Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met 5 producties,
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, met 6 producties,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 24 november 2016, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten
(…)
(…)
(…)
Als afgesproken vat ik het gesprek van ons afgelopen vrijdagochtend en de daarin gemaakte afspraken samen.
We hebben het gehad over de resultaten van de organisatie en het commercieel aansturen daarvan door jou. De basis van het behalen van al onze doelen begint bij het behalen van onze input-doelen en onze input-doelen beginnen met het behalen van afspraken bij prospects. Hier gaan we dan ook de komende tijd, (ingaande aankomende maandag) de focus op leggen.
We hebben doelen geformuleerd op het gebied van het maken van prospectafspraken waarvan we verwachten dat alle consulenten ze behalen. Deze doelen en verwachtingen voor nu tot eind september heb jij vrijdag einde middag al per mail gecommuniceerd naar iedereen.
De focus van jouw tijd en energie gaat ‘m in het (helpen) behalen van deze afspraken zitten, je bent daarvoor 4 dagen in de week op de vestigingen waarvan anderhalf in Weert omdat daar nu de grootste pijn zit. Je belt mee met acquisitie en gaat mee op afspraak en begeleidt hierdoor mensen on the job. Meehelpen en begeleiden is een belangrijk onderdeel om de organisatie mee te krijgen in deze strakke aanpak.
Je wekelijkse bila’s met [B] / [C] en met mij, maar ook alle andere zaken die veel tijd of energie kosten delegeer je naar mij, het secretariaat of parkeert ze voor later.
Wekelijks heb je contact met de mensen die hun inputdoel niet behalen, met als doel het maken van verbeterplannetjes zodat ze hun doelen de week erop wel halen (of er een stap dichterbij komen). Afspraken laat je de consulenten direct schriftelijk vastleggen (zodat we niet continu in herhaling hoeven over gemaakte afspraken) en stuur je me door (zodat ook ik goed zie waar de knelpunten liggen binnen de organisatie zonder dat we hierover wekelijks een bila hoeven voeren).
Half september evalueren we vervolgens waar mensen staan, hoe we tegen iedere individuele consulent aankijken en wat onze verwachtingen zijn van haar of hem. Eind september doen we dit weer. Mensen waar we twijfel hebben over hun inzet en motivatie maken we afspraken over.
In oktober gaan de doelen voor een paar mensen nog ’n beetje omhoog en dan zijn ze uniform voor iedereen en zijn er alleen nog maar verschillen op basis van functie of op basis van contractdagen.
We hebben op mijn initiatief verwachtingen geschetst in bemiddelingen en de groei van inkomsten in september en oktober waarvan we beiden verwachten dat ze gehaald kunnen worden. Dit omdat we nu fors verlies draaien en ik behoefte heb aan een stukje toekomstbeeld van onze inkomsten.
We hebben het ook gehad over jouw contract omdat onduidelijkheid hierover onrust met zich meebrengt voor jou en je gezin. Met een verlenging van jouw contract tot het einde van het jaar kon ik die onrust wegnemen.
Beiden hebben we te werken aan een heldere communicatie over verwachtingen, verwachtingen van mij ten aanzien van jouw functioneren, verwachtingen van jou naar mij maar ook verwachtingen over hoe de resultaten van de organisatie zich ontwikkelen.
Ik zorg ervoor dat ik naast jouw 1,5 dag in weert er ook weekelijks een ochtend ben en daarnaast ook in Eindhoven wekelijks of 2 wekelijks aanwezig ben. Op beide vestigingen om de commerciele inzet/acquisitie te stimuleren. In Weert ook om de onderlinge strijd en onrust te verminderen.”
Betreft: Beëindiging contract” en de volgende inhoud:
Zoals vanochtend telefonisch besproken, wordt jouw tijdelijke arbeidsovereenkomst niet verlengd. Bij deze opzegging houden wij rekening met een wettelijke opzegtermijn van 1 maand. Jouw tijdelijke arbeidsovereenkomst eindigt op 30 september 2016. Tot deze datum zal jouw salaris worden doorbetaald. Daarnaast zullen wij de wettelijk vastgestelde aanzegvergoeding aan jou uitbetalen voor de periode van 1 tot en met 11 oktober 2016.
3.Het geschil
4.De beoordeling
opzegging” in de tweede zin van die brief letterlijk wordt genoemd. Coulant heeft hiertegen aangevoerd dat zij niet heeft opgezegd, of in ieder geval niet heeft bedoeld op te zeggen, omdat zij ervan uitging dat de overeenkomst van rechtswege eindigde, en opzeggen dus helemaal niet nodig was.
Betreft: Beëindiging contract” en “
tijdelijke arbeidsovereenkomst niet verlengd”. De enkele omstandigheid dat in de tweede zin het woord “
opzegging” is vermeld, maakt dat niet anders, omdat uit de context blijkt dat dit verwijst naar de in de daaraan voorafgaande zin vermelde niet-verlenging van de overeenkomst. Uit de brief volgt dan ook niet meer dan dat Coulant de bestaande arbeidsovereenkomst niet wil verlengen, in de praktijk inmiddels ook wel aangeduid met de term “aanzeggingsbrief” gebaseerd op de wettelijke verplichting van de werkgever om de werknemer tijdig te informeren over het al dan niet verlengen van de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd.
blessuretijd” genoemd – te laten zien waartoe hij met het personeel in staat was. Dat is door [A] ook bevestigd in zijn e-mailbericht van 21 augustus 2016, aldus [verzoeker] , daaraan toevoegend dat [A] bij de negende bullet uitdrukkelijk de verlenging heeft vermeld: “
We hebben het ook gehad over jouw contract omdat onduidelijkheid hierover onrust met zich meebrengt voor jou en je gezin. Met een verlenging van jouw contract tot het einde van het jaar kon ik die onrust wegnemen.” [verzoeker] heeft gesteld dat hij blij was met de aldus verschafte duidelijkheid, maar tegelijkertijd ook inzag dat dit zijn laatste kans was. In die zien was de term “
blessuretijd” volgens [verzoeker] goed gekozen. Hij moest in een korte periode van drie maanden immers grote veranderingen bewerkstelligen.
blessuretijd” zag volgens [A] op die periode tot half september. [A] heeft dit op 19 augustus 2016 met [verzoeker] besproken en [verzoeker] begreep dit volgens [A] ook. [A] heeft vervolgens het e-mailbericht van 21 augustus 2016 opgesteld, waarin die voorgenomen extra evaluatie half september ook is vermeld, namelijk in de passage na de zesde bullet. Volgens [A] ziet deze passage uitdrukkelijk niet alleen op het personeel waarvoor [verzoeker] verantwoordelijk was, maar ook op [verzoeker] zelf. [A] wilde namelijk dat [verzoeker] , om betere resultaten te bewerkstelligen, het personeel directiever zou aansturen. Dat vereiste ook ander gedrag van [verzoeker] zelf: zo zou [verzoeker] iedere ochtend om 8.30 uur aanwezig moeten zijn, om dan samen met het personeel de dagelijks van 8.30 tot 10.00 uur ingeplande acquisitietelefoongesprekken te voeren. Dan kon het personeel immers al doende van [verzoeker] leren om meer rendement uit die gesprekken te halen. Om dezelfde reden wilde [A] dat [verzoeker] samen met het personeel klantbezoeken af zou gaan leggen. [A] heeft erop gewezen dat hij dat ook in het e-mailbericht van 21 augustus 2016 heeft vastgelegd, en wel bij de derde bullet. Bij de negende bullet heeft [A] geen gemaakte afspraak vastgelegd, maar alleen weergegeven wat is besproken: hij zou de bij [verzoeker] levende onrust weg kunnen nemen met een verlenging van drie maanden (maar kon daar op dat moment nog niet toe overgaan). In het verweerschrift heeft Coulant hier nog aan toegevoegd dat een verlenging van drie maanden haars inziens niet veel soelaas zou bieden, omdat dan weldra weer onrust zou ontstaan – [verzoeker] zou dan in november/december immers weer in net zo’n onzekerheid verkeren als hij ook in augustus/september verkeerde. Overigens heeft Coulant eind augustus de keuze gemaakt om het einde van de arbeidsovereenkomst toen nog niet aan te zeggen, ook niet zekerheidshalve, maar in plaats daarvan af te wachten of de in de loop van september de gewenste verbetering op zou treden, en daarbij het risico op de aanzegvergoeding voor lief te nemen. Coulant is tot die keuze gekomen omdat zij voorzag dat [verzoeker] , gelet op zijn onrust, anders in september niet meer in staat zou zijn om die maand nog zijn werk te doen.
en de daarin gemaakte afspraken” samenvat, bij de negende bullet dan toch slechts het gevoerde gesprek zou hebben samengevat. Dat zou neerkomen op een herhaling van de boodschap die [verzoeker] zelf al eerder in zijn e-mail had afgegeven, zonder aan [verzoeker] de door hem eerder nog verlangde duidelijkheid te geven. In de geschetste context wijst de tekst bij die negende bullet, over het kunnen wegnemen van bij [verzoeker] levende onrust, dan ook veeleer op een afspraak – zoals de tekst bij de derde en zesde bullets volgens [A] ook als weergave van gemaakte afspraken is bedoeld. Overigens overweegt de kantonrechter nog dat [A] ter zitting wel heeft betoogd dat hij de gewenste duidelijkheid zou verschaffen na de door hem genoemde evaluatie die half september zou plaatsvinden, maar uit de tekst bij de zesde bullet valt niet af te leiden dat [verzoeker] zelf op dat moment nog eens zou worden geëvalueerd. Die evaluatie lijkt, in ieder geval op basis van de tekst, beperkt te zijn tot de medewerkers. Ook dat pleit niet voor de door Coulant voorgestane uitleg, ook niet omdat [A] desgevraagd ter zitting niet heeft kunnen bevestigen dat hij in niet mis te verstane bewoordingen tegen [verzoeker] heeft gezegd dat hij half september nog eens zou worden geëvalueerd en dat daarna pas zou worden beslist over zijn verlenging. Vooral dit laatste klemt, ook omdat dit evenmin duidelijk blijkt uit het e-mailbericht van 21 augustus 2016 en [verzoeker] zelf heeft verklaard (dat hij had begrepen) dat de gemaakte werkafspraken alleen betrekking hadden op de manier waarop hij de medewerkers aanstuurde en niet op zijn eigen functioneren. Voor zover bij de bullets afspraken zijn gemaakt over de taken en werkzaamheden van [verzoeker] lijken die vooral gericht te zijn op het vanuit de verantwoordelijkheid van [verzoeker] door hem verbeteren van de resultaten van de consulenten van Coulant. Een duidelijke koppeling met het functioneren van [verzoeker] en een naderende evaluatie daarvan, ontbreekt. Daarnaast is het standpunt van Coulant niet te rijmen met de tekst van de zevende bullet, waarin gewag wordt gemaakt van de doelen voor de maand oktober, ofwel de eerste maand van de verlenging. Tot slot moet Coulant naar het oordeel van de kantonrechter ook hebben begrepen dat [verzoeker] de mededeling in de e-mail van 21 augustus 2016 zou opvatten als een verlenging van de arbeidsovereenkomst nu zij ook nog heeft aangevoerd dat zij er eind augustus voor heeft gekozen om de aanzegging van niet-verlenging uit te stellen om nieuwe onrust bij [verzoeker] te voorkomen. Indien zij [verzoeker] op 19 augustus 2016 geen toezegging had gedaan over zijn verlenging, zoals Coulant heeft betoogd, bestond die onzekerheid op dat moment immers hoe dan ook al, ongeacht of (zekerheidshalve) het einde zou zijn aangezegd.