ECLI:NL:RBMNE:2016:7748

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
16.705555.15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan beroving en bewezenverklaring van verduistering en diefstal

Op 6 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een beroving, verduistering van een paspoort en diefstal van een postpakket. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor medeplichtigheid aan de beroving van slachtoffer 1. De verdachte had een afspraak gemaakt om te chillen in een schuurtje, maar er was geen bewijs dat hij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen had verschaft aan de daders van de beroving. Daarom werd hij vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

Ten aanzien van de verduistering van het paspoort, dat de verdachte had gevonden, oordeelde de rechtbank dat hij dit paspoort wederrechtelijk had toegeëigend. De verdachte had het paspoort niet bij de politie gemeld, wat hem verplicht was als vinder. De rechtbank achtte het opzet van de verdachte op wederrechtelijke toe-eigening bewezen.

Wat betreft de diefstal van het postpakket, dat op 15 januari 2016 had plaatsgevonden, oordeelde de rechtbank dat de verdachte het pakket had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte had het pakketje in zijn handen toen hij werd betrapt en had het vervolgens open gemaakt. De rechtbank achtte ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van twee weken, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705555-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [vestigingsplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op 22 november 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Noordanus, waarnemend voor haar kantoorgenoot mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 26 februari 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse kledingstukken en/of een schoen en/of een horloge en/of sleutels en/of
een bankpas en/of een geldbedrag van 5 Euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 5) en/of een ID-kaart en/of een powerbank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse kledingstukken en/of een schoen en/of een horloge en/of sleutels en/of een bankpas en/of een geldbedrag van 5 Euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 5) en/of een ID-kaart en/of een powerbank, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] naar een schuurtje heeft/hebben gelokt, althans naar een schuurtje heeft/hebben meegenomen en/of
- het schuurtje waar die [slachtoffer 1] zich bevond is/zijn binnengegaan met hun gelaat bedekt met maskers en/of (vervolgens) de deuren van dat schuurtje heeft/hebben dichtgeduwd, althans gesloten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getaserd waardoor hij op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, bovenop hem is/zijn gaan zitten en/of met de knieën op de handen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (nogmaals) heeft/hebben getaserd op de (rechter)hand en/of het hoofd /of het gezicht en/of (elders) op het lichaam en/of
- een hamer boven zijn, verdachte en/of zijn mededader(s), hoofd heeft/hebben gehouden, althans die [slachtoffer 1] dreigend een hamer heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij zich moest uitkleden en/of dat hij ook zijn twee vesten moest uittrekken en/of waar zijn telefoon was en/of dat hij zijn joggingbroek uit moest trekken en/of dat hij in het schuurtje moest wachten en/of dat als hij niet zou wachten hij dood zou gaan en/of dat hij op hun moest wachten omdat ze terug zouden komen;
Subsidiair
[medeverdachte] en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 26 februari 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse kledingstukken en/of een schoen en/of een horloge en/of sleutels en/of
een bankpas en/of een geldbedrag van 5 Euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 4) en/of een ID-kaart en/of een powerbank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
- het schuurtje waar die [slachtoffer 1] zich bevond is/zijn binnengegaan met hun gelaat bedekt met maskers en/of (vervolgens) de deuren van dat schuurtje heeft/hebben dichtgeduwd, althans gesloten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getaserd waardoor hij op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, bovenop hem is/zijn gaan zitten en/of met de knieën op de handen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (nogmaals) heeft/hebben getaserd op de (rechter)hand en/of het hoofd /of het gezicht en/of (elders) op het lichaam en/of
- een hamer boven zijn, verdachte en/of zijn mededader(s), hoofd heeft/hebben gehouden, althans die [slachtoffer 1] dreigend een hamer heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij zich moest uitkleden en/of dat hij ook zijn twee vesten moest uittrekken en/of waar zijn telefoon was en/of dat hij zijn joggingbroek uit moest trekken en/of dat hij in het schuurtje moest wachten en/of dat als hij niet zou wachten hij dood zou gaan en/of dat hij op hun moest wachten omdat ze terug zouden komen,
en/of
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse kledingstukken en/of een schoen en/of een horloge en/of sleutels en/of een bankpas en/of een geldbedrag van 5 Euro en/of een mobiele telefoon (iPhone 4) en/of een ID-kaart en/of een powerbank, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
- het schuurtje waar die [slachtoffer 1] zich bevond is/zijn binnengegaan
met hun gelaat bedekt met maskers en/of (vervolgens) de deuren van dat
schuurtje heeft/hebben dichtgeduwd, althans gesloten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben getaserd waardoor hij op de

grond is gevallen en/of

- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, bovenop hem is/zijn
gaan zitten en/of met de knieën op de handen van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedrukt en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal (met
kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben
geslagen/gestompt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (nogmaals) heeft/hebben getaserd op de
(rechter)hand en/of het hoofd /of het gezicht en/of (elders) op het lichaam
en/of
- een hamer boven zijn, verdachte en/of zijn mededader(s), hoofd heeft/hebben
gehouden, althans die [slachtoffer 1] dreigend een hamer heeft/hebben
getoond en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij
zich moest uitkleden en/of dat hij ook zijn twee vesten moest uittrekken
en/of waar zijn telefoon was en/of dat hij zijn joggingbroek uit moest
trekken en/of dat hij in het schuurtje moest wachten en/of dat als hij niet
zou wachten hij dood zou gaan en/of dat hij op hun moest wachten omdat ze
terug zouden komen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 26 februari 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze in genoemd schuurtje op zijn/hun vriend(en) zouden wachten en/of
- de deur(en) van dat schuurtje dicht te duwen nadat die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) het schuurtje was/waren binnengegaan;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door vondst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een postpakket met inhoud (kledingstukken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Koninklijke Post NL B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op de rol van verdachte voorafgaand aan de beroving. Van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij gevorderd verdachte vrij te spreken. Het onder 2 en 3 ten laste gelegde acht zij eveneens wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, onder meer omdat –ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde– het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet ontbreekt.
Van het onder 2 ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van opzet op wederrechtelijke toe-eigening van het paspoort.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde [1]
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, het primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het behulpzaam zijn bij of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf, zoals bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is vereist dat verdachtes (voorwaardelijke) opzet was gericht op het door de daders gepleegde misdrijf (het gronddelict), dan wel op een misdrijf dat voldoende verband houdt met het gronddelict.
Hoewel de gedragingen van verdachte rond de beroving en zijn verklaringen hierover veel vragen oproepen en verdachte die vragen niet (consistent) beantwoord heeft, bevat het dossier echter onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring ter zake medeplichtigheid te komen. Verdachte heeft een afspraak met aangever gemaakt om te gaan chillen in een schuurtje en in een WhatsApp-groep een bericht gestuurd dat hij in het schuurtje zou gaan chillen. Uit het dossier blijkt echter niet welke personen deel uitmaakten van deze WhatsApp-groep en dat hij deze informatie heeft gedeeld opdat anderen [slachtoffer 1] in het schuurtje konden beroven. Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] geen deel uitmaakte van deze WhatsApp-groep. Evenmin blijkt uit het dossier dat deze informatie op andere wijze aan medeverdachte [medeverdachte] en/of zijn mededader is verstrekt. Ook verder zijn er geen aanknopingspunten waaruit de conclusie kan worden getrokken dat verdachte gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verstrekt tot het plegen van het misdrijf. Evenmin kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de beroving.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Bij zijn aanhouding op 21 maart 2016 in Almere had verdachte een paspoort in een zak van zijn bodywarmer. [2] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij dit [3] paspoort was kwijtgeraakt. [4] Verdachte heeft op 30 maart 2016 verklaard dat hij dit paspoort drie weken daarvoor had gevonden en in zijn bodywarmer had laten zitten. [5]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het paspoort naar de politie wilde brengen, maar dat hij uiteindelijk te laks is geweest om dat te doen. Voor zover verdachte hiermee heeft willen aangeven dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van opzet van wederrechtelijke toe-eigening. Vaststaat dat verdachte de vondst van het paspoort niet uit eigen beweging bij de politie heeft gemeld, terwijl hij daartoe als vinder verplicht was. Verdachte heeft hiertoe ook ruim de tijd en gelegenheid gehad. Gelet op het voorgaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder daartoe gerechtigd te zijn als ‘heer en meester’ over het paspoort beschikt en zich zo dit goed wederrechtelijk toegeëigend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde [6]
Bewijsmiddelen
[benadeelde] heeft namens PostNL aangifte gedaan van diefstal van een postpakket op 15 januari 2016 te Almere. [7] Verdachte vroeg aan aangever of hij een sigaret voor hem had. Aangever liep vervolgens naar de voorzijde van zijn bestelbus om wat te pakken. Toen hij terugliep zag hij verdachte voorover in zijn auto hangen met een pakketje in zijn handen. Vervolgens draaide verdachte zich om en sprintte weg.
Het betreffende postpakket met daarin diverse verpakte kledingstukken is op 16 januari 2016 aangetroffen bij verdachte. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de bestelbus aan het kijken was toen er een man kwam aangelopen, waarna hij met het pakketje is weggerend. [9]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat verdachte van aangever was geschrokken en daarom is weggerend met het pakketje nog in zijn handen. De man kwam achter hem aan en hij was bang dat de man hem zou slaan. Toen verdachte eenmaal thuis was wilde hij het pakketje terugbrengen, maar het busje was al weg. Hij heeft het pakketje vervolgens open gemaakt om te kijken of er niks kapot was.
Voor zover verdachte hiermee heeft willen betogen dat hij geen opzet heeft gehad, wordt dit verweer verworpen. De verklaring van verdachte vindt geen steun in het dossier en is bovendien volstrekt ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij opof omstreeks21 maart 2016 te Almere,althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk een paspoort,in elk geval enig goed,geheelof ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door vondst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een postpakket met inhoud (kledingstukken),in elk geval enig goed,geheelof ten deletoebehorende aan Koninklijke Post NL B.V.,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1:
Verduistering
Onder 2:
Diefstal

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen toezicht en begeleiding, een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte en een locatieverbod voor een straal van 100 meter rond de woning van het slachtoffer te worden opgelegd. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf bepleit om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan het voorarrest van verdachte in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een paspoort en aan diefstal van een postpakket. Hiervoor acht de rechtbank een straf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: Save) van 18 november 2016 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 juli 2016, alsmede op hetgeen namens Save en de Raad op de terechtzitting is meegedeeld. Hoewel er veel zorgen zijn over verdachte, lijkt het momenteel vooralsnog goed met hem te gaan nu verdachte bij zijn vader in Limburg is gaan wonen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen, nu daar geen ruimte voor is gezien de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, afgezet tegen de bewezenverklaarde strafbare feiten en een daarbij passende straf.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] – daartoe vertegenwoordigd door [A] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.608,30. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 108,30 voor materiële schade (bestaande uit een bedrag van € 100,- voor eigen risico en € 8,30 voor reiskosten) en een bedrag van € 2.500,- voor immateriële schade.
Nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken is de benadeelde partij van rechtswege niet-ontvankelijk in haar vordering.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 310, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
2 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.F. Haeck en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016061245.
2.Pagina 1072.
3.Pagina 1072 en 1134.
4.Pagina 1134.
5.Pagina 230.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2016016340.
7.Pagina 1 en 2.
8.Pagina 14.
9.Pagina 39 en de verklaring ter terechtzitting van 22 november 2016.