Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
CENTRAAL BEHEER ACHMEA,
1.De procedure
- het verzoekschrift met 13 producties,
- het verweerschrift met 5 producties,
- de mondelinge behandeling, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
2.De feiten
Wij, verbalisanten, zagen dat de man kennelijk heel boos op de vrouw was, want hij nam een dreigende houding naar haar aan en beledigde haar met de woorden: “Je bent een vieze kanker buitenlander en een vieze hoer. Ik wil mijn geld terug of je anders hard neuken” of woorden van gelijke strekking.
Ik hoorde collega [D] tegen [verzoeker] zeggen dat hij van het Zandpad weg moest gaan omdat hij hier verder niets meer te zoeken had. Ik hoorde [verzoeker] zeggen dat hij niet van het Zandpad weg zou gaan. Ik hoorde [verzoeker] zeggen dat hij dan maar met de politie mee moest. Ik zag dat collega [D] het rijbewijs van [verzoeker] aan hem terug wilde geven. Ik zag dat [verzoeker] het rijbewijs niet aan wilde pakken. Ik zag dat collega [C] bij collega [D] stond. Ik hoorde collega [D] tegen [verzoeker] zeggen dat hij hem vorderde van het Zandpad weg te gaan. Ik hoorde [verzoeker] zeggen dat hij niet weg zou gaan. Ik hoorde hierop collega [D] tegen [verzoeker] zeggen dat hij was aangehouden voor het niet voldoen aan bevel op vordering. Ik zag dat collega’s [C] en [D] naar [verzoeker] liepen en hem mee wilden nemen naar het dienstvoertuig. Ik zag dat [verzoeker] niet mee wilde werken. Ik zag dat hij zijn lichaam in een andere kant op bewoog als dat de collega’s met hem op wilden lopen. Ik zag dat [verzoeker] ongecontroleerde bewegingen met zijn armen en lichaam maakte waardoor ik de indruk kreeg dat hij zich los probeerde te trekken. Ik zag dat er een drietal jongens mijn kant op kwamen lopen. Ik hoorde ze met luide stem roepen dat het niet eerlijk was, twee tegen een. Ik zag dat zij in de richting van collega’s [C] en [D] wilden lopen. Ik ben samen met collega [A] voor de drie jongens gaan staan en heb ze gezegd dat ze afstand moesten houden. Ik zag dat ze door wilden lopen. Ik heb ze toen een duw op de borst gegeven en nogmaals gezegd dat ze afstand moesten houden. Ik deed dit om mijn woorden kracht bij te zetten. Ik zag dat de drie jongens op afstand bleven staan. Ik zag vervolgens dat collega’s [C] en [D] met [verzoeker] naar het dienstvoertuig liepen. Ik zag, bij het dienstvoertuig, dat [verzoeker] niet in het voertuig wilde stappen. Ik zag dat hij zich nog steeds verzette. Ik zag dat collega [C] [verzoeker] in het dienstvoertuig kon plaatsen.
Ik heb de verdachte herhaaldelijk gezegd dat hij mee moest werken en moest kalmeren. Ik hoorde dat collega [D] dit eveneens deed. Ik zag en voelde dat hieraan op geen enkele wijze door verdachte gevolg werd gegeven. Ik hoorde de verdachte nog immer roepen dat hij niet van het Zandpad weg zou gaan voordat hij die hoer geneukt had of zijn geld terug had. Plots voelde ik dat de verdachte zich met zijn arm uit mijn greep trachtte los te trekken. Ik voelde dat hij zijn arm met kracht van mij weg bewoog. Hieruit concludeerde ik dat hij zich trachtte te onttrekken aan de aanhouding.
Ter hoogte van de vuilcontainers voelde ik dat verdachte [verzoeker] met zijn armen krachtig begon te bewegen. Ik voelde dat ik mijn grip op verdachte [verzoeker] verloor. Ik voelde dat verdachte [verzoeker] zich in tegenovergestelde richting bewoog dan ik verdachte [verzoeker] wilde bewegen. Ik heb tegen verdachte [verzoeker] meerdere malen geroepen, dat hij zich rustig moest gedragen. Ik zag en voelde dat mijn woorden geen effect hadden op verdachte [verzoeker] . Daar ik mijn grip op verdachte [verzoeker] verloor heb ik mijn linkerarm over de schouders van verdachte [verzoeker] geslagen en trok deze naar achter toe. Dit ten einde verdachte [verzoeker] in onbalans te brengen en de transportboeien aan te slaan. Ik voelde dat verdachte [verzoeker] zich verzette tegen de aanhouding, door krachtige bewegingen te maken met zijn lichaam in tegenovergestelde richting dan wij verdachte [verzoeker] wilden bewegen. Ik trok hierop verdachte [verzoeker] naar achter toe, waardoor deze met zijn knieën op de grond kwam. Hierbij hield ik verdachte [verzoeker] in een hals/nek controle. Ik zag dat collega [C] verdachte [verzoeker] aan zijn rechterkant vast had, teneinde verdachte [verzoeker] te boeien.
Op 15 oktober 2011 kreeg de politie de melding om naar het Zandpad te gaan, aangezien aldaar een persoon weigerde bootje [cijfer] , plank [cijfer] te verlaten. Ter plaatse aangekomen zag de politie uw cliënt in het desbetreffende bootje. Daar de situatie in het bootje escaleerde, omdat uw cliënt agressief was, dreigde, schreeuwde en wilde armbewegingen maakte, heeft de politie uw cliënt uit het bootje gehaald, op straat gebracht en aldaar staande gehouden. Op straat aangekomen bleef uw cliënt zich agressief gedragen.
Hierbij verklaar ik dat er bij de aanhouding van [verzoeker] op 15 oktober 2011 geen sprake was van gewelddadigheid of een andere vorm van agressie door [voornaam van verzoeker] . Dit verklaar ik enkel en alleen, omdat ik op dat moment samen met [voornaam van verzoeker] was en zeker weet dat dit klopt. Wat ik heb gezien/gehoord is:
dat [voornaam van verzoeker] in conflict was met een mevrouw,
dat zowel [voornaam van verzoeker] als de mevrouw geen geweld gebruikte bij het oplossen van het probleem,
dat later door beiden besloten is om de politie te bellen,
dat de politie arriveerde,
dat [voornaam van verzoeker] apart genomen werd om gegevens te noteren,
dat de agent [voornaam van verzoeker] wegstuurde met de woorden: “We nemen je niet mee, maar dan moet je nu weg”(Of iets in die richting. Het kwam tenminste op hetzelfde neer)
dat [voornaam van verzoeker] dit weigerde en wilde dat de mevrouw en hijzelf mee naar het bureau gingen om een echte oplossing te vinden,
dat [voornaam van verzoeker] dit op een “normale” manier zei,
dat op het moment dat [voornaam van verzoeker] dit zei, hij hardhandig werd beetgehouden door twee agenten en dat die zijn arm op zijn rug draaide,
dat [voornaam van verzoeker] het uitschreeuwde van de pijn,
dat [voornaam van verzoeker] in de politieauto werd “gegooid”.
Partijen hebben ieder een bij monde van hun advocaat hun standpunten nader toegelicht. Daarna is op verzoek van de rechter door verweerders een video opname getoond van een deel van de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld op 15 oktober 2011.
(…)
Nadat wij van de boot waren afgegaan, heb ik ongeveer een kwartiertje voor de boot staan praten met de politie. Ik stond daar heel normaal met de politie. Er werd heen en weer gelopen door de agenten om de verhalen met elkaar te vergelijken. Er is niks bijzonders gebeurd in die periode. Ik was op dat moment heel ontspannen.”
(…)
(…)
Ik weet niet precies hoeveel agenten er waren. Naar mijn idee waren er best veel politieagenten. Het zou best kunnen dat er drie politiewagens waren. Ik mocht niet dichterbij komen van de politie, dus wij stonden nog steeds op een afstandje. Ik hoorde [verzoeker] zeggen dat hij naar het bureau wilde om het daar op te lossen. De politie deel heel agressief tegen [verzoeker] . Het was volgens mij niet de juiste manier van iemand meenemen naar de politieauto. Ik heb niet gezien dat [verzoeker] zich verzette tegen de aanhouding.
De houding van [verzoeker] was dat hij het probleem wilde oplossen. Zijn houding was niet vreemd. De politieagenten waren erg streng. Wij mochten bijv. niet dichterbij komen. ik vond niet dat de politieagenten [verzoeker] op een professionele manier hebben aangehouden. [verzoeker] had namelijk veel pijn en achteraf bleek dat zijn arm was gebroken. Zijn gedrag voorafgaand aan de aanhouding gaf volgens mij geen aanleiding voor een dergelijke hardhandige bejegening.”
(…)
Volgens mij was ik als eerste ter plaatse op het Zandpad. Ik weet het niet meer zeker. Het is namelijk al vier jaar geleden. (…) Ik was samen met collega [A] , wij hadden een melding binnengekregen dat er onregelmatigheden waren. Wij zijn een boot in gegaan die aan de rechterzijde van het Zandpad, gezien in de richting van Maarssen lag. Daar troffen wij de heer [verzoeker] en een prostituee aan. De heer [verzoeker] was druk en schreeuwde veel. Wij hebben de prostituee en [verzoeker] gescheiden. Collega [A] heeft het verhaal van de prostituee aangehoord en ik het verhaal van [verzoeker] . Hij wilde de diensten afmaken waar hij voor betaald had. Ik ben naar buiten gegaan met meneer. Op enig moment kwamen ook de collega’s aan. [verzoeker] was in mijn beleving agressief.
In het begin was [verzoeker] heel druk en was er geen land met hem te bezeilen. Zijn agressie richtte zich op dat moment voornamelijk tegen de prostituee. Hij wilde dat de dienstverlening zou worden voltooid en wilde weer de boot in. Hij was recalcitrant en bleef tegenstribbelen en schreeuwen en gebruikte daarbij de bewoordingen zoals opgenomen in het (…) proces-verbaal van bevindingen. Zoals gezegd wilde [verzoeker] terug naar de boot. Hij heeft niet daadwerkelijk geprobeerd mij van de loopplank te duwen, maar ik heb wel lichte dwang gebruikt om hem in de richting van de geparkeerde auto’s te duwen. Die lichte dwang was noodzakelijk, omdat hij niet bereid was om geheel vrijwillig de boot te verlaten. Op een gegeven moment kwam mijn collega naar buiten en zei dat de prostituee geen aangifte wilde doen. Dat heb ik tegen [verzoeker] gezegd en ik heb geprobeerd hem zijn rijbewijs terug te geven. Hij bleef volharden in de eerdere teksten.
[verzoeker] probeerde op enig moment mijn handboeien te pakken en dreigde mij te slaan. Er kwamen twee mannen aanlopen, waarvan ik er één herkende als de heer [E] . [verzoeker] bleef schreeuwen en druk bewegen en een agressieve houding aannemen. Tegen [verzoeker] werd door zijn kennissen gezegd dat hij zich rustig moest houden en hij antwoordde daarop dat hij dan niet zou doen. Er kwamen ook omstanders op de situatie af en er ontstond wat wij aanduiden als een wanordelijkheid. Wij hebben toen een vordering gedaan aan [verzoeker] om zich te verwijderen. Toen heeft hij gezegd, dan moet je mij maar aanhouden. Hij zei: ik ga niet weg. Op een gegeven moment hebben wij voor de tweede keer hem gevorderd weg te gaan en toen hij dat niet deed hebben wij hem aangehouden. De heer [C] en ik pakten hem beet. Ik hield hem beet aan zijn linkerzijde, terwijl de heer [C] hem aan zijn rechterzijde vasthield. [verzoeker] bleef zich verzetten en probeerde zich aan onze greep te onttrekken. Ik merkte dat mijn grip minder werd, ik heb toen een hals/nekgreep aangebracht om hem op zijn knieën te zetten, zodat wij hem konden boeien. Ik hoorde mijn collega zeggen dat hij dacht dat de arm van de heer [verzoeker] was gebroken. Ik vond dat vreemd, want hij heeft geen krimp gegeven en tijdens deze wijze van aanhouding vonden er volgens mij ook geen plotselinge of hevige bewegingen plaats die het voor mij begrijpelijk konden maken dat zijn arm gebroken was. Wij hebben [verzoeker] constant gemaand en gewaarschuwd dat hij zich niet tegen zijn aanhouding moest verzetten. Hij heeft daar geen gevolg aan gegeven en is zich blijven verzetten tegen onze pogingen om hem te boeien en aan te houden. Dat verzet bestond er uit dat hij bleef tegenstribbelen en zich middels draaiende bewegingen probeerde te onttrekken aan onze grip. Hij maakte daarbij ook slaande bewegingen.
Wij hebben vervolgens [verzoeker] afgeboeid. Hij bleef zich verzetten en bleef agressief over het conflict met de prostituee. Ook naar ons toe bleef hij agressief en werd hij beledigend.
[verzoeker] bleef agressief gedurende de gehele periode vanaf het moment dat ik hem uit de boot begeleidde tot en met de aanhouding. Ik vond hem druk en opgefokt.
Meteen na de aanhouding heb ik het eerder genoemde proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Ik weet dat wij dat afzonderlijk van elkaar hebben gedaan, met elkaar bedoel ik de andere betrokken politieagenten, omdat wij wisten dat er vragen gesteld zouden worden naar aanleiding van de gebroken arm.”
(…)
Ik was niet als eerste ter plaatse op het Zandpad. Er was onrust tussen een prostituee en [verzoeker] . Ik weet niet meer waar iedereen was toen ik aankwam. Het was einde nachtdienst. Ik weet nog wel dat [verzoeker] gevorderd is te vertrekken en daarna weet ik dat ik hem samen met collega [D] heb aangehouden en dat daarbij zijn rechterarm is gebroken. Ik weet nog goed dat ik zijn rechterarm vasthield en bezig was om die op zijn rug te draaien. Ik had daartoe mijn linkerhand om zijn bovenarm en met mijn rechterhand zijn pols beet. Terwijl ik zijn arm omdraaide merkte ik dat hij zich verzette tegen de aanhouding. Ik voelde hem kracht zetten. Ik voelde en hoorde een kraak. Dat was in de beweging naar achteren toe. Zijn rechterarm hing er bij, maar zijn agressie en verzet tegen de aanhouding ging echter onverminderd door en dat vond ik heel merkwaardig. Ik kon nergens uit afleiden dat hij wist dat zijn arm gebroken was of dat hij daar hevige pijn aan had. Ik heb toen tegen collega [D] gezegd dat ik dacht dat de arm van [verzoeker] gebroken was.
Ik meen mij te herinneren dat er een arts is komen kijken op het bureau en dat [verzoeker] daarna naar het ziekenhuis is vervoerd. Ik weet niet of er op enig moment onderzoek is verricht naar de vraag of hij onder invloed van middelen was ten tijde van de aanhouding.
[verzoeker] verzette zich tegen zijn aanhouding en was verbaal agressief. Hij heeft mij onder meer ‘kanker kale’ genoemd. Ik had op dat moment geen hoofdhaar.
(…)
(…)
De beweging om een arm op de rug te draaien leren wij om te gebruiken tijdens onze opleiding. Ik kan mij geen specifieke details herinneren over de wijze van instructie die ik heb gehad over deze beweging.
Wij zijn doorgegaan met het afboeien van [verzoeker] , omdat hij zich met zijn linkerarm bleef verzetten.”
(…)
Ik kan mij weinig concreets herinneren van de situatie waar het hier over gaat. Het was een rommelige en hectische situatie, in mijn beleving waren er veel mensen op straat en was het druk om ons heen.
Ik kan mij nu niet herinneren of de persoon die toen aangehouden werd dat lijdzaam onderging of dat hij zich verzet heeft.”
(…)
Ik werkte toen nog niet erg lang in Utrecht pas sinds september 2011, ik kwam uit het buitengebied. Voor mij was alles nieuw, ook het prostitutiegebied in Utrecht. Die bewuste dienst was er een conflict ontstaan tussen [verzoeker] en een prostituee. Toen ik daar aankwam, waren er volgens mij al twee of drie eenheden ter plaatse.
Ik kan mij herinneren dat ik toen [verzoeker] werd aangehouden in de afscherming stond, dat wil zeggen dat ik de mensen op afstand hield. Ik heb de aanhouding zelf niet gezien. Toen hij in het dienstvoertuig zat zei hij dat zijn arm pijn deed en hij vroeg mij om de boeien af te doen. Op het bureau hebben wij zijn boeien afgedaan. Ik heb toen ook aangegeven bij mijn collega’s op het bureau dat zij een arts moesten laten komen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
ontvankelijkheid
Ik heb een politieagent tegen [verzoeker] horen zeggen dat hij niet mee naar het bureau hoefde. Wel moest hij direct weggaan. [verzoeker] was het er niet mee eens (…).” Zowel [E] als [F] heeft dit trouwens ook verklaard in mei 2012: “(…) •
dat de agent [voornaam van verzoeker] wegstuurde met de woorden: “We nemen je niet mee, maar dan moet je nu weg”(Of iets in die richting. Het kwam tenminste op hetzelfde neer), • dat [voornaam van verzoeker] dit weigerde (…)”.