ECLI:NL:RBMNE:2016:7751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
16.706152.16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen voor de handel in heroïne en cocaïne

Op 8 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in heroïne en cocaïne. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat begon met meldingen van drugshandel in de regio. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in de PI Almere, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I. Raterman. De officier van justitie, mr. M.A. Hoogendam, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de handel in de periode van 1 januari 2014 tot november 2015.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigenverklaringen en het bestuderen van bewijsmateriaal, concludeerde de rechtbank dat er voldoende bewijs was voor de handel in heroïne en cocaïne in de periode van 9 augustus 2014 tot en met 28 juni 2016. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de eerdere tenlasteleggingen, maar oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de reclassering. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, waaronder telefoons en een geldbedrag, terwijl andere goederen aan de rechthebbende werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.706152.16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats] ,
thans verblijvende in de PI Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 25 oktober 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Raterman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. M.A. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 28 juni 2016 te Hilversum en/of Bussum en/of Huizen, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of telkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of
heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de handel in cocaïne en heroïne in de periode van 1 januari 2014 tot november 2015, nu het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte zich hier in deze periode aan heeft schuldig gemaakt. Ten aanzien van de hierop volgende ten laste gelegde periode, te weten van november 2015 tot en met 28 juni 2016, heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 9 augustus 2014 wordt bij de politie melding gedaan dat er harddrugs wordt gedeald door een aantal mannen vanuit een grijze Seat Arosa met kenteken [kenteken] . [2] Ook op 7 september 2014 [3] en op 16 december 2014 [4] wordt bij de politie melding gedaan dat er vanuit een grijze Seat Arosa met kenteken [kenteken] drugs wordt gedeald in Bussum. Bij de melding op 7 september 2014 wordt tevens gemeld dat de drugsdealer een Marokkaanse man is die zichzelf [A] noemt en die op afspraak handelt via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Getuige [getuige 1] heeft op 21 april 2016 verklaard dat zij al ongeveer zes jaar drugs koopt van een jongen die [voornaam verdachte] heet, maar zichzelf [A] noemt. [5] [getuige 1] heeft verklaard dat de dealer vroeger gebruikte maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [6] Getuige [getuige 2] heeft op 26 april 2016 verklaard dat hij ongeveer een jaar drugs koopt van een man die zich [A] noemt. Nadat [getuige 2] een foto van verdachte wordt getoond herkent hij hem als zijn drugsdealer. [7] In het proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2016 is gerelateerd dat [getuige 3] al zo’n drie jaar cocaïne en heroïne afneemt van [verdachte] . [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf [A] noemde. [9]
De Seat Arosa met kenteken [kenteken] stond van 27 januari 2014 tot en met 26 februari 2014 op naam van verdachte en vanaf 26 februari 2014 tot 10 juli 2015 op naam van [B] , [10] de zus van verdachte. [11] Verdachte is meermalen als bestuurder van dit voertuig gecontroleerd. [12]
Vanwege onderzoek naar het mogelijk dealen van harddrugs ziet verbalisant [verbalisant] op 19 februari 2015 bij een flat bij de [adres] in Bussum dat een man contact maakt met de bestuurder van een grijze Seat met kenteken [kenteken] . De man gaat met zijn arm door het raam, trekt zijn arm vrijwel direct weer terug en loopt weer weg. [13] De bestuurder van het voertuig is de haar ambtshalve bekende verdachte. [14]
Op 19 april 2016 worden [C] , [D] (allebei woonachtig op de [adres] te [woonplaats] ) en verdachte aangehouden. [15] Verdachte heeft verklaard dat hij [C] en [D] drugs heeft verkocht. [16] Het bij [D] in beslag genomen bolletje [17] en de twee bij [C] in beslag genomen bolletjes [18] zijn door het NFI positief getest op cocaïne respectievelijk heroïne en cocaïne. [19]
Uit afgeluisterde telefoonnummergesprekken van één van de telefoonnummers waarmee werd gedeald (telefoonnummer [telefoonnummer] ) blijkt dat twee verschillende personen dealer waren van verdovende middelen en zich voordeden als [A] en [medeverdachte] . [20] Het laatste tapgesprek dateert van 27 juni 2016.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf 27 november 2015 in heroïne en cocaïne heeft gehandeld. [21] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heroïne en cocaïne handelde voor ene [E] . [E] woonde in [woonplaats] . Verdachte haalde de drugs in Huizen bij hem op en ontving van hem een drugstelefoon. Er dealden meer jongens voor [E] .
Bewijsoverwegingen
Uit de verklaringen van verdachte volgt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) [E] . Aldus concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat verdachte slechts in de periode van november 2015 tot en met 28 juni 2016 cocaïne en heroïne heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte aan de periode hieraan voorafgaand, te weten vanaf 9 augustus 2014, eveneens in heroïne en cocaïne heeft gehandeld. Zij baseert dit oordeel op de politiemeldingen en de bevindingen van de politie, die ondersteuning vinden in de getuigenverklaringen.
Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van de handel in heroïne en cocaïne in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2014 tot 9 augustus 2014, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Aldus is op grond van voornoemd bewijs in onderling verband en in samenhang bezien wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich in de periode van 9 augustus 2014 tot en met 28 juni 2016 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne, en daarmee het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op verschillende tijdstippen inof omstreeksde periode van 9 augustus 2014
tot en met 28 juni 2016 te Hilversum en/ofBussum en/ofHuizen,althans in het
arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland,tezamen en in
vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk heeft
verkocht en/ofafgeleverd en/ofverstrekt en/ofvervoerd, telkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/oftelkens een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of
heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf betoogd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met een geheel voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 22 maanden schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in cocaïne en heroïne. Dit geeft overlast op straat en aan de omwonenden. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Cocaïne en heroïne zijn stoffen die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd. Dat verdachte, na twee dagen in verzekering te zijn gesteld, onmiddellijk verder is gegaan met het dealen van cocaïne en heroïne, duidt erop dat verdachte het laakbare van zijn handelen niet in ziet.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 23 september 2016. Hieruit blijkt dat de vaardigheden van verdachte om zijn leven zelfstandig vorm te geven tekort schieten. Hij beschikt niet over een eigen inkomen, is afhankelijk van huisvesting van zijn ouders of vriendin en het lukt hem niet om een plek te verwerven op de arbeidsmarkt. Er is sprake van zwakbegaafdheid, op de grens van zwakzinnigheid. De gebrekkige verstandelijke vermogens van verdachte zullen een rol spelen bij zijn onvermogen om zich staande te houden in de samenleving. Niet valt uit te sluiten dat psychische problematiek eveneens een rol heeft gespeeld in het delict gedrag. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Hoewel verdachte in het verleden tot driemaal toe onvoldoende inzet heeft getoond bij een reclasseringstoezicht, wordt geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting bij De Waag en de verplichting hulp te aanvaarden van de instelling Jan Arends.
De rechtbank neemt voornoemd advies over.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met het reclasseringsrapporten graag hulp wil. Hoewel het toezicht in het verleden is misgegaan is hij nu gemotiveerd voor behandeling, omdat hij er voor zijn vriendin en pasgeboren dochter wil zijn.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), met hetgeen doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd en het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juli 2016 eerder is veroordeeld, zij het niet voor soortgelijke feiten.
De door de raadsvrouw bepleite strafmaat doet onvoldoende recht aan de ernst van de feit. Wel bestaat in de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding om een lagere straf op te leggen dan is geëist door de officier van justitie, en ook omdatde rechtbank een minder lange periode dan de officier van justitie bewezen acht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden noodzakelijk is, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Deze voorwaardelijke straf maakt tevens een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk. De rechtbank acht dit contact nodig, gelet op de persoon van de verdachte.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen Renault Twingo en de op de beslaglijst onder 3 en 4 genoemde Nokia telefoons, nu met deze voorwerpen het strafbare feit is begaan. Ook heeft zij gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren, nu dit door het strafbare feit is verkregen. Ten aanzien van de in beslag genomen kentekenbewijzen heeft zij gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een Tomtom en een op de beslaglijst onder 2 genoemde Nokia telefoon, heeft zij teruggave gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave aan de rechthebbende verzocht van de in beslag genomen Renault Twingo, het daarbij horende kentekenbewijs en de Tomtom nu deze aan de vader van verdachte toebehoren. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 3 en 4 genoemde Nokia telefoons verbeurd moeten worden verklaard, omdat met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het bewezen verklaarde feit is begaan. De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geldbedrag (te weten: € 369,85) eveneens verbeurd moet worden verklaard, omdat dit door het strafbare feit is verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van de op de beslaglijst vermelde Renault Twingo (waarvan het kenteken op naam van de vader van verdachte staat), beide kentekenbewijzen en de Tomtom, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij de proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen twee werkdagen na afloop van zijn detentie zal melden bij Reclassering Nederland (op het adres Meent 4 te Lelystad) en zich vervolgens zal blijven melden, zo lang en zo frequent de reclassering dat noodzakelijk acht;
* zich laat onderzoeken en/of behandelen in verband met zijn (persoonlijkheids)problematiek in combinatie met zijn beperkte verstandelijke vermogens bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* hulp zal aanvaarden van de instelling Jan Arends, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een Nokia (met nummer PL0900-2016119655-1691284), een Nokia (met nummer PL0900-2016119655-1691286) en een geldbedrag (van € 369,85) (met nummer PL0900-2016119655-1691711);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een Renault Twingo (met nummer PL0900-2016119655-1662456), twee kentekenbewijzen (met nummers PL0900-2016124399-1739785 en PL0900-2016124399-1739786) en een Tomtom (met nummer PL0900-2016124399-1739788);
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde Nokia (met nummer PL0900-2016119655-1691281).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2016199986 Z, doorgenummerd tot en met pagina 682.
2.Pagina 19.
3.Pagina 20.
4.Pagina 27.
5.Pagina 75 en 76.
6.Pagina 77.
7.Pagina 93, foto 96.
8.Pagina 526.
9.Verklaring ter terechtzitting van 25 oktober 2016.
10.Pagina 26.
11.Verklaring ter terechtzitting van 25 oktober 2016.
12.Pagina 26.
13.Pagina 30.
14.Pagina 30.
15.Pagina 52 en 54.
16.Verklaring ter terechtzitting van 25 oktober 2016.
17.Pagina 58.
18.Pagina 265 en 266.
19.Pagina 60.
20.Pagina 132.
21.Pagina 679.