ECLI:NL:RBMNE:2016:7732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
4513252 UC EXPL 15-15592
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een arbeidszaak naar de handelskamer wegens de status van statutair bestuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. De eiser, [eiseres], stelde dat hij geen statutair bestuurder was van [gedaagde], maar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was. Hij vorderde onder andere doorbetaling van loon en stelde dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was. De gedaagde partij, [gedaagde] B.V., betwistte de status van [eiseres] als werknemer en stelde dat de managementovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] op 31 augustus 2009 statutair bestuurder is geworden van [gedaagde] en dat er geen rechtsgeldig ontslag heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen en heeft hij de zaak verwezen naar de handelskamer van de rechtbank. De zaak zal verder worden behandeld op de rolzitting van de handelskamer op 11 januari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4513252 UC EXPL 15-15592 MS/1270
Vonnis van 14 december 2016
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.L.J.J. Nelissen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Bouiga.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure na het tussenvonnis van 23 december 2015 blijkt uit:
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte houdende wijziging en vermeerdering van eis in reconventie tevens overlegging producties
- de aanvullende producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling op 3 november 2016, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een 100% dochteronderneming van [bedrijfsnaam 1] GmbH (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), voorheen genaamd [bedrijfsnaam 2] GmbH (hierna: [bedrijfsnaam 2] ). [bedrijfsnaam 1] is een Duitse onderneming die zich bezighoudt met het organiseren van congressen en beurzen in de agrarische sector en de voedingsindustrie.
2.2.
[eiseres] was tot 31 augustus 2009 werkzaam bij [bedrijfsnaam 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] ). [bedrijfsnaam 3] hield zich bezig met het organiseren van agrarische beurzen in Nederland. [bedrijfsnaam 3] was tot 31 augustus 2009 onderdeel van [bedrijfsnaam 4] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 4] ), waarvan de aandelen in handen waren van de heer [A] door middel van zijn beheersmaatschappij [bedrijfsnaam 5] B.V.
2.3.
In de tweede helft van 2008 zijn er door [bedrijfsnaam 3] en [bedrijfsnaam 2] gesprekken gevoerd over een overname van [bedrijfsnaam 3] door [bedrijfsnaam 2] . Ook [eiseres] was bij deze gesprekken aanwezig.
2.4.
[eiseres] heeft op 8 december 2008 [bedrijfsnaam 6] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 6] ) opgericht, waarvan hij bestuurder en enig aandeelhouder is.
2.5.
Op 31 augustus 2009 heeft [A] 100% van het aandelenkapitaal van [bedrijfsnaam 3] verkocht aan [bedrijfsnaam 2] . Deze aandelen zijn dezelfde dag bij notariële akte aan [bedrijfsnaam 2] overgedragen. Op pagina 3 van deze notariële akte is het volgende bepaald:

MODIFICATION GOVERNING BOARD COMPOSITION
Vendor and purchaser have held an extraordinary general meeting of shareholders of the company, where was decided that immediately after signing this deed vendor will not be chief executive officer of the company anymore, under simultaneous appointment of Mr [eiseres] and [bedrijfsnaam 6] B.V. as chief officers of the company (both independently authorised managing director). Vendor is discharged for the policy and management, notwithstanding the obligations of vendor under forementioned purchase agreement, among which the granted guarantees and protections. Vendor declares that he does not have any claims to the company concerning his dismissal as chief executive officer of the company. This deed is considered as determined minutes of forementioned extraordinary general meeting of shareholders.”
2.6.
Na het passeren van deze akte hebben [eiseres] namens [bedrijfsnaam 3] en [A] namens [bedrijfsnaam 4] een Service agreement ondertekend.
2.7.
Eveneens op 31 december 2009 heeft [eiseres] in aanwezigheid van de notaris een inschrijfformulier van de Kamer van Koophandel ondertekend, waarbij hij zichzelf en [bedrijfsnaam 6] heeft ingeschreven als statutair bestuurders van [bedrijfsnaam 3] .
2.8.
Op 27 november 2009 hebben [bedrijfsnaam 3] en [bedrijfsnaam 6] een managementovereenkomst gesloten, op grond waarvan [bedrijfsnaam 6] per 1 januari 2009 met de algehele leiding over [bedrijfsnaam 3] belast werd. [eiseres] stuurde [bedrijfsnaam 3] en later [gedaagde] via [bedrijfsnaam 6] declaraties voor de door hem verrichte diensten.
2.9.
Op 18 juli 2013 is bij notariële akte van statutenwijziging de naam van [bedrijfsnaam 3] gewijzigd in [gedaagde] B.V.
2.10.
Met ingang van 1 januari 2014 werd niet langer gefactureerd via [bedrijfsnaam 6] B.V. maar werd aan [eiseres] rechtstreeks een bedrag van € 5.050,- bruto overgemaakt, onder inhouding van loonbelasting en sociale premies.
2.11.
Op 6 november 2014 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van [gedaagde] plaatsgevonden, waarbij [eiseres] en [bedrijfsnaam 6] als statutair bestuurders van [gedaagde] zijn ontslagen, de managementovereenkomst tussen [gedaagde] en [bedrijfsnaam 6] is opgezegd en is besloten [eiseres] en [bedrijfsnaam 6] gedurende de in de managementovereenkomst vastgelegde opzegtermijn van 6 maanden vrij te stellen van het verrichten van werkzaamheden.
2.12.
Deze besluiten zijn bij brief van 19 november 2014 door [gedaagde] aan [eiseres] en [bedrijfsnaam 6] bevestigd. Daarbij is de beëindiging van de managementovereenkomst per 1 juni 2015 aangezegd en zijn [eiseres] en [bedrijfsnaam 6] tot die tijd vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.13.
[eiseres] heeft zich bij brief van 19 juni 2015 tegenover [gedaagde] op het standpunt gesteld dat hij binnen [gedaagde] niet de positie van statutair bestuurder heeft bekleed maar uitsluitend op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest. Deze arbeidsovereenkomst is wegens het ontbreken van een ontslagvergunning van het UWV niet rechtsgeldig opgezegd en duurt daarom volgens [eiseres] nog steeds voort. [eiseres] heeft primair een beroep gedaan op nakoming van de arbeidsovereenkomst en heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon. Hij heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
2.14.
[gedaagde] heeft zich naar aanleiding van deze brief op het standpunt gesteld dat de managementovereenkomst op 1 juni 2015 rechtsgeldig is beëindigd en dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagde] te veroordelen vanaf 1 juni 2015 aan [eiseres] het overeengekomen loon ad € 5.050,-- bruto per maand, en alle daarbij behorende emolumenten, te blijven voldoen tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, zulks vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
II. [gedaagde] te veroordelen per 1 juni 2015 aan [eiseres] te voldoen een bedrag ad € 916,-- per maand, zulks tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair:
III. te verklaren voor recht dat de beëindiging van het dienstverband per 1 juni 2015 kennelijk onredelijk ontslag is als bedoeld in artikel 7:681 lid 2 onder b (oud) BW;
IV. het dienstverband tussen [gedaagde] en [eiseres] te herstellen, zulks met ingang van 1 juni 2015, en [gedaagde] te veroordelen vanaf 1 juni 2015 aan [eiseres] het overeengekomen loon ad € 5.050,-- bruto per maand, en alle daarbij behorende emolumenten, te blijven voldoen tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, zulks vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
V. [gedaagde] te veroordelen per 1 juni 2015 aan [eiseres] te voldoen een bedrag ad € 916,-- per maand, zulks tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente;
meer subsidiair:
VI. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW (oud), zijnde een bedrag ad € 85.000,-- bruto alsmede een bedrag ad € 100.000,-- netto, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
VII. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] stelt zich ter onderbouwing van zijn primaire vorderingen op het standpunt dat hij geen statutair bestuurder van [gedaagde] was, maar dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst voor [gedaagde] werkzaam is geweest. Hij stelt dat er daarom door het AVA-besluit van 6 november 2014 en de daarop volgende opzegging per 1 juni 2015 geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst en dat deze wegens het ontbreken van een ontslagvergunning van het Uwv nog steeds voortduurt.
[eiseres] legt aan zijn subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen ten grondslag dat het ontslag kennelijk onredelijk is, omdat de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen voorgewend dan wel vals zijn.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij verzoekt de kantonrechter zich op grond van artikel 2:241 BW onbevoegd te verklaren om van deze zaak kennis te nemen. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. het door [eiseres] onbevoegd genomen bestuursbesluit (op grond waarvan met ingang van 1 januari 2014 betalingen aan [eiseres] rechtstreeks werden gedaan) ex artikel 2:15 lid 1 sub a jo. artikel 2:239 lid 6 BW te vernietigen;
2. [eiseres] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] te betalen het verschuldigde bedrag uit hoofde van rekening-courant ter hoogte van € 8.560,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiseres] voert verweer tegen de vordering sub 1. Hij heeft de vordering sub 2 niet betwist.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Tussen partijen is primair in geschil of [eiseres] statutair bestuurder was van [gedaagde] . Dit is bepalend voor de vraag of de kantonrechter bevoegd is om van de vorderingen in conventie en in reconventie kennis te nemen. [gedaagde] heeft op de onbevoegdheid van de kantonrechter expliciet een beroep gedaan. Indien komt vast te staan dat [eiseres] statutair bestuurder was, dan betekent dit dat op grond van artikel 2:241 BW niet de kantonrechter maar de handelskamer van deze rechtbank van de vorderingen in conventie en reconventie kennis dient te nemen en dat de zaak moet worden verwezen. Alleen indien moet worden geconcludeerd dat [eiseres] niet of niet langer statutair bestuurder was van [gedaagde] kan de kantonrechter van deze vorderingen kennis nemen. Gelet hierop zal dus eerst moeten worden beoordeeld of [eiseres] statutair bestuurder was van [gedaagde] ten tijde van het ontslagbesluit van de AVA op 6 november 2014. Hiervoor is gelet op het bepaalde in artikel 2:242 BW in de eerste plaats vereist dat er een rechtsgeldig benoemingsbesluit is genomen door de vergadering van aandeelhouders, welke benoeming door [eiseres] is aanvaard.
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] op 31 augustus 2009 op een buitengewone vergadering van aandeelhouders is benoemd tot statutair directeur van [bedrijfsnaam 3] (later: [gedaagde] ) en dat het benoemingsbesluit is vastgelegd in de notariële akte van aandelenoverdracht van 31 augustus 2009.
4.3.
[eiseres] erkent dat hij aanwezig is geweest bij het passeren van de notariële akte van aandelenoverdracht, maar betwist dat er die dag een buitengewone vergadering van aandeelhouders heeft plaatsgevonden. Hij stelt dat hij niet bij deze vergadering aanwezig is geweest en hiervoor ook geen uitnodiging heeft ontvangen.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat voor een rechtsgeldig besluit tot benoeming van de statutair bestuurder in dit geval vormvoorschriften – wettelijk dan wel op grond van de statuten – van toepassing zijn. Dat betekent dat het benoemingsbesluit vormvrij kon worden genomen. Wel moet kunnen worden aangetoond dat het benoemingsbesluit is genomen. Dit volgt echter genoegzaam uit de notariële akte van aandelenoverdracht van 31 augustus 2009, waarin op pagina 3 is vermeld dat [bedrijfsnaam 4] als verkoper en [bedrijfsnaam 2] als koper van de aandelen van [bedrijfsnaam 3] een vergadering van aandeelhouders hebben gehouden, waarbij [eiseres] en [bedrijfsnaam 6] zijn benoemd als
‘chief officers of the company (both independently authorised managing director.)’ Daarbij is vermeld dat deze notariële akte geldt als de vaststelling van de notulen van deze buitengewone vergadering van aandeelhouders. De vraag of voor deze vergadering is voldaan aan de vereisten rondom de oproeping (uitnodiging) zoals die blijken uit de statuten kan in het midden blijven. Vast staat immers dat alle aandeelhouders vertegenwoordigd waren (de verkrijgende vennootschap was enig aandeelhouder), zodat op grond van de statuten niettemin rechtsgeldige besluiten konden worden genomen. Dat [eiseres] die dag en bij het overdragen van de aandelen tot statutair directeur van [bedrijfsnaam 3] is benoemd, kan ook worden afgeleid uit het feit dat hij later die dag namens [bedrijfsnaam 3] een Service agreement heeft ondertekend en hij in dit document in de aanhef wordt aangeduid als ‘
statutory director of [bedrijfsnaam 3] BV, appointed during Closing’. Ook volgt dit uit het gegeven dat op [eiseres] dezelfde datum het inschrijfformulier van de Kamer van Koophandel heeft ondertekend, waarbij hij zichzelf en [bedrijfsnaam 6] heeft ingeschreven als statutair bestuurders, en welk formulier mede is ondertekend door de notaris ten overstaan van wie de notariële akte van overdracht van de aandelen van [bedrijfsnaam 3] is gepasseerd. De kantonrechter stelt daarom vast dat [eiseres] op 31 augustus 2009 door de vergadering van aandeelhouders rechtsgeldig is benoemd tot statutair bestuurder van [bedrijfsnaam 3] (later: [gedaagde] ).
4.5.
[eiseres] heeft voorts aangevoerd dat, als hij al tot statutair directeur van [bedrijfsnaam 3] is benoemd, hij deze benoeming niet heeft aanvaard. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt echter uit de door [gedaagde] overgelegde stukken dat [eiseres] de benoeming wel degelijk heeft aanvaard. Ook voor die conclusie is mede doorslaggevend dat hij op 31 augustus 2009 de hiervoor genoemde Service agreement heeft ondertekend, waarin hij als ‘
statutory director of [bedrijfsnaam 3] BV’wordt aangeduid, alsmede het inschrijfformulier van de Kamer van Koophandel van zichzelf en [bedrijfsnaam 6] als statutair bestuurders van [bedrijfsnaam 3] . Verder heeft [eiseres] in 2010 als directie ook de jaarrekening van [gedaagde] van 2009 ondertekend en is hij op 18 juli 2013 in de hoedanigheid van gevolmachtigd directeur (hetgeen blijkens het inschrijfformulier van de Kamer van Koophandel zijn statutaire titel was) van [bedrijfsnaam 3] betrokken geweest bij het passeren van een notariële akte waarbij de statuten van [bedrijfsnaam 3] zijn gewijzigd en de naam van de vennootschap is veranderd in [gedaagde] . [eiseres] heeft zich kortom naar buiten toe ook gedragen als statutair directeur van [bedrijfsnaam 3] (later: [gedaagde] ). Dat hij dit allemaal alleen maar deed omdat “er iemand moest zijn die de bankzaken” deed, zoals hij ter zitting verklaarde, acht de kantonrechter in het licht van al het voorgaande onaannemelijk. [eiseres] was dus statutair bestuurder van [gedaagde] .
4.6.
[eiseres] betoogt verder dat, als het al zo zou zijn dat hij op 31 augustus 2009 tot statutair bestuurder van [bedrijfsnaam 3] is benoemd en hij deze benoeming heeft aanvaard, in ieder geval op 1 januari 2014 een einde is gekomen aan zijn statutaire positie. Hij stelt zich in dit verband op het standpunt dat de managementovereenkomst tussen hem en [bedrijfsnaam 6] per 1 januari 2014 is geëindigd en dat hij sindsdien door [gedaagde] wordt verloond tegen een bedrag van € 5.050,-- bruto per 4 weken.
4.7.
[gedaagde] betwist dat hieruit kan worden afgeleid dat [eiseres] per 1 januari 2014 geen statutair bestuurder meer was. Zij stelt dat [eiseres] zelf zonder overleg met de enig aandeelhouder van [gedaagde] per 1 januari 2014 in de administratie heeft doorgevoerd dat dit bedrag elke maand onder inhouding van loonbelasting en sociale premies naar zijn persoonlijke rekeningnummer werd overgemaakt. Zij heeft dit pas medio 2015 ontdekt, nadat de balans per 31 december 2014 werd gepresenteerd. Volgens [gedaagde] ligt aan die handeling een bestuursbesluit ten grondslag dat onbevoegd is genomen, omdat er in dit geval overduidelijk sprake is geweest van een persoonlijk tegenstrijdig belang. Zij verzoekt daarom in reconventie om vernietiging van dit besluit.
4.8.
[eiseres] ontkent dat sprake is van een onbevoegd genomen bestuursbesluit en stelt dat de financieel adviseur van [gedaagde] - de heer [B] - hem heeft geadviseerd om zich per 1 januari 2014 te laten verlonen en dit ook administratief heeft begeleid. [gedaagde] betwist op haar beurt uitdrukkelijk dat zij [B] hiertoe opdracht heeft gegeven en stelt dat [B] altijd de adviseur van [eiseres] is geweest en niet die van [gedaagde] .
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat [eiseres] vanaf 1 januari 2014 vanuit [gedaagde] is verloond, op zich zelf niet tot de conclusie kan leiden dat per die datum een einde is gekomen aan zijn statutaire positie. Het al dan niet (ook) bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] – zo dat uit die verloning moet worden afgeleid – is immers niet bepalend voor de vraag of [eiseres] statutair directeur was. Een statutair directeur kan zijn werkzaamheden zowel op de voet van een arbeidsovereenkomst als op die van een managementovereenkomst verrichten. Ontslag van een bestuurder geschiedt volgens artikel 2:244 lid 1 BW door het orgaan dat bevoegd is tot benoeming, tenzij de statuten anders bepalen. Dat bevoegde orgaan is de vergadering van aandeelhouders. Gesteld noch gebleken is dat aan [eiseres] als statutair directeur die bevoegdheid toekwam. Dat aan de verloning van [eiseres] per 1 januari 2014 een besluit van de vergadering van aandeelhouders strekkende tot zijn ontslag uit de positie van bestuurder ten grondslag lag is niet gebleken. [gedaagde] heeft iedere wetenschap van of betrokkenheid bij deze gang van zaken betwist en [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat dit wel zo is.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat op grond van het voorgaande voldoende vast dat [eiseres] op 31 augustus 2009 door de buitengewone vergadering van aandeelhouders rechtsgeldig is benoemd tot statutair directeur van [bedrijfsnaam 3] en dat hij deze benoeming heeft aanvaard. Niet gebleken is dat per 1 januari 2014 aan deze statutaire positie een einde is gekomen. Op grond van artikel 2:241 BW dient daarom niet de kantonrechter, maar de handelskamer van deze rechtbank van de vorderingen in conventie en reconventie kennis te nemen. De zaak wordt daarom verwezen naar de rolzitting van de handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank, locatie Vrouwe Justitiaplein 1, 3511 EX Utrecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank, zittingslocatie Utrecht, op woensdag 11 januari 2017 om 10.00 uur;
5.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen;
5.3.
wijst partijen erop dat de handelskamer zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het door de kantonrechter berekende griffierecht van € 466,-- voor [eiseres] ;
5.4.
wijst [eiseres] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort;
5.5.
wijst [gedaagde] erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.