ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
07.607382.06
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2016 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene, die ter beschikking was gesteld op 9 oktober 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling op 24 oktober 2016 zou eindigen, tenzij de vordering tot verlenging werd toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen, omdat er geen gevaarscriterium aanwezig was dat de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste. De rechtbank heeft daarbij de rapportages van de reclassering en de forensisch psychiater in overweging genomen, waaruit bleek dat het recidiverisico laag was en dat betrokkene zich goed ontwikkelde in de maatschappij. De rechtbank oordeelde dat, hoewel in formele zin niet aan artikel 509t lid 2 van het Wetboek van Strafvordering was voldaan, dit in materiële zin wel het geval was. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen niet langer eiste dat de terbeschikkingstelling werd verlengd, en wees de vordering van de officier van justitie af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.607382.06
Uitspraak: 1 november 2016
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld.
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 oktober 2007 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 24 oktober 2007. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 26 november 2015 (nadien vervangen bij herstelbeslissing van 1 december 2015), waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd. Behoudens nadere voorziening eindigt de terbeschikkingstelling op 24 oktober 2016.
Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met één jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Betrokkene, bijgestaan door mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 18 oktober 2016 ter terechtzitting in het openbaar gehoord. Tevens is als deskundige gehoord [A] , reclasseringswerker.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een rapport van 13 september 2016 van Reclassering Nederland, uitgebracht door [B] , unitmanager, en [C] , reclasseringswerker;
  • een rapport van 5 oktober 2016 van dr. mr. E.D.M. Masthoff, forensisch psychiater;
  • de wettelijke aantekeningen van betrokkene, inhoudende voortgangsverslagen van 8 april 2016 en 8 juli 2016;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

OVERWEGINGEN

De vordering is op 14 september 2016 ter griffie ingediend en derhalve tijdig.
De rechtbank dient thans op grond van het bepaalde in artikel 38d en 38j van het Wetboek van Strafrecht te beslissen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
Het standpunt en advies van de reclassering
Betrokkene moet over het algemeen actief worden aangespoord tot het maken van concrete plannen en heeft vervolgens enige tijd nodig om plannen om te zetten naar concrete handelingen. Na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege heeft hij hierin een positieve ontwikkeling laten zien met behulp van de aanwezige begeleiding. Naar verwachting betrekt betrokkene op korte termijn een zelfstandige zogenaamde omklapwoning, waar hem ambulante begeleiding wordt geboden. Daarnaast wordt toegewerkt naar zelfstandig ondernemerschap als hovenier, waarvoor vervolgstappen kunnen worden gezet wanneer het beschermingsbewind is opgeheven door de rechtbank. Betrokkene gaat dan gebruik maken van budgetbeheer van Kwintes. De vervolgstappen die genomen worden zijn groot te noemen kijkend naar het traject van betrokkene. De reclassering acht het van belang om het komend jaar te monitoren of betrokkene voldoende gebruik zal maken van de aanwezige begeleiding. Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Het standpunt en advies van forensisch psychiater dr. mr. E.D.M. Masthoff
Het is voor betrokkene wenselijk dat hij nog geruime tijd ingebed blijft in een zorgstructuur. Dit hoeft echter niet plaats te vinden binnen het kader van de terbeschikkingstelling. Betrokkene is nu tien jaar delictvrij, geniet jarenlang vrijheden en woont al meer dan 3,5 jaar buiten de kliniek. Daarnaast is betrokkenes inzicht in zijn problematiek en copingvaardigheden vergroot en zijn zijn cognities met betrekking tot vuur/brandstichting van fascinatie veranderd in aversie. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en de forensisch psychiater acht het aannemelijk dat betrokkene op vrijwillige basis de voor hem noodzakelijk zorg zal accepteren. Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling niet te verlengen.
Het standpunt ter zitting van deskundige [A]
De deskundige heeft te kennen gegeven dat het goed gaat met betrokkene maar dat er de komende tijd veel veranderingen zijn die voor betrokkene mogelijk stressverhogend zullen zijn, zoals een verhuizing en een nieuw behandelteam. Niet valt uit te sluiten dat betrokkene niet op vrijwillige basis mee zal werken. Bij beëindiging van de terbeschikkingstelling is er geen kader meer om daarop te reageren. De deskundige acht het daarom zorgvuldiger om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij binnen een maand de overstap gaat maken naar zijn nieuwe woning. Hij zal dan hulp vanuit zijn sociale netwerk ontvangen, maar ook professionele hulp toelaten. Betrokkene verwacht weinig stress te zullen ervaren door de komende veranderingen en vindt verlenging daarvoor niet nodig.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de opdracht aan een externe deskundige voor het opstellen van een rapportage sinds 1 april 2016 namens de minister wordt verstrekt door de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI). De opdrachtverstrekking heeft in een laat stadium plaatsgevonden. Gelet op het bepaalde in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering diende de verlengingsvordering toen al te worden ingediend. In tegenstelling tot de reclassering is de externe deskundige bevoegd om een risicotaxatie op te stellen. Het is niet ongebruikelijk dat een verlengingsvordering wordt ingediend in afwachting van de rapportage van de externe deskundige. De officier van justitie heeft zich ter zitting weliswaar de vraag opgeworpen of afwijzing binnen een jaar na de voorwaardelijke beëindiging wel mogelijk is maar heeft toch gevorderd de ingediende vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de verlengingsvordering is gebaseerd op een risicotaxatie uit 2013 en dat het rapport van de forensisch psychiater dusdanig laat is aangevraagd dat de officier van justitie hiervan geen kennis heeft kunnen nemen op het moment dat zij besloot verlenging van de terbeschikkingstelling te vorderen. Gezien de ernst van deze omissies dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de terbeschikkingstelling op grond van artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht slechts kan worden verlengd als wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Hiervan is geen sprake meer, ook gezien de rapportage van de forensisch psychiater, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient allereerst een beslissing te nemen ten aanzien van het verweer van de raadsman dat betrekking heeft op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt dat het Wetboek van Strafvordering de formaliteiten vermeldt waaraan een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient te voldoen. De rechtbank constateert dat de verlengingsvordering binnen de in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn is ingediend. Tevens zijn bij de vordering de in artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde stukken overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van slordigheden of onachtzaamheden aan de zijde van het openbaar ministerie, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van betrokkene is gehandeld, die zouden moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Weliswaar is de opdracht voor de rapportage laat aan de externe deskundige verstrekt (door de DJI), maar de externe deskundige heeft zijn rapportage tijdig voor de zitting afgerond en voorzien van een actuele risicotaxatie.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat de terbeschikkingstelling slechts kan worden verlengd, indien is voldaan aan het gevaarscriterium als bedoeld in artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat, gelet op de inhoud van de rapportages van Reclassering Nederland, forensisch psychiater Masthoff en het verhandelde ter zitting, het recidiverisico dusdanig laag is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, niet langer meer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de ontwikkeling die betrokkene blijkens voornoemde rapportages heeft doorgemaakt en zijn verklaring dat hij hulp van zijn sociale netwerk krijgt en open staat voor professionele hulp.
Ondanks de omstandigheid dat de verpleging van overheidswege nog geen volledig jaar voorwaardelijk is beëindigd en daarmee wellicht in formele zin nog niet is voldaan aan 509t, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat zulks in materiële zin wel het geval is. Nu betrokkene reeds geruime tijd niet meer in een kliniek verblijft, maar zich onder toezicht van de reclassering in de maatschappij begeeft, wordt hiermee gehandeld in lijn met de bedoeling van de wetgever. De vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
-
wijst afde vordering van de officier van justitie.
Aldus gegeven door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016.
Mrs. P.K van Riemsdijk en W.S. Ludwig zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.