ECLI:NL:RBMNE:2016:7743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
16.705399.15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van beroving van een minderjarige met geweld en bedreiging

Op 22 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van het medeplegen van een beroving van een twaalfjarige jongen op 15 december 2014 in Almere. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Noordanus, verscheen voor de meervoudige kamer van de rechtbank. De officier van justitie, mr. J. Zeilstra, vorderde een straf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte het opwachten van het slachtoffer, het duwen in een brandgang, en het gebruik van geweld en bedreiging met een pistool. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte beoordeeld. Het slachtoffer verklaarde dat hij door drie jongens was omringd, waarbij één van hen hem bedreigde met een pistool en zijn jas en telefoon afnam. De verdachte ontkende aanwezig te zijn geweest bij de beroving, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de beroving, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705399.15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op 8 november 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Noordanus, waarnemend voor haar kantoorgenoot mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2014 in de gemeente Almere, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een jas (merk Canada Goose, kleur zwart) en/of een mobiele
telefoon (merk Apple, type Iphone 5, […] ) in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of
- die [slachtoffer] een brandgang in heeft/hebben geduwd door die [slachtoffer]

meermalen, althans éénmaal, tegen het lichaam te duwen en/of

- om die [slachtoffer] heen is/zijn gaan staan (en daardoor een getalsmatig overwicht

veroorzaakten) en/of

- die [slachtoffer] tegen de muur heeft/hebben gedrukt en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of de keel van

die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgeknepen en/of

- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik heb een pistool dus werk

mee", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of

- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Doe je jas uit" en/of
(vervolgens) de jas van het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geef je telefoon" en/of
(vervolgens) de telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer] heeft/hebben
getrokken/gepakt;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat verdachte is weggerend nadat hij onder bedreiging van een mes twee voor hem onbekende jongens het latere slachtoffer had aangewezen. Bij de beroving is verdachte niet aanwezig geweest. Bovendien verklaart aangever inconsistent en is er geen sprake van medeplegen.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Door [slachtoffer] is aangifte gedaan van een beroving op 15 december 2014 te Almere. [2] Toen hij van school naar de bushalte liep zag hij drie jongens staan. [3] Eén van hen heet [voornaam van verdachte] , die hij kent van school. [4] De drie jongens kwamen om hem heen staan en duwden hem richting de brandgang. [5] Eén van de jongens (dader 1) zei: ‘ik heb een pistool, dus werk mee’ en meermalen: ‘doe je jas uit’. Deze jongen pakte [slachtoffer] vervolgens bij zijn keel, duwde hem met kracht tegen de muur en kneep zijn keel dicht. De andere twee jongens –waaronder [voornaam van verdachte] – trokken zijn jas uit [6] , een zwarte jas van het merk Canada Goose. [7] Dader 1 pakte vervolgens de Apple Iphone 5 [8] uit de broekzak van [slachtoffer] . [9] Het IMEI nummer van deze telefoon is […] . [10] De andere twee jongens hielden op dat moment de omgeving in de gaten. Daarna renden de drie jongens weg.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij twee jongens stond toen [voornaam van slachtoffer] aan kwam lopen. [11] Eén van de jongens duwde [voornaam van slachtoffer] een steegje in en zei vervolgens dat [voornaam van slachtoffer] zijn jas uit moest doen. [12] De jongen had zijn beide handen om de keel van [voornaam van slachtoffer] . [13]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Daarbij is van belang dat aangever zich binnen enkele uren na het voorval bij de politie heeft gemeld en consistente verklaringen heeft afgelegd over de rol van de hem bekende verdachte. Voorts is het alternatieve scenario van de verdediging –dat verdachte onder dreiging van een mes werd gedwongen om aan te wijzen wie [voornaam van slachtoffer] was en dat verdachte na [voornaam van slachtoffer] te hebben aangewezen is weggerend– niet-aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte wordt in de eerste plaats niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Daarnaast wordt de verklaring van verdachte weersproken door de verklaringen van de aangever. Zo heeft de aangever niet verklaard over een mes, terwijl volgens verdachte de daders een mes zouden hebben gehad en dit ook aan verdachte zouden hebben getoond. Tot slot heeft verdachte inconsistente verklaringen afgelegd over het moment waarop hij is weggegaan. Tot slot wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging nu [A] , de mentor van verdachte, heeft verklaard dat verdachte hem – de dag na de beroving – heeft verteld dat hij samen met twee andere jongens [voornaam van slachtoffer] heeft beroofd van zijn jas en van zijn telefoon, waarna zij alle drie zijn weggerend.
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de beroving van aangever. Verdachte en de medeverdachten zijn hierbij fysiek aanwezig geweest en hebben ieder een bijdrage geleverd die van voldoende gewicht is om te concluderen dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en dus van medeplegen.
Aldus is op grond van voornoemd bewijs in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigd bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging onder bedreiging van en vergezeld met geweld de jas en telefoon van [slachtoffer] wederrechtelijk heeft toegeëigend en daarmee het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij opof omstreeks15 december 2014 in de gemeente Almere,althans in het
arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging meteen ander of
anderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een jas (merk Canada Goose, kleur zwart) en/ofeen mobiele
telefoon (merk Apple, type Iphone 5, […] )in elk geval enig
goed,geheelof ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal
werd voorafgegaan en/ofvergezelden/of gevolgdvan geweld en/ofbedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te makenen/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer]heeft/hebben opgewacht en/of
- die [slachtoffer] een brandgang inheeft/hebben geduwd door die [slachtoffer]
meermalen, althans éénmaal,tegen het lichaam te duwen en/of
- om die [slachtoffer] heenis/zijn gaan staan (en daardoor een getalsmatig overwicht
veroorzaakten) en/of
- die [slachtoffer] tegen de muurheeft/hebben gedrukt en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/ofde keel van
die [slachtoffer]heeft/hebben dichtgeknepen en/of
- tegen die [slachtoffer]heeft/hebben gezegd: "Ik heb een pistool dus werk
mee",althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen/of
- tegen die [slachtoffer]heeft/hebben gezegd: "Doe je jas uit" en/of
(vervolgens) de jas van het lichaam van die [slachtoffer]heeft/hebben getrokken
en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geef je telefoon"en/of
(vervolgens) de telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer]heeft/hebben
getrokken/gepakt;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met een proeftijd van één jaar. Als bijzondere voorwaarde dient aan verdachte een contactverbod te worden opgelegd met het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf bepleit verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, indien de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De verdachte heeft samen met anderen op klaarlichte dag op de openbare weg met geweld en bedreiging met geweld een twaalfjarige jongen zijn jas en telefoon afhandig gemaakt. Deze beroving heeft, getuige de slachtofferverklaring, indruk gemaakt op het slachtoffer. Berovingen als deze dragen bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Een misdrijf als dit rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het psychologisch rapport van drs. [B] van 30 januari 2016, een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 juni 2016 en het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: Save) van 15 juli 2016, alsmede op hetgeen namens de Raad en Save op de terechtzitting is meegedeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2016.
In het psychologisch rapport wordt onderbouwd geadviseerd verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen. De Raad en Save adviseren, kort samengevat, verdachte geen straf op te leggen. Enerzijds omdat verdachte zich op dit moment goed laat begeleiden en meewerkt aan behandeling, anderzijds is er bij de Raad de vrees dat verdachte door verdere strafoplegging in combinatie met onder meer het door hem te volgen behandeltraject en zijn schoolgang zal worden overvraagd. Voorts meent de raad dat gezien de ouderdom van het feit er geen pedagogische meerwaarde is voor een straf.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, het tijdsverloop tussen de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek en het aanbrengen van de strafzaak ter terechtzitting en het feit dat verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij in een andere strafzaak op 22 maart 2016 is veroordeeld tot onder meer een werkstraf van 140 uren.
De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in zijn eis. Diens eis doet geen recht aan de ernst van het feit. Daarnaast ziet de rechtbank geen meerwaarde in een contactverbod, omdat niet is gebleken dat verdachte contact heeft gezocht met het slachtoffer en er geen aanwijzingen zijn dat hij dat zou willen doen. De rechtbank zal evenmin het advies van de Raad en Save volgen, omdat het niet opleggen van een straf gezien de ernst van het feit niet rechtvaardig zou zijn in het licht van wat het slachtoffer heeft moeten doorstaan.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bij een feit als dit een vrijheidsbenemende straf passend zou zijn. Gezien het tijdverloop, de eerdere veroordeling en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van deze taakstraf rekening gehouden met de eerdere veroordeling tot een taakstraf van 140 uur bij voormeld vonnis van 22 maart 2016 in samenhang met het in artikel 77m lid 2 Sr. voorgeschreven maximum van 200 uren taakstraf die aan een minderjarige verdachte kunnen worden opgelegd.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door [C] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.620,40. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 770,40 voor materiële schade (bestaande uit een bedrag van € 540,- voor de weggenomen jas en € 230,40 voor de weggenomen mobiele telefoon) en een bedrag van € 850,- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het gevorderde bedrag ten aanzien van de weggenomen telefoon niet-ontvankelijk te verklaren, omdat uit het dossier volgt dat de benadeelde partij de telefoon terug heeft gekregen en niet is gebleken dat de telefoon beschadigd en onbruikbaar was. Ook ten aanzien van het gevorderde bedrag voor immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel fors te matigen, omdat er geen letselverklaring is en de benadeelde partij zelf heeft verklaard dat hij psychisch niet zoveel last heeft gehad van de gebeurtenis.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de weggenomen mobiele telefoon overweegt de rechtbank dat uit het dossier weliswaar blijkt dat de benadeelde partij de weggenomen mobiele telefoon retour heeft gekregen, maar met grote barsten in het scherm. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade ten aanzien van de weggenomen jas en de weggenomen mobiele telefoon voldoende aannemelijk is geworden. De hoogte van de materiële schade is dan ook genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag € 770,40. Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 400,00 dient te worden toegewezen, omdat dit ook in vergelijkbare zaken is gebeurd.
De rechtbank zal voornoemd bedrag toewijzen en vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 december 2014, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken. De kosten worden – tot op heden – begroot op nihil.
Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde rente toewijzen, zoals hiervoor is bepaald.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77b, 77c, 77g, 77h, 77m, 77n en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
taakstrafvoor de duur van
60uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag jeugddetentie;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (geboren op [2002] te [geboorteplaats] ), van een bedrag van € 1.170,40 (zegge: elfhonderdzeventig euro en veertig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 december 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.170,40 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen jeugddetentie, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 december 2014, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. P.K. van Riemsdijk en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014360648, doorgenummerd tot en met pagina 4013.
2.Pagina 107.
3.Pagina 109.
4.Pagina 109.
5.Pagina 109 en pagina 110.
6.Pagina 110.
7.Pagina 111.
8.Pagina 111 en pagina 145.
9.Pagina 110.
10.Pagina 113.
11.Pagina 1012.
12.Pagina 1012 en 1013.
13.Pagina 2013.