In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster, die een transitievergoeding eiste van Zorggroep Almere. De verzoekster, geboren in 1957, was sinds 1 januari 1998 in dienst bij Zorggroep Almere en had verschillende functies bekleed. Na een bedrijfseconomische opzegging van haar arbeidsovereenkomst per 31 mei 2016, verzocht zij om een transitievergoeding van € 33.886,00 bruto, conform artikel 7:673 BW. Zorggroep Almere voerde verweer en stelde dat de transitievergoeding niet verschuldigd was, omdat er een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) van toepassing was die een gelijkwaardige voorziening bood. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat de verzoekster recht had op een transitievergoeding indien aan de voorwaarden van artikel 7:673 BW was voldaan. De rechter overwoog dat de wetgever de situatie waarin een lopende collectieve afspraak een ongunstiger regeling biedt dan de transitievergoeding had onderkend, maar dat de overgangsregeling van toepassing was. De kantonrechter wees het verzoek van de verzoekster af, omdat de wachtgeldregeling die zij ontving niet onaanvaardbaar was in vergelijking met de transitievergoeding. De verzoekster werd veroordeeld in de proceskosten van Zorggroep Almere, die op € 400,00 werden begroot.