Op 22 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van het medeplegen van een beroving van een twaalfjarige jongen op 15 december 2014 in Almere. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Noordanus, verscheen voor de meervoudige kamer van de rechtbank. De officier van justitie, mr. J. Zeilstra, vorderde een straf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De tenlastelegging omvatte het opwachten van het slachtoffer, het duwen in een brandgang, en het gebruik van geweld en bedreiging met een pistool. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte beoordeeld. Het slachtoffer verklaarde dat hij door drie jongens was omringd, waarbij één van hen hem bedreigde met een pistool en zijn jas en telefoon afnam. De verdachte ontkende aanwezig te zijn geweest bij de beroving, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de beroving, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade.