ECLI:NL:RBMNE:2016:7749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
07.280137.02
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een zwakbegaafde man met psychotische problematiek en middelenafhankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van betrokkene, geboren in 1971. Betrokkene is ter beschikking gesteld op 18 november 2003 en de termijn van deze terbeschikkingstelling eindigde op 18 november 2016. Het openbaar ministerie heeft verzocht om verlenging van deze termijn met twee jaar, omdat betrokkene nog steeds een hoog recidiverisico vertoont en onvoldoende baat heeft gehad bij de behandeling. Tijdens de zitting op 11 oktober 2016 zijn betrokkene, zijn advocaat mr. A.L. Louwerse, en de officier van justitie mr. P.E.F. Poppe gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten van deskundigen die de problematiek van betrokkene hebben beoordeeld. Betrokkene vertoont psychotische problematiek, hyperseksualiteit en middelenafhankelijkheid, en is sinds februari 2015 in behandeling bij een gespecialiseerde afdeling. De deskundigen hebben geconcludeerd dat betrokkene niet veilig kan worden teruggebracht in de maatschappij en dat de kans op terugval groot is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de behandeling afgewezen en de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.280137.02
Uitspraak: 25 oktober 2016
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij vonnis van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober 2003 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 18 november 2003. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 23 november 2015 en eindigt behoudens nadere voorziening op 18 november 2016.
Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Betrokkene, bijgestaan door mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 11 oktober 2016 ter terechtzitting in het openbaar gehoord. Tevens is als deskundige gehoord drs. [A] , als GZ-psycholoog en hoofd behandeling en bedrijfsvoering verbonden aan [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een rapport van 19 september 2016 van [verblijfplaats] , houdende een advies tot verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar, uitgebracht door drs. [B] , hoofd van de inrichting, [C] , psychiater, drs. [A] , GZ-psycholoog en hoofd behandeling en bedrijfsvoering, en drs. [D] , klinisch psycholoog en manager behandeling en bedrijfsvoering;
  • de (wettelijke) aantekeningen van betrokkene, inhoudende het eerste en twee kwartaal van 2016;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

OVERWEGINGEN

De vordering is op 23 september 2016 ter griffie ingediend en derhalve tijdig.
De rechtbank dient thans op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht te beslissen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
Het standpunt en advies van de kliniek
Betrokkene is een zwakbegaafde man met psychotische problematiek, hyperseksualiteit en misbruik en afhankelijkheid van verschillende middelen, die inmiddels op het gebruik van cannabis na in remissie is. Sinds februari 2015 is betrokkene in behandeling bij een afdeling die gespecialiseerd is in het behandelen van patiënten met een licht verstandelijke beperking. De agressie en het grensoverschrijdende (seksueel ontremd) gedrag van betrokkene binnen de muren van de kliniek zijn wel milder geworden, maar de problematiek en het delict-gevaar zijn nog steeds actueel. Betrokkene heeft onvoldoende baat gehad bij intensieve behandeling. Het recidiverisico bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat. Betrokkene heeft geen ziektebesef en –inzicht en internaliseert het geleerde niet. Het behandelplafond is bereikt en ook met intensieve ondersteuning en begeleiding is het afbouwen van begeleiding en beveiliging niet mogelijk.
De kliniek acht het niet veilig voor de maatschappij om betrokkene met verlof te laten gaan of te laten resocialiseren, omdat betrokkene zich niet kan onthouden van softdrugsgebruik, hij zich niet betrouwbaar kan opstellen, hand in hand begeleiding nodig blijft hebben en zich grensoverschrijdend blijft opstellen tegen vrouwen. Op 26 juni 2015 is betrokkene meegedeeld dat als hij zich niet betrouwbaarder op gaat stellen, de kliniek van mening is dat een aanvraag langdurig forensisch psychiatrische zorg (hierna: longstay) het hoogst haalbare voor hem is. Ondanks meerdere aan betrokkene geboden kansen heeft dit niet tot het gewenste resultaat geleid. Betrokkene zal blijvend afhankelijk zijn van extern risicomanagement met het hoogste beveiligingsniveau. Op 8 augustus 2016 is een aanvraag longstay ingediend, die op 24 augustus 2016 in behandeling is genomen. Gezien het besluit tot het indienen van deze aanvraag wordt geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen.
Het standpunt ter zitting van deskundige [A]
De deskundige heeft te kennen gegeven dat het om te resocialiseren essentieel is dat betrokkene zich met minder intensieve begeleiding aan afspraken blijft houden. Met het afbouwen van de intensieve begeleiding hield betrokkene zich niet meer aan afspraken. Ook heeft betrokkene meerdere malen tevergeefs geprobeerd te stoppen met het gebruik van softdrugs. Door het gebruik van softdrugs is betrokkene meer ontremd en zoekt hij een bepaalde mate van toenadering bij het vrouwelijke personeel van de kliniek. Seksualiteit blijft belangrijk voor betrokkene. Zonder toezicht is de kans op terugval groot. Daarnaast blijft betrokkene agressie vertonen bij oplopende spanning. De kliniek ziet geen mogelijkheden om het gedrag en het delict gevaar van betrokkene te beïnvloeden en hem verder te resocialiseren. Onafhankelijke deskundigen zullen nu gaan onderzoeken of betrokkene op een longstay-afdeling geplaatst dient te worden.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij probeert minder te blowen, maar dat er in de kliniek veel drugs te verkrijgen is waardoor hij het blowen niet in de hand heeft. Als de kliniek hem uitlokt wordt betrokkene boos waardoor hij gaat schreeuwen. Betrokkene is geen voorstander van de libidoremmende medicatie die hij al ruim tien jaar gebruikt, omdat zijn bloed daardoor wit wordt. De kliniek weigert daar iets aan te doen en heeft hem nooit een kans gegeven om door te stromen naar de FPA-afdeling. Betrokkene vraagt om een eerlijke kans om te bewijzen dat hij het wel kan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd in de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar, nu niet te verwachten is dat de behandeling van betrokkene binnen twee jaar is afgerond. De officier heeft verzocht het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw af te wijzen, omdat de kliniek voldoende duidelijkheid heeft verschaft.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de rechtbank onvoldoende is voorgelicht. Zij heeft primair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden en een onafhankelijke deskundige op het gebied van verslavingen te laten onderzoeken of softdrugsgebruik een risicofactor vormt. Door de kliniek is een aanvraag voor plaatsing op de longstay-afdeling gedaan en in dat kader adviseert de kliniek om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. Een belangrijk onderdeel bij het onderzoek naar plaatsing op de longstay-afdeling zal het softdrugsgebruik van betrokkene zijn. Om hierop te anticiperen is het van belang reeds een dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden, mede in het licht van proportionaliteit van voortduring van de terbeschikkingstelling. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Betrokkene wordt dan perspectief geboden en de rechtbank kan vinger aan de pols houden, temeer nu er eveneens een overplaatsingsprocedure loopt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen, zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, en stelt derhalve vast dat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet in tijd is.
Vooropgesteld dient te worden dat de rechtbank niet heeft te oordelen over het verzoek tot plaatsing op een longstay-afdeling. Los van het voorgaande acht de rechtbank zich gelet op voornoemde rapportage, het verhandelde ter zitting en de verlengingsbeslissing van 23 november 2015 voldoende voorgelicht over het softdrugsgebruik van betrokkene, temeer nu ten behoeve van laatstgenoemde verlengingsbeslissing rapportages zijn opgemaakt door een psycholoog en psychiater. Daarbij komt dat er naast het softdrugsgebruik van betrokkene ook andere redenen voor de kliniek zijn om een longstay-aanvraag te doen. Het verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de behandeling van de zaak zal daarom worden afgewezen.
Uit voornoemde rapportage en het verhandelde ter zitting blijkt dat de problematiek en het delictgevaar van betrokkene nog steeds actueel zijn. De kliniek stelt zich op het standpunt dat het behandelplafond van betrokkene is bereikt en dat ook met intensieve ondersteuning en begeleiding het afbouwen van begeleiding en beveiliging niet mogelijk is. Het recidiverisico bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat en de kliniek verwacht dat betrokkene blijvend afhankelijk zal zijn van extern risicomanagement met het hoogste beveiligingsniveau. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
Wat betreft de duur van de verlenging overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank ziet in het door de raadsvrouw aangevoerde geen reden om over één jaar een toetsing van de maatregel te laten plaatsvinden om zodoende een vinger aan de pols te houden. Bij de verlengingsbeslissing van 23 november 2015, stond betrokkene op een kruispunt, namelijk ófwel overplaatsing naar een FPA met meer vrijheden ófwel de aanvraag voor plaatsing op een longstay-afdeling. De ontwikkelingen in de afgelopen periode zijn voor de kliniek reden geweest om een longstay aanvraag in te dienen. Dit maakt dat de rechtbank verwacht dat de behandeling van betrokkene in elk geval nog twee jaar zal duren. Zij ziet daarom geen reden om af te wijken van vaste rechtspraak om in dergelijke gevallen de termijn met twee jaar te verlengen.
De beslissing berust op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de behandeling van de verlengingsvordering;
-
verlengtde termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2016.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.