ECLI:NL:RBMNE:2016:7756

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2017
Zaaknummer
16.705046.15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kinderen door ouders in de context van een streng opvoedregime

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die intellectueel betrokken was bij de totstandkoming van een streng opvoedregime, waarin kindermishandeling een onlosmakelijk onderdeel vormde. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat, is beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van haar kinderen in de periode van 1 mei 2004 tot en met 26 september 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen in de vorm van gedetailleerde verklaringen van de slachtoffers en aangiften van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de kinderen onbetrouwbaar zijn, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van haar kinderen, die pijn en letsel hebben ondervonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die rechtstreeks schade hebben geleden door de mishandelingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat de psychische schade niet eenvoudig kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705046.15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1969] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op 23 augustus 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Slootweg, advocaat te Barneveld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. L.A.H.A. van Maarseveen en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks één of meer tijdstip(pen) in de periode 01 mei 2004 tot en
met 26 september 2013 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk
haar/hun kind(eren), te weten [slachtoffer 1] (geboortedatum [1999] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboortedatum [1997] ) en/of [slachtoffer 3] (geboortedatum
[1995] ) en/of [slachtoffer 4] (geboortedatum [1992] ) en/of [slachtoffer 5]
(geboortedatum [1991] ), heeft/hebben mishandeld door
-die [slachtoffer 1] te slaan tegen haar billen en/of benen, althans lichaam,
en/of te knijpen in haar arm(en) en/of
-die [slachtoffer 2] te slaan tegen zijn billen en/of benen, althans lichaam,
en/of te knijpen in zijn gezicht en/of kaken en/of arm(en) en/of
-die [slachtoffer 3] te slaan tegen zijn billen en /of benen en/of vast te pakken
en/of te knijpen in zijn arm(en) en/of (met gebalde vuist) te slaan tegen zijn
gezicht en/of
-die [slachtoffer 5] te slaan en/of stompen tegen haar schouder en/of gezicht
en/of
-die [slachtoffer 4] te slaan tegen zijn gezicht en/of schouder;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd, gelet op de betrouwbare en gedetailleerde verklaringen van de slachtoffers, de aangifte door de Raad voor de Kinderbescherming en de verklaring van getuige [getuige] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu al het belastend materiaal te herleiden is tot de desbetreffende kinderen zelf. Deze verklaringen zijn onbetrouwbaar. [voornaam van slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] verklaren vanuit hun autistische stoornis en [voornaam van slachtoffer 5] , [voornaam van slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn beïnvloed door [voornaam van slachtoffer 4] , [voornaam van slachtoffer 3] en/of de ouders van verdachte. De kinderen hebben nooit eerder geklaagd over mishandelingen en hun verklaringen wisselen bovendien sterk en nemen in ernst toe naarmate het proces vordert. Er is weliswaar sporadisch sprake geweest van een pedagogische tik om een dreigende escalatie tussen de kinderen onderling te voorkomen, dit is echter onvoldoende om van mishandeling te kunnen spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 24 januari 2014 wordt door [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming aangifte gedaan van mishandeling. De benadeelde kinderen zijn (onder anderen) [slachtoffer 5] (hierna: [voornaam van slachtoffer 5] ), [slachtoffer 4] (hierna: [voornaam van slachtoffer 4] ), [slachtoffer 3] (hierna: [voornaam van slachtoffer 3] ), [slachtoffer 2] (hierna: [voornaam van slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [voornaam van slachtoffer 1] ). De mishandeling zou zijn gepleegd door de vader en moeder van de kinderen, te weten verdachte en haar man, medeverdachte [medeverdachte] . [2] Sinds 2000 zijn zij woonachtig in [woonplaats] . [3] Het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is gestart toen op 26 september 2013 de melding van de op dat moment nog thuiswonende [voornaam van slachtoffer 3] , [voornaam van slachtoffer 2] en [voornaam van slachtoffer 1] binnen kwam bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en het crisisteam van Bureau Jeugdzorg. Zij gaven onder meer aan dat er thuis werd geslagen. [4]
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 februari 2014 blijkt onder meer dat [voornaam van slachtoffer 3] en [voornaam van slachtoffer 2] hebben verteld dat de kinderen dagelijks geslagen werden door hun ouders en dat [voornaam van slachtoffer 3] heeft verteld dat hij vaak hard werd geslagen door zijn vader, waaronder eenmaal met een vuistslag in zijn gezicht. [5] Onder anderen [voornaam van slachtoffer 5] en [voornaam van slachtoffer 4] hebben verteld dat hun ouders stompen en met de vlakke hand in het gezicht slaan. [6] [voornaam van slachtoffer 1] heeft verteld dat de fysieke mishandeling vaak voorkwam, dat zij regelmatig is geslagen en geknepen door haar ouders en dat haar moeder in sommige gevallen de benen van de kinderen vasthield als haar vader sloeg. [7]
[voornaam van slachtoffer 5] heeft bij de politie en ter terechtzitting [8] onder meer verklaard dat zij, toen zij nog in het ouderlijk huis woonde, vaak geslagen is. [9] Haar vader gaf haar met name een beuk op haar schouder en haar moeder gaf haar met name een klap in haar gezicht. [10] Dit deed pijn. Zij heeft gezien dat [voornaam van slachtoffer 1] , [voornaam van slachtoffer 2] , [voornaam van slachtoffer 3] en [voornaam van slachtoffer 4] door hun ouders mishandeld werden, met name door hen een klap te geven. Ook kwam het voor dat haar moeder één van de kinderen vasthield [11] en dan haar vader riep, omdat haar moeder zichzelf pijn zou doen als ze zelf zou slaan door het armbandje dat ze droeg. [voornaam van slachtoffer 5] zelf heeft door de mishandelingen wel eens blauwe plekken opgelopen [12] , met name op haar bovenarmen.
[voornaam van slachtoffer 4] heeft bij de politie en ter terechtzitting [13] onder meer verklaard dat hij iedere week wel een keer geslagen werd [14] , zo lang als hij zich kan herinneren. In het ouderlijk huis was dat normaal. Zijn vader stompte hem met name op zijn lichaam, zijn moeder sloeg hem vooral in zijn gezicht. [15] Zijn vader was de back-up van zijn moeder. [16] [voornaam van slachtoffer 4] heeft gezien dat [voornaam van slachtoffer 2] , [voornaam van slachtoffer 1] , [voornaam van slachtoffer 3] en [voornaam van slachtoffer 5] door zijn vader en moeder werden geslagen. [17] Alle kinderen in het gezin werden door zijn vader en moeder geslagen, soms hield zijn moeder de benen vast zodat zijn vader kon slaan. [voornaam van slachtoffer 4] heeft blauwe plekken op zijn bovenarm of bovenbeen gehad [18] , ook heeft hij letsel van het slaan gezien bij [voornaam van slachtoffer 1] [19] en [voornaam van slachtoffer 3] [20] .
[voornaam van slachtoffer 3] heeft bij de politie en ter terechtzitting [21] onder meer verklaard dat er in het gezin iedere dag wel een klap werd uitgedeeld door zijn vader of zijn moeder. Net als de meeste kinderen in het gezin werd hijzelf ook geslagen, geschopt, gestompt en soms tot bloedens toe geknepen. [22] Als zijn vader hem had geslagen zag [voornaam van slachtoffer 3] vaak de handafdruk op zijn been staan. [23] Hij had vaak blauwe plekken. [24] De mishandelingen vonden systematisch plaats. Ook heeft zijn vader hem eens met gebalde vuist in zijn gezicht geslagen. [25] Ook [voornaam van slachtoffer 1] , [voornaam van slachtoffer 2] en [voornaam van slachtoffer 4] werden door zijn vader en moeder geslagen, en [voornaam van slachtoffer 3] kan zich nog een voorval herinneren waarbij [voornaam van slachtoffer 5] tijdens het strijken in haar gezicht werd geslagen door zijn moeder.
[voornaam van slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer verklaard dat zij op haar billen en bovenbenen werd geslagen door haar vader, net als [voornaam van slachtoffer 1] die meerdere klappen kreeg. [26] Het prikte dan heel erg en ze hadden een handafdruk op hun benen staan. Door haar moeder werden zij met name geknepen in hun bovenarm, waardoor er nagelafdrukken achterbleven. [27] Het slaan en knijpen gebeurde iedere week. [28] Alle kinderen van het gezin werden geslagen. [29] Haar vader heeft haar eens heel hard in haar kaak geknepen [30] en aan haar benen van de trap afgetrokken. [31]
[voornaam van slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting onder meer verklaard [32] dat zij door haar vader en moeder is geslagen, op meerdere plaatsen op haar lichaam. Soms zei haar moeder dat haar vader het uit moest voeren, soms deed haar moeder het zelf. [voornaam van slachtoffer 1] heeft ook gezien dat haar vader en moeder [voornaam van slachtoffer 3] en [voornaam van slachtoffer 2] hebben geslagen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij wel eens heeft gezien dat er een tik werd uitgedeeld als vader optrad als de kinderen onderling ruzie hadden. [33] [getuige] heeft zich daar aan geërgerd. Een opvoedkundige tik kan hij nog wel begrijpen. Terloops vertelden de kinderen hem dat ze thuis klappen kregen. [34] Toen [voornaam van slachtoffer 3] 16 of 17 jaar oud was vertelde hij over een stomp in zijn gezicht. [35]
Verdachte heeft ter zitting verklaard [voornaam van slachtoffer 1] wel eens een klap te hebben gegeven. [36]
Bewijsoverwegingen
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van haar kinderen [voornaam van slachtoffer 5] , [voornaam van slachtoffer 4] , [voornaam van slachtoffer 3] , [voornaam van slachtoffer 2] en [voornaam van slachtoffer 1] , die daardoor pijn en letsel hebben ondervonden. De rechtbank kan gelet op voornoemde bewijsmiddelen vaststellen dat deze mishandelingen in ieder geval op 1 mei 2004 hebben aangevangen en plaatsvonden in de ouderlijke woning van de kinderen die in de ten laste gelegde periode in [woonplaats] gelegen was.
Verdachte en haar medeverdachte hanteerden thuis een streng opvoedregime. Beiden zijn intellectueel betrokken geweest bij de totstandkoming van dat regime. De mishandelingen vormden een onlosmakelijk onderdeel hiervan. Daarnaast hebben zowel verdachte als haar medeverdachte materieel bijgedragen aan de mishandelingen, zoals uit de bewijsmiddelen volgt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte aan het ten laste gelegde een zodanig gewichtige bijdrage heeft geleverd dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en (derhalve) het medeplegen van voornoemde gedragingen.
Betrouwbaarheid verklaringen
De rechtbank stelt voorop dat de verklaringen in de kern consistent zijn en over en weer steun vinden in elkaar en in de overige bewijsmiddelen. De omstandigheid dat niet in alle verhoren over dezelfde vormen van mishandelingen wordt verklaard door één of meerdere van de kinderen, doet daar niet aan af. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de kinderen nooit eerder zouden hebben geklaagd over de mishandelingen en hun verklaringen in ernst zouden toenemen. Het verweer van de raadsvrouw dat de waarneming van [voornaam van slachtoffer 4] en [voornaam van slachtoffer 3] vertroebeld zou zijn door de aanwezigheid van een stoornis, dan wel dat de waarneming van [voornaam van slachtoffer 5] , [voornaam van slachtoffer 2] en [voornaam van slachtoffer 1] beïnvloed zou zijn door [voornaam van slachtoffer 4] , [voornaam van slachtoffer 3] of de ouders van verdachte, is onvoldoende onderbouwd en zal daarom worden verworpen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de afgelegde verklaringen dan ook geloofwaardig en betrouwbaar ten behoeve van het bewijs.
Pedagogische tik
Blijkens voornoemde bewijsmiddelen hebben verdachte en medeverdachte hun op de tenlastelegging genoemde kinderen dermate frequent een tik of stomp gegeven of geslagen op hun lichaam of in hun gezicht, dat zij daarmee hetgeen uit opvoedkundig oogpunt noodzakelijk of aanvaardbaar zou kunnen zijn hebben overschreden. Van een pedagogische tik, zoals door de raadsvrouw is betoogd, is dan ook geen sprake.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zijop of omstreeks één of meer tijdstip(pen)in de periode 01 mei 2004 tot en
met 26 september 2013 te [woonplaats] ,althans in het arrondissement
Midden-Nederlandtezamen en in vereniging,althans alleen,opzettelijk
haar/hun kind(eren), te weten [slachtoffer 1] (geboortedatum [1999] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboortedatum [1997] ) en/of[slachtoffer 3] (geboortedatum
[1995] ) en/of[slachtoffer 4] (geboortedatum [1992] ) en/of[slachtoffer 5]
(geboortedatum [1991] ),heeft/hebben mishandeld door
-die [slachtoffer 1] te slaan tegen haar billen en/ofbenen, althans lichaam,
en/ofte knijpen in haar arm(en) en/of
-die [slachtoffer 2] te slaan tegen haar billen en/ofbenen, althans lichaam,
en/ofte knijpen in haar gezicht en/ofkaken en/ofarm(en) en/of
-die [slachtoffer 3] te slaan tegen zijn billen en/ofbenen en/of vast te pakken
en/ofte knijpen in zijn arm(en) en/of(met gebalde vuist) te slaan tegen zijn
gezicht en/of
-die [slachtoffer 5] te slaan en/ofstompen tegen haar schouder en/ofgezicht
en/of
-die [slachtoffer 4] te slaan tegen zijn gezicht en/ofschouder;
De rechtbank verbetert een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert telkens op:
Medeplegen van mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en 10 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht, heeft de raadsvrouw ten aanzien van een op te leggen straf betoogd dat toepassing dient te worden gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafvordering. Dit gelet op het tijdsverloop dat gemoeid is geweest met het aanbrengen van de strafzaak, de succesvolle hulpverlening tot nu toe en de mate waarin verdachte en medeverdachte reeds zijn gestraft.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft vijf van haar destijds jonge kinderen gedurende een lange periode samen met haar echtgenoot, vader van de kinderen, zeer frequent mishandeld. De kinderen hebben door de mishandelingen pijn en letsel ondervonden. Kindermishandeling doet afbreuk aan het zelfvertrouwen en het gevoel van veiligheid van kinderen en kan langdurig negatieve gevolgen voor hen hebben. Kinderen horen zich bij hun ouders veilig te kunnen voelen. De verdachte en haar medeverdachte hebben hierop ernstig en langdurig inbreuk gemaakt. De mishandeling heeft als wezenlijk onderdeel van het strenge opvoedklimaat geleid tot ontwrichting van het gezin. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar daden en de gevolgen daarvan voor haar kinderen.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 16 maart 2016 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat blijkens het rapport van de Reclassering Nederland van 19 augustus 2016 de verantwoordelijke instanties hebben geconcludeerd dat verdachte in staat is om de thuiswonende kinderen een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden, er geen grote problemen zijn geconstateerd op andere leefgebieden en dat verdachte heeft meegewerkt aan het hulpaanbod dat werd aangeboden in het kader van de voogdijzaak. Om die reden ziet de Reclassering Nederland geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden en wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De rechtbank merkt wel op dat het rapport spreekt over een verbetering van de opvoedsituatie in vergelijking met de door verdachte geschetste eerdere toestand en niet in vergelijking met een toestand van het gezin waarbinnen het bewezenverklaarde plaatsgevonden heeft.
Gezien de ernst van de feiten zijn een gevangenisstraf en een werkstraf op hun plaats en kan niet worden volstaan met de door de raadsvrouw betoogde schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Wel zal de rechtbank de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen en de proeftijd op twee jaren vaststellen, gezien het tijdsverloop tussen de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek en het aanbrengen van de strafzaak ter terechtzitting, het feit dat verdachte thuis nog de zorg heeft over haar andere (deels minderjarige) kinderen en de verbetering in de opvoeding door verdachte zoals die uit voornoemde rapportage blijkt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] – de laatste daartoe vertegenwoordigd door mr. E. Lucas – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente. De hoogte van die schade wordt door de [slachtoffer 5] begroot op een bedrag van € 7,521,21, door [slachtoffer 4] op een bedrag van € 7.500,-, door [slachtoffer 3] op een bedrag van € 7.000,-, door [slachtoffer 2] op een bedrag van € 7.022,40 en namens [slachtoffer 1] op een bedrag van € 5.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vorderingen toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, omdat deze een onevenredige belasting voor het strafproces vormen, er niet is voldaan aan de criteria van artikel 6:106 BW en er een te hoog bedrag gevorderd wordt.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] rechtstreeks schade in materiële zin hebben geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is ten aanzien van [slachtoffer 5] genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 21,21 (voor reis- en parkeerkosten voor een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland op 8 maart 2016) en ten aanzien van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 22,40 (voor reiskosten naar de rechtbank op 23 augustus 2016).
De rechtbank zal voornoemde bedragen toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop die kosten zijn gemaakt tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zullen maken. De kosten worden – tot op heden – begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met hoofdelijk aansprakelijk met [medeverdachte] .
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partijen. De rechtbank zal de door de benadeelde partijen gevorderde rente toewijzen vanaf het moment dat de kosten zijn gemaakt, te weten op 8 maart 2016 ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] , en op 23 augustus 2016 ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] .
De benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dienen in hun vordering (ten aanzien van de gevorderde immateriële schade) niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank kan niet (eenvoudig) vaststellen welke psychische schade de benadeelde partijen opgelopen hebben en in hoeverre die psychische schade rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde . Behandeling van deze vorderingen levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partijen kunnen de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij de proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
240uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] , geboren op [1991] te [geboorteplaats] , van een bedrag van € 21,21 (zegge: éénentwintig euro en éénentwintig cent) hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop de kosten zijn gemaakt, te weten 8 maart 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , geboren op [1997] te [geboorteplaats] , van een bedrag van € 22,40 (zegge: tweeëntwintig euro en veertig cent) hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop de kosten zijn gemaakt, te weten 23 augustus 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 21,21 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte of haar mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 22,40 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte of haar mededader (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in hun vordering (voor wat het meer gevorderde betreft) niet-ontvankelijk zijn en dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. H.J. Bos en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014006182/ 2014027514/ 2013071018, doorgenummerd tot en met pagina 331.
2.Pagina 39 tot en met pagina 43.
3.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.
4.Pagina 150.
5.Pagina 174.
6.Pagina 177.
7.Pagina 153 en 217.
8.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.
9.Pagina 124.
10.Pagina 124.
11.Pagina 127.
12.Pagina 125.
13.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.
14.Pagina 144.
15.Pagina 142.
16.Pagina 143.
17.Pagina 142 en 143.
18.Pagina 143.
19.Pagina 144.
20.Pagina 142.
21.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.
22.Pagina 96.
23.Pagina 96.
24.Pagina 96.
25.Pagina 96.
26.Pagina 87.
27.Pagina 87.
28.Pagina 91.
29.Pagina 91.
30.Pagina 87.
31.Pagina 89.
32.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.
33.Pagina 114.
34.Pagina 117.
35.Pagina 117.
36.Verklaring ter zitting van 23 augustus 2016.