 2] geslagen is door één van de daders. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld wie haar heeft geslagen. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte van tevoren het eventueel door (één) van zijn medeverdachten te plegen geweld als aanmerkelijk kans heeft aanvaard.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 2] heeft, mede namens [slachtoffer 1] , aangifte gedaan. Op 30 augustus 2016, omstreeks 14.35 uur, kwam zij bij haar woning aan de [adres] te [woonplaats] . Zij zag dat er twee vreemde fietsen binnen de poort achter de woning stonden. [2] Zij zag dat de openslaande deuren aan de achterzijde van de woning op een kier stonden en dat de deur kapot was. Zij waarschuwde een buurvrouw die de politie belde. Zij liepen terug naar de woning. [slachtoffer 2] zag dat er vier jongens op twee fietsen, een rode en een zwarte fiets, uit de tuin van haar woning kwamen. Zij maakte foto’s van hen. De jongen achterop de rode fiets had een weekendtas van haar vader bij zich. Zij rende achter hen aan om de tas af te pakken. Zij kon de tas van haar vader vastpakken en hield deze stevig vast. De twee jongens stapten van de fiets en renden weg. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reden op 30 augustus 2016 omstreeks 14.45 uur op verzoek van de meldkamer richting Bunnik. In de nabije omgeving van de [straatnaam] te [woonplaats] zagen zij twee jongens op een fiets. [4] Dit bleken te zijn: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Op de plaats waar [medeverdachte 1] ten tijde van zijn aanhouding had gestaan werd een ring aangetroffen. [5] Op de plek waar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden gestaan werd een tweede ring aangetroffen. [6]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] waren op 30 augustus 2016 ter plaatse aan de [adres] te [woonplaats] . Zij hoorden dat aangeefster [slachtoffer 2] en haar ouders de goederen, aangetroffen in de tas die aangeefster uit de handen van één van de verdachten had getrokken, herkenden als hun eigendom. Van een foto van twee ringen, welke aangetroffen waren bij de aanhouding van twee verdachten (de rechtbank: begrijpt: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ), herkenden zij deze ringen als hun eigendom. [7]
Verbalisanten zagen dat er aan de achterzijde van de woning aan meerdere kozijnen en deuren braakschade zat. [8] In de woning zagen zij dat een kluis onder de trapkast opengebroken was. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] had op 1 september 2016 contact met [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] gaf aan dat er bij de inbraak eveneens een mobiele telefoon van het merk Sony was weggenomen. [10]
Op 30 augustus 2016 zag verbalisant [verbalisant 6] op de [straatnaam] , ter hoogte van de ingang van het golfterrein, een man lopen. De man had natte schoenen en natte broekspijpen en droeg een groen/turquoise t-shirt. De man bleek te zijn [medeverdachte 2] . Verbalisant zag dat 20 meter verderop nog een man liep en hij hoorde dat deze man, [verdachte] , ook werd staande gehouden. [11]
Op 30 augustus 2016 zag verbalisant [verbalisant 7] op de [straatnaam] , gelegen in de nabijheid van de [straatnaam] te [woonplaats] een jongen lopen. [12] Zij heeft deze jongen aangehouden, dit bleek [verdachte] te zijn. [13] Verbalisant [verbalisant 8] zag dat deze [verdachte] onder de modder zat en een natte broek had. Hij droeg een donker blauw t-shirt. [14]
Door verbalisant [verbalisant 8] werd een onderzoek ingesteld op het golfterrein. [15]
Getuige [getuige 1] verklaarde dat een bezoeker bij hole 6 twee mannen op het golfterrein had gezien, één van hen droeg een donker t-shirt, de ander droeg een groen t-shirt. De mannen waren door de bosjes gekomen. [16]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij een man in een donker t-shirt door het hek van de uitgang had zien rennen. Enkele seconden later zag zij allemaal politieauto’s langsrijden. [17]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft met zijn surveillancehond in de omgeving onderzoek gedaan. In de bosschages op het golfterrein, ter hoogte van hole 6 werd, op aanwijzing van de hond, een grijs vest aangetroffen. Zijn hond liep verder tot aan het hekwerk. [18] Bij het hek was het gras platgetrapt.
Vervolgens had verbalisant [verbalisant 9] met zijn hond een onderzoek ingesteld vanaf de [adres] te [woonplaats] in de richting [verbalisant 6] . Op ongeveer 350 meter van de [adres] kwamen zij bij een afgesloten poort in een hekwerk, deze plaats lag ter hoogte van hole 6 op het achterliggende golfterrein. [19]
Verbalisant [verbalisant 8] voelde dat het aangetroffen vest zeer nat was, terwijl het de hele dag al zeer zonnig was. Het golfterrein werd door middel van een hek en een sloot afgescheiden van de openbare weg. De locatie waar het vest werd aangetroffen was ongeveer 400 meter van de plaats van de inbraak verwijderd. [20]
In het grijze vest werden een tweetal verschillende sokken aangetroffen. Aan [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt de vader van aangeefster [slachtoffer 3] ) werd een foto van voornoemde sokken gezonden. [slachtoffer 3] liet daarop weten dat de twee sokken op de foto, sterk leken op sokken die in zijn bezit waren. [21] Na de inbraak werd een effen grijze sok met de maat 35-38, zoals de sok op de foto’s, vermist. [22]
Door verbalisant [verbalisant 10] zijn de signalementen van de daders op de door aangeefster
[slachtoffer 2] genomen foto’s vergeleken met het signalement van de verdachten ten tijde van hun aanhouding. Verbalisant zag op de foto’s dat de bestuurder van de rode fiets gelijke kleding droeg als verdachte [verdachte] ten tijde van zijn aanhouding. Voorts vertoonde verdachte [verdachte] sterke gelaats- en postuurgelijkenis met de bestuurder van de rode fiets. [23]
Bewijsoverweging
Dader
De rechtbank is van oordeel dat verdachte één van de vier daders van de inbraak is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster [slachtoffer 2] foto’s heeft genomen van de vier daders die zij uit de woning zag komen. Verbalisant [verbalisant 10] constateert een sterke gelijkenis tussen de kleding, het gelaat en postuur van verdachte en de persoon op de rode fiets zoals die op de foto’s van aangeefster te zien was. De opzittenden van de rode fiets zijn na de confrontatie met aangeefster weggerend in de richting [verbalisant 6] .
Uit onderzoek met de speurhond volgt dat de vluchtroute vanaf de plaats delict, in de richting [verbalisant 6] liep, tot aan het hek en de sloot bij het verderop gelegen golfterrein. Vanaf de binnenzijde van het hek, ter hoogte van hole 6 werd op de vluchtroute een nat grijs vest aangetroffen. In het vest bevonden zich twee verschillende sokken, welke soortgelijk waren als sokken die nog in het bezit waren van [slachtoffer 3] . Op het golfterrein zag een getuige twee mannen uit de bosjes komen ter hoogte van hole 6, één van hen droeg een donker t-shirt, de ander droeg een groen t-shirt.
Uit het bewijs volgt dat er twee daders zijn gevlucht door een sloot, over een hek en via het golfterrein. Verdachte en een medeverdachte zijn direct buiten het golfterrein, op korte afstand van elkaar, aangehouden. Beiden hadden een natte broek en zaten onder de modder. Verdachte droeg een donker blauw t-shirt en zijn mededader een groen/turquoise t-shirt.
Van verdachte had opheldering mogen worden verwacht over de locatie waarop en de omstandigheden waaronder hij is aangehouden als hij niet bij het delict betrokken zou zijn geweest. Deze opheldering is achterwege gebleven, waarmee een eventueel alternatief scenario niet nader onderzocht of anderszins geverifieerd kan worden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht op basis van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 augustus 2016 samen met anderen heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 augustus 2016 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een grijze tas met inhoud en ringen en een mobiele telefoon (merk Sony) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering genoemd, alsmede een contactverbod met de medeverdachten;
- een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het minderjarigen strafrecht toe te passen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de toepassing van het minderjarigenstrafrecht, de positieve ontwikkeling die verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien en het nog te volgen traject in het kader van te stellen bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft verzocht als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie te nemen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ingebroken in een woning. Aan de buitenzijde van en in de woning is aanzienlijke schade aangericht en voorts is de gehele woning van onder tot boven overhoop gehaald. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volgt dat zij en hun gezinsleden tot op heden in hun dagelijks functioneren de gevolgen ondervinden van de inbraak. Feiten zoals door verdachte gepleegd veroorzaken daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft er op geen enkel moment, ook niet ter terechtzitting, blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te willen komen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel uit het justitieel documentatie register van 18 oktober 2016, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 7 december 2016. Bij verdachte is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij sprake is van een zwak performaal IQ en van ADD. Op dit moment bestaat de indruk dat met name het negatieve sociale netwerk van verdachte in combinatie met zijn beïnvloedbaarheid een rol speelt bij het ontstaan van (justitiële) problemen. Positief is dat verdachte meewerkt aan de begeleiding van de William Schrikker Stichting en [naam instelling] .
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, toezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en meewerken aan de Intensieve Traject Begeleiding Plus (ITB plus) en meewerken aan de begeleiding van [naam instelling] .
Voorts adviseert de reclassering gelet op de licht verstandelijke beperking van verdachte, zijn beïnvloedbaarheid, het impulsieve handelen, de pedagogische benaderingsmogelijkheden en het goed lopende contact bij de jeugdreclassering, het jeugdstrafrecht toe te passen.
Mw. [A] (William Schrikker Groep) heeft ter terechtzitting het advies van de reclassering toegelicht en zich aangesloten bij de conclusies en het advies van de reclassering. Zij heeft toegelicht dat waar in het reclasseringsadvies ITB Plus staat vermeld, wordt bedoeld ITB Criem. Daarnaast is een contactverbod met de medeverdachten wenselijk.
De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit 19 jaar oud.
De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van de verdachte, zoals hierboven is uiteengezet.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de nog jeugdige leeftijd van verdachte, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank zal een deel hiervan, groot 29 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Deze proeftijd maakt het opleggen van de bijzondere voorwaarden mogelijk. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, opleggen.

9.BESLAG

Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag, te weten € 0,30.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 970,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 370,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven dat indien het onder verdachte en zijn medeverdachte in beslag genomen geld wordt teruggegeven aan de benadeelde, dit in mindering op de vordering dient te worden gebracht.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de totaal zijn medeverdachten in beslag genomen geldbedragen, waarvan de rechtbank de teruggave aan de benadeelde partij heeft gelast, in totaal € 124,25, in mindering brengen op de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 845,75 en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 augustus 2016. Dit bedrag bestaat uit € 245,75 materiële schade en € 600,00 immateriële schade.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank hiervoor heeft toegewezen.
Dat deel van de vordering zou nader onderzocht moeten worden. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
10.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de bepleite partiële vrijspraak, niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu de gevorderde schade niet rechtstreeks voorvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 600,00 en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 augustus 2016.
schademaatregel
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partijen als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
kosten
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 3 februari 2015 (parketnummer 16/662032-14) is verdachte een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie opgelegd waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de vordering tot tenuitvoerlegging van deze straf worden toegewezen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders ten laste is gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
29 dagen,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als
algemene voorwaardendat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis zal melden bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* verplicht zal meewerken aan de Intensieve Traject Begeleiding Criem voor de duur van zes maanden;
* zijn volledige medewerking zal verlenen aan ambulante begeleiding van [naam instelling] ;
* gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze, direct en/of indirect, contact zal hebben en/of zoeken en/of opnemen met zijn medeverdachten, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ;
- geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
* een geldbedrag van € 0,30;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 845,75 bestaande uit € 245,75 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 600,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen jeugddetentie:
- [slachtoffer 1] € 845,75, 16 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [slachtoffer 2] € 600,00, 12 dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 30 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings-verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde(n) heeft/hebben vergoed;
Kosten
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/662032-14:
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 3 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. R.C.J. Elte-Hamming en M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2016.
Mrs. R.C.J. Elte-Hamming is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een (grijze) tas met inhoud en/of een of meer ring(en) en/of een mobiele telefoon (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen de wang en/of het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen/gestompt;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016270553, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 407. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 72.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 73.
4.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 112.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 113.
6.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 114.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 132.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 132.
9.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 133.
10.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 160.
11.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] , pagina 150.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 7] , pagina 136.
13.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 7] , pagina 137.
14.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pagina 125.
15.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pagina 125.
16.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pagina 126.
17.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pagina 125.
18.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 9] , pagina 138.
19.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 9] , pagina 139.
20.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 8] , pagina 127.
21.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pagina 266.
22.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pagina 267.
23.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 10] , pagina 134; foto’s genomen door aangeefster [slachtoffer 2]