ECLI:NL:RBMNE:2016:7752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
16.659868.16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen voor de handel in heroïne en cocaïne

Op 8 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in heroïne en cocaïne. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat op 25 oktober 2016 plaatsvond. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.F.J. Smeets, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van verdovende middelen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 28 juni 2016. De officier van justitie, mr. M.A. Hoogendam, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigen en het bestuderen van bewijsmateriaal, waaronder afgeluisterde gesprekken en getuigenverklaringen, concludeerde de rechtbank dat er voldoende bewijs was voor de handel in heroïne en cocaïne in de periode van 25 mei 2016 tot en met 28 juni 2016. De verdachte werd vrijgesproken van de handel in deze middelen in de periode van 1 januari 2016 tot 25 mei 2016, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 49 dagen op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder een Nokia telefoon en geldbedragen, verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve sociale omgeving bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659868-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 25 oktober 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. M.A. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016
tot en met 28 juni 2016 te Hilversum en/of te Bussum, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of telkens een hoeveelheid
van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, telkens
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2016 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midmen-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,81 gram cocaïne en/of
13,08 gram heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit en ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit in de periode van 1 mei 2016 tot en met 28 juni 2016.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de handel in cocaïne en heroïne in de periode van 1 januari 2016 tot 25 mei 2016, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 25 mei 2016 tot en met 28 juni 2016 en ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Op 28 juni 2016 volgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het voertuig van verdachte, een Citroën Saxo met kenteken [kenteken] . [2] In Naarden zijn zij getuige van een mogelijke drugsdeal. [3] De afnemer, genaamd [getuige 1] , verklaart dat hij één bolletje heroïne heeft afgenomen. [4] De bij [getuige 1] aangetroffen drugs wordt positief getest op heroïne. [5] Vervolgens is verbalisant [verbalisant 3] getuige van een mogelijke drugsdeal bij de [winkel] in Naarden vanuit voornoemde Citroën. [6] De afnemer, genaamd [getuige 2] , verklaart (op 28 juni 2016) dat zij zo’n zes maanden heroïne en cocaïne koopt van de man met wie ze bij de [winkel] contact had, die zij kent als [bijnaam verdachte] . [7] Nadat [getuige 2] een foto wordt getoond van verdachte herkent zij hem als haar drugsdealer. [8] De bij [getuige 2] aangetroffen drugs wordt positief getest op heroïne en cocaïne. [9] Tot slot is verbalisant [verbalisant 2] getuige van een mogelijke drugsdeal in Hilversum. [10] De afnemer, genaamd [getuige 3] , heeft op 28 juni 2016 verklaard dat zij sinds twee maanden cocaïne koopt bij een jongen die zij kent als [bijnaam verdachte] . [11] Nadat [getuige 3] een foto van verdachte wordt getoond herkent zij hem als haar drugsdealer. [12] In het proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2016 is gerelateerd dat [getuige 4] al zo’n drie jaar cocaïne en heroïne afneemt van [medeverdachte] . [13] Sinds een paar weken zou een jongen die zich [bijnaam verdachte] noemt het van hem hebben overgenomen. [14]
Uit afgeluisterde telefoonnummergesprekken van één van de telefoonnummers waarmee werd gedeald, het telefoonnummer [telefoonnummer] , blijkt dat twee verschillende personen dealer waren van verdovende middelen en zich voordeden als [bijnaam medeverdachte] en [bijnaam verdachte] . [15] Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf [bijnaam verdachte] noemde. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij werd benaderd om een jongen te helpen, heroïne en cocaïne heeft verkocht. [17] Op 25 mei 2016 is hij hiermee begonnen. [18] Voor de dagen dat hij dealde kreeg hij een telefoon, die hij weer terug gaf op de dagen dat hij niet dealde. [19]
Bewijsoverwegingen
Uit de verklaring van verdachte, de afgeluisterde telefoonnummergesprekken en de verklaringen van getuigen volgt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en tevens gezamenlijk uitvoering is gegeven aan de drugshandel. Aldus concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden verklaard dat verdachte van 25 mei 2016 tot en met 28 juni 2016 in heroïne en cocaïne heeft gehandeld in het arrondissement Midden-Nederland.
Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van de handel in heroïne en cocaïne in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2016 tot 25 mei 2016, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Aldus is op grond van voornoemd bewijs in onderling verband en in samenhang bezien wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich in de periode van 25 mei 2016 tot en met 28 juni 2016 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne, en daarmee het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het proces-verbaal van aanhouding [20] , de kennisgeving van inbeslagneming [21] , het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [22] , het NFI-rapport [23] en de bekennende verklaring van verdachte [24] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 11,81 gram cocaïne en 13,08 gram heroïne, en daarmee het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Van het ten laste gelegde medeplegen wordt verdachte vrijgesproken nu hiervoor onvoldoende bewijs is.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen inof omstreeksde periode van 25 mei 2016
tot en met 28 juni 2016te Hilversum en/of te Bussum, althansin het
arrondissement Midden-Nederland,althans in Nederland,tezamen en in
vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk heeft
verkocht en/ofafgeleverd en/ofverstrekt en/ofvervoerd, telkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/oftelkens een hoeveelheid
van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/ofheroïne, telkens
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij opof omstreeks28 juni 2016 te Hilversum,althans in het arrondissement
Midmen-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,81 gram cocaïne en/of
13,08 gram heroïne, zijnde cocaïne en/ofheroïne, een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 dagen, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf betoogd te volstaan met een gevangenisstraf van 49 dagen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim tien gram cocaïne en ruim tien gram heroïne en aan het opzettelijk handelen in cocaïne en heroïne gedurende een periode van vijf weken. Dit geeft overlast op straat en aan de omwonenden. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Cocaïne en heroïne zijn stoffen die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er geen reclasseringsrapportage voorhanden is omdat hij zijn afspraak bij de reclassering heeft gemist. Ter terechtzitting heeft hij te kennen gegeven dat hij er uit jeugdigheid en impulsiviteit mee heeft ingestemd om drugs te gaan dealen. Verdachte heeft zorgzame en betrokken ouders, een positief sociaal netwerk en volgt nu een E-learningmodule voor een tijdelijke baan bij een zorgverzekeraar.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), met hetgeen doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd, de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 september 2016 niet eerder is veroordeeld.
De door de raadsman bepleite strafmaat doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Wel bestaat in de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding om een lagere straf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie, temeer nu de rechtbank een minder lange periode dan de officier van justitie bewezen acht.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen Nokia telefoon en de Citroën Saxo nu met deze voorwerpen deze strafbare feiten zijn begaan.
Ook heeft zij gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren, nu dit door het strafbare feit is verkregen. Ten aanzien van de in beslag genomen heroïne, cocaïne, hennep en het etui heeft zij gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een Apple IPhone en een simkaart heeft zij teruggave aan verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave aan de rechthebbende verzocht van de in beslag genomen Citroën Saxo, nu dit voertuig slechts zeer incidenteel voor handelsactiviteiten is gebruikt en daar niet hoofdzakelijk voor was bedoeld. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 2, 3, 4 en 6 vermelde heroïne, cocaïne, hennep en het etui dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 genoemde Nokia telefoon moeten worden verbeurd verklaard, omdat met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan. De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 9 en 10 vermelde geldbedragen (te weten: € 145,- en € 43,85) eveneens moeten worden verbeurd verklaard, omdat deze bedragen door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de op de beslaglijst onder 5 vermelde Citroen Saxo. Hoewel dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is begaan, is – mede gelet op het verweer van de raadsman – niet vast komen te staan dat dit voorwerp hoofdzakelijk bestemd was voor het dealen. De rechtbank ziet hier reden in om de teruggave te gelasten van dit voorwerp aan verdachte.
De rechtbank zal ook de teruggave gelasten van de in beslag genomen Apple Iphone en simkaart aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
49 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
120uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf (berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag);
Beslag
- verklaart verbeurd de hierna te noemen op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een Nokia (met nummer PL0900-2016124399-1739175), een geldbedrag van € 145,- (met nummer PL0900-2016124399-1740369) en een geldbedrag van € 43,85 (met nummer PL0900-2016124399-1723296);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de hierna op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” te noemen voorwerpen, te weten 34 stuks cocaïne (met nummer PL0900-2016124399-1739177), 35 stuks heroïne (met nummer PL0900-2016124399-1739178), een etui (met nummer PL0900-2016124399-1739547) en hennep (met nummer PL0900-2016124399-1739547);
- gelast teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde Citroen Saxo (met nummer PL0900-2016124399-1723296), Apple Iphone (met nummer PL0900-2016124399-1740208) en simkaart (met nummer PL0900-2016124399-1740224).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2016199986 Z, doorgenummerd tot en met pagina 682.
2.Pagina 346.
3.Pagina 346 en 347.
4.Pagina 355.
5.Pagina 627 tot en met 628 en pagina 668 tot en met 669.
6.Pagina 394.
7.Pagina 404 tot en met 406.
8.Pagina 406.
9.Pagina 629 tot en met 631 en pagina 670 tot en met 671.
10.Pagina 432.
11.Pagina 443.
12.Pagina 444.
13.Pagina 526.
14.Pagina 526
15.Pagina 132.
16.Pagina 675.
17.Pagina 74.
18.Verklaring ter terechtzitting van 25 oktober 2016.
19.Verklaring ter terechtzitting van 25 oktober 2016.
20.Pagina 228.
21.Pagina 231 en 232.
22.Pagina 240 tot en met 242
23.Pagina 666 en 667.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 oktober 2016.