ECLI:NL:RBMNE:2016:7629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
16/652390-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, bedreiging, vernieling en mishandeling

Op 23 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Afghanistan en thans gedetineerd. De zaak betreft meerdere feiten, waaronder diefstal van schroevendraaiers, bedreiging van buren met een mes, vernieling van deuren en mishandeling van een politieambtenaar. De rechtbank heeft op basis van het bewijs, waaronder aangiften en verklaringen van getuigen, de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verduistering van laptops, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze op een misdrijf verkregen wijze had verworven. De rechtbank heeft de verdachte een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, te ondergaan in een PPC, en heeft de vordering van benadeelde partijen toegewezen voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652390-16; 16/659491-16 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Afghanistan)
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] , bijzondere afdeling

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 september 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. A.T. van Rhijn, advocaat te Veenendaal, alsmede de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652390-16
feit 1 op 21 juni 2016 in Nieuwegein twee schroevendraaiers heeft gestolen bij [bedrijfsnaam] ;
feit 2 op 27 juni 2016 in Vleuten [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3 op 27 juni 2016 in Vleuten [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 4 in de periode van 1 juni 2016 tot en met 27 juni 2016 in Vleuten goederen heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
feit 5 in de periode van 27 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 in [vestigingsplaats] een politiecel heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
feit 6 op 29 juni 2016 in [vestigingsplaats] politieambtenaar [slachtoffer 3] heeft mishandeld en/of bespuugd;
parketnummer 16/659491-16
op 10 april 2016 in Vleuten twee laptops heeft geheeld, dan wel verduisterd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 6 van parketnummer 16/ 652390-16 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16/659491-16 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de onder parketnummer 16/652390-16 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16/659491-16 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd:
feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij de schroevendraaiers al eerder gekocht had en mee de winkel in had genomen.
feit 2 en 3
Verdachte heeft zijn excuses aangeboden en er is bij verdachte (ten aanzien van feit 3) geen mes aangetroffen.
feit 4
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte zijn telefoon tegen een deur heeft gegooid, welke beschadiging er niet toe leidt dat die deur is vernield of onbruikbaar geworden. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte andere deuren heeft beschadigd.
parketnummer 16/659491-16
Verdachte heeft de goederen gevonden en wilde deze naar het politiebureau brengen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/ 652390-16 onder 5 en 6 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden.
Verdachte werd, aldus de verdediging, in zijn cel hardhandig door meerdere politieambtenaren tegen de grond gewerkt. Verdachte dacht dat hij stikte en moest daardoor spugen en heeft daarbij niet het opzet gehad [slachtoffer 3] te raken. Voorts heeft verdachte zich, in reactie op de pijn, verweerd en had daarbij niet het opzet [slachtoffer 3] te raken. Daarnaast heeft verdachte dagenlang onder mensonwaardige omstandigheden in een cel gezeten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak 16/659491-16 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee laptops heeft geheeld. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder primair tenlastegelegde.
4.3.2
bewijsmiddelen
parketnummer 16/652390-16
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[aangever 1] heeft op 21 juni 2016 aangifte gedaan namens [bedrijfsnaam] te Nieuwegein. [2] [aangever 1] zag op 21 juni 2016 dat verdachte [verdachte] twee schroevendraaiers uit het schap pakte en deze in de binnenzak van zijn jas stak. Verdachte passeerde vervolgens zonder te betalen de kassa’s. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 22 juni 2016 de camerabeelden van [bedrijfsnaam] van 21 juni 2016 bekeken. Verbalisant zag dat verdachte op 21 juni 2016 de [bedrijfsnaam] in Nieuwegein betrad. [4] Verdachte pakte twee schroevendraaiers. Vervolgens pakte verdachte een derde schroevendraaier en hield deze in zijn linkerhand. Verdachte stopte twee schroevendraaiers in zijn linkerbinnenzak en legde de derde schroevendraaier terug. Verdachte liep vervolgens voorbij de kassa’s en verliet via de uitgang [bedrijfsnaam] . [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 juni 2016 in de [bedrijfsnaam] in Nieuwegein is geweest. [6]
Bewijsmiddelen feit 2 tot en met 6 [7]
feit 2 en 3
[slachtoffer 1] was op 27 juni 2016 in de woning van zijn vriendin [voornaam van slachtoffer 2] aan de [adres] te [woonplaats] . Hij zag [eerste voornaam van verdachte] , de zoon van de buren aan de [adres] te [woonplaats] , op straat staan. [eerste voornaam van verdachte] liep naar de woning en belde aan. [8] [slachtoffer 1] deed open en [eerste voornaam van verdachte] zei dat hij zijn auto weg moest halen. [slachtoffer 1] liep naar zijn auto, [eerste voornaam van verdachte] schreeuwde naar hem: ”Je haalt nu je auto weg of ik bel de gemeente, of ik zal hem in brand steken.” [eerste voornaam van verdachte] ging naar binnen. Even later kwam [eerste voornaam van verdachte] weer naar buiten. [slachtoffer 1] zag dat [eerste voornaam van verdachte] een groot mes in de lucht hield. Hij schrok hier erg van en was uit angst weggerend en de woning in gegaan. Even later wilde hij via de achterzijde de woning verlaten, hij zag dat [eerste voornaam van verdachte] op de stoep stond. Hij vertelde [eerste voornaam van verdachte] dat hij voor overlast zorgde. [eerste voornaam van verdachte] zei: ‘Je hebt het netjes opgelost, anders had dit helemaal verkeerd kunnen aflopen. Ik heb al eerder iemand neergestoken”.
Hij was naar huis gegaan en werd even later door [voornaam van slachtoffer 2] gebeld. Zij vertelde dat [eerste voornaam van verdachte] haar had aangesproken. Zij had [eerste voornaam van verdachte] gezegd dat hij overlast veroorzaakte. [eerste voornaam van verdachte] had toen tegen haar gezegd: “Ik zal binnenkort ook wel wat door je raam heen gooien. Dan kom je in de hemel of hel terecht. Jij woont hier ook niet lang meer.” [9]
[slachtoffer 2] zag op 27 juni 2016 vanuit haar woning aan de [adres] te [woonplaats] dat haar vriend [voornaam van slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) de buurjongen aan sprak. De buurjongen riep dat de auto van [voornaam van slachtoffer 1] daar niet mocht staan. Zij zag dat [voornaam van slachtoffer 1] de auto verplaatste. [10] [voornaam van slachtoffer 1] vertelde haar daarna dat de buurjongen een keukenmes bij zich had. De buurjongen had tegen hem gezegd: “Dat hij moest oppassen anders was het anders afgelopen.” [voornaam van slachtoffer 1] was daarna weggegaan. Even later zag zij de buurjongen in zijn achtertuin. Zij hoorde dat de buurjongen tegen haar zei dat hij haar huis en auto in brand zou steken. Zij hoorde hem zeggen: “Ik gooi wat door je raam en dan wordt je wakker in de hemel”. De buurjongen wees op dat moment naar het raam van de logeerkamer. Zij schrok hier echt van. [11]
Op 28 juni 2016 was verbalisant [verbalisant 2] in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De moeder van verdachte toonde verbalisant een mes en verklaarde dat [tweede voornaam van verdachte] dat mes op 27 juni 2016 op de bank had gelegd, nadat hij buiten een conflict had gehad met de buren. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn moeder hem [tweede voornaam van verdachte] noemt [13] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 juni 2016 zijn buurman [slachtoffer 1] op straat had aangesproken. Verdachte had een mes bij zich. De buurman rende weg toen hij het mes zag. Het mes had hij, na het conflict met de buurman, thuis op de bank gelegd.
Daarna had hij zijn buurvrouw aangesproken, hij had haar uitgescholden omdat hij boos was. [14]
feit 4
[aangever 2] heeft namens de [naam woningcorporatie] aangifte gedaan. [aangever 2] was op 28 juni 2016 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De hoofdbewoonster mw. [A] toonde hem [15] een drietal deuren die [tweede voornaam van verdachte] vernield had. Hij zag dat de deur van de hal naar de woonkamer en de deur van de kastruimte onder de trap vernield waren. In de deuren zaten scheuren die niet te repareren waren. Op de zolderverdieping zag hij eveneens een kamerdeur die beschadigd was. Ook in deze deur zaten scheuren aan de onderzijde. [16]
Op 28 juni 2016 was verbalisant [verbalisant 2] in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Verbalisant zag dat in de woning enkele deuren kapot waren. Verbalisant hoorde dat de moeder van verdachte verklaarde dat [tweede voornaam van verdachte] dat op 27 juni 2016 had gedaan. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn moeder hem [tweede voornaam van verdachte] noemt [18] .
feit 5
[aangever 3] heeft namens de politie Midden-Nederland aangifte gedaan. Op 29 juni 2016 zag verbalisant dat cel 37 van het arrestantencomplex te [vestigingsplaats] besmeurd was met ontlasting. Via het terugkijk systeem zag verbalisant dat [verdachte] de cel had vernield. [19] [verdachte] poepte in de cel en smeerde de ontlasting op de camera en de muren en schreef diverse woorden op de wanden. [20]
Na reiniging van de cel werd zichtbaar dat er nog delen van de tekens/letters die de verdachte met zijn ontlasting had geschreven zichtbaar waren. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn cel en de camera in zijn cel met poep had besmeurd. [22]
feit 6
[D] had op 29 juni 2016 als wachtcommandant dienst in het arrestantencomplex in [vestigingsplaats] . Verdachte zat daar gedetineerd en had zichzelf meerdere malen bekrast met een scherp voorwerp en verschillende keren was tevergeefs geprobeerd dit voorwerp van hem af te nemen. [23] Op het moment dat verdachte zichzelf weer bekraste ging men zijn cel binnen met een schildprocedure, om zodoende verdachte te fixeren en het scherpe voorwerp van hem af te nemen. [D] zag dat verdachte zich verzette. [slachtoffer 3] probeerde de benen van verdachte onder controle te krijgen. Verdachte leek zijn verzet te minderen, maar maakte plotseling een aantal schoppende bewegingen gericht op [slachtoffer 3] . Hij zag dat [slachtoffer 3] geraakt werd door verdachte. Vervolgens zag hij dat verdachte tot tweemaal toe gericht spuugde in de richting van [slachtoffer 3] en [E] . [24]
Op 29 juni 2016 was [slachtoffer 3] werkzaam als assistent beveiliger in het arrestantencomplex te [vestigingsplaats] . Verdachte [verdachte] trapte hem tweemaal hard en hij had een pijnlijke plek boven zijn linker knie en zijn linker heup was pijnlijk. Terwijl hij tegen [verdachte] sprak spuugde deze hem in zijn gezicht, waarbij een deel van het speeksel van [verdachte] in zijn mond terecht kwam. [25]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat hij had gespuugd, tegen [slachtoffer 3] had geroepen dat hij, verdachte, aids had. [26]
(bewijs)overwegingen
feit 1
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de twee bij hem aangetroffen schroevendraaiers reeds bij zich had niet aannemelijk. Zowel uit de verklaring van aangever, als uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken van de camerabeelden volgt dat verdachte twee schroevendraaiers die hij uit een schap had gepakt, in zijn binnenzak stopte. De door de verdachte geschetste (alternatieve) handelwijze blijkt ook niet uit de beelden.
feit 6
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 3] heeft getrapt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [D] volgt dat verdachte zijn verzet leek te staken en vervolgens plotseling in de richting van [slachtoffer 3] trapte.
Uit de door verdachte gekozen bewoording dat hij aids had, nadat hij [slachtoffer 3] in het gezicht had gespuugd, leidt de rechtbank af dat verdachte opzettelijk in de richting van [slachtoffer 3] heeft gespuugd.
De rechtbank, acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
parketnummer 16/659491-16 subsidiair
Bewijsmiddelen [27]
Op 10 april 2016 omstreeks 02.45 uur zag verbalisant [verbalisant 3] in Vleuten een man fietsen. Hij reed naast de man die verschrikt opkeek en direct stopte met fietsen. Hij zag dat de man probeerde zijn gezicht te verbergen door zijn hoofd naar beneden te houden. De man droeg een petje en een jas met hoge kraag waarachter hij zijn gezicht probeerde te verbergen.
De man bleek te zijn: [verdachte] . Verbalisant zag dat de man erg stevig zijn boodschappentas bij zich hield en zenuwachtig om zich heen draaide. Verbalisant zag dat er een laptop in de tas zat. Op de vraag wat er in de tas zat en of hij in de tas mocht kijken antwoorde de man dat er een laptop in zat en dat hij in de tas mocht kijken. Op de vraag hoe hij aan de laptop kwam antwoordde de man dat hij niet verplicht was antwoord te geven.
De man overhandigde verbalisant een laptop en verbalisant zag dat er nog een laptop, merk Apple, in de tas zat. [28] In de Apple Macbook kwam meermalen de naam [familienaam van slachtoffer 4] voor. Uit onderzoek volgende dat er een familie [familienaam van slachtoffer 4] aan de [straatnaam] te [woonplaats] woonde. Bij een inbraak in deze woning waren onder andere 2 laptops weggenomen. [29]
[slachtoffer 4] heeft op 10 april 2016 aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [straatnaam] in [woonplaats] , gepleegd in de periode van 9 april 2016 tot met 10 april 2016. [30] Bij de inbraak werden onder andere een Apple Macbook en een laptop van het merk HP weggenomen. [31] De onder verdachte in beslag genomen laptops, een Apple Macbook en een laptop van het merk HP, zijn op 11 april 2016 teruggegeven aan [slachtoffer 4] . [32]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bij hem aangetroffen laptops op straat had gevonden. [33]
(bewijs) overwegingen
De rechtbank overweegt dat niet uitgesloten kan worden dat verdachte de laptops op straat heeft gevonden nu - in dit specifieke geval - uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de laptops op een andere wijze, anders dan verdachte heeft verklaard, in het bezit van verdachte zijn gekomen.
De verklaring van verdachte dat hij van plan was deze laptops naar de politie te brengen acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft meerdere momenten gehad waarop hij tegen verbalisant [verbalisant 3] had kunnen zeggen dat hij de laptops gevonden had en aan de politie wilde geven. Verdachte had dit aan kunnen geven op het moment dat hij aangesproken werd. Vervolgens heeft verdachte, toen hem werd gevraagd hoe hij aan de laptops kwam, slechts geantwoord dat hij niet verplicht was te antwoorden.
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de door hem gevonden laptops heeft verduisterd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/ 652390-16
feit 1
op 21 juni 2016 te Nieuwegein , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee schroevendraaiers toebehorende aan [bedrijfsnaam] ;
feit 2
op 27 juni 2016 te Vleuten , gemeente Utrecht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, getoond aan, althans zichtbaar vastgehouden voor die [slachtoffer 1] en (kort daarna) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Jij hebt het netjes opgelost, anders had dit helemaal verkeerd af kunnen lopen", althans woorden van gelijke aard of strekking;
feit 3
op 27 juni 2016 te Vleuten , gemeente Utrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :
" Ik ga je auto en je huis in de brand steken" en
" Ik gooi wat door je raam en dan wordt je wakker in de hemel",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4
in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 27 juni 2016 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren van de woning gelegen aan de [adres] , toebehorende aan woningcorporatie " [naam woningcorporatie] ", heeft vernield;
feit 5
in de periode van 27 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 te [vestigingsplaats] , opzettelijk en wederrechtelijk een cel van het politiecellencomplex toebehorende aan Politie Midden-Nederland, heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk ontlasting op de muren en de observatiecamera van die cel te smeren;
feit 6
op 29 juni 2016 te [vestigingsplaats] , een politieambtenaar, [slachtoffer 3] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door - die [slachtoffer 3] op/tegen diens knie en heup en die [slachtoffer 3] in diens gezicht te spugen waarbij een deel van dat spuug in de mond van die [slachtoffer 3] terecht is gekomen;
parketnummer 16/659491-16
Subsidiair
op 10 april 2016 te Vleuten , gemeente Utrecht, opzettelijk een laptop (merk Apple Macbook) en een laptop (merk HP) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
16/652390-16
feit 1 diefstal;
feit 2 bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting;
feit 4 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 5 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 6 mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
16/659491-16
subsidiair verduistering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

ontslag van rechtsvervolging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat - kort gezegd - verdachte in zijn cel hardhandig door meerdere politieambtenaren is aangepakt en dagenlang onder mensonwaardige omstandigheden in een cel heeft gezeten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, nu feitelijk niet gebleken is van de door de raadsman geschetste omstandigheden.
Uit het dossier volgt dat verdachte in een periode van enkele dagen diverse malen naar een andere cel werd overgeplaatst omdat verdachte telkens zijn cel bevuilde. Na de overplaatsing naar de derde cel besmeurde verdachte deze met zijn ontlasting. Verdachte bekraste zichzelf meerdere malen. Nadat verschillende pogingen om verdachte het voorwerp of de voorwerpen af te nemen waarmee hij zichzelf verwondde niet het gewenste resultaat hadden, is men met een zogenaamde “schildprocedure” de cel van verdachte binnengegaan op het moment dat hij zichzelf weer verwondde. Niet gebleken is dat daarbij onnodig geweld tegen verdachte is gebruikt. Verdachte werd vervolgens overgeplaatst naar een vierde cel.
De rechtbank merkt daarbij op dat er van de zijde van verdachte en/of de verdediging geen klacht is ingediend tegen de door hen genoemde omstandigheden en of het toegepaste geweld.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen voor de duur van 2 jaren;
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke ISD maatregel in deze fase disproportioneel is omdat er geen goede diagnose van verdachte mogelijk is geworden en er sprake is van voorbarige conclusies van de zijde van de reclassering. Voorts heeft verdachte geen vertrouwen in de reclassering.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen, met daarbij een ambulante begeleiding vanuit het PPC.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een surveillant van de politie en bedreiging van zijn buren en heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Daarbij is het spugen in de mond van [slachtoffer 3] voor deze [slachtoffer 3] een akelige en vernederende ervaring geweest. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en diverse vernielingen en verduistering. Verdachte toont daarmee geen enkel respect te hebben voor eigendommen van een ander. Voorts zorgen dergelijke feiten voor financiële schade en overlast bij de benadeelden.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij de afgelopen jaren meerdere malen is veroordeeld tot forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze straffen hebben niet kunnen voorkomen dat verdachte zich telkens opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Uit het rapport van de psycholoog A. van der Donk van 5 augustus 2016 volgt dat er aanwijzingen zijn voor een problematische agressieregulatie, mogelijke psychopathologie en problematisch middelengebruik.
Verdachte heeft, door zijn weigering mee te werken aan het onderzoek van de psycholoog, geen enkel inzicht gegeven in zijn persoon en (de achtergrond van zijn) delictgedrag.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van 6 september 2016, opgemaakt door [B] . [C] heeft ter terechtzitting voornoemd rapport toegelicht.
Ambulante behandeling en begeleiding van verdachte is niet haalbaar gebleken. Dit is in het verleden diverse malen geprobeerd en heeft niet tot enig gewenst resultaat geleid. Verdachte wil niet praten over zijn delictgedrag en wil niet meewerken aan diagnostiek. Ook een sterk outreachend traject bij [naam instelling] heeft niet tot enig resultaat geleid en verdachte is afspraken niet nagekomen.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD maatregel op te leggen.
Verdachte is gelet op zijn persoon niet geschikt voor een ISD binnen een reguliere P.I. Verdachte komt wel in aanmerking voor een ISD plaatsing binnen een PPC. In het PPC is men intern berekend op het uitvoeren van diagnostiek en vervolgens kan een voor verdachte passend traject worden ingezet. Daarnaast bestaat binnen de PPC de mogelijkheid om voor personen onder de 30 jaar opleidings-/studietrajecten in te kopen. Dit dient echter voorafgegaan te worden door een diagnostiek, zodat bepaald kan worden welke opleiding passend en geschikt is.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de ISD-maatregel opleggen.
De rechtbank acht het daarbij wenselijk en noodzakelijk dat, gelet op het advies van de reclassering en de persoon van verdachte, de ISD-maatregel niet in een reguliere P.I. maar in een PPC ten uitvoer wordt gelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank acht het in dit geval nodig om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds – 6 maanden na de start van de tenuitvoerlegging van de maatregel – te beoordelen. De rechtbank wil bij deze tussentijdse beoordeling niet alleen geïnformeerd te worden over het verloop van de behandeling tot op dat moment, maar ook over de (voorgenomen) invulling van het vervolg van de behandeling.
Een voorwaardelijke ISD maatregel is naar het oordeel van de rechtbank niet uitvoerbaar. Niet aannemelijk is dat verdachte in een ambulant kader op enig moment wel zal meewerken aan diagnostiek en zich zal houden aan afspraken en te stellen bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft daartoe zelf geen enkel aanknopingspunt geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 300,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen standpunt ingenomen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 300,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2016.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.2
[naam woningcorporatie]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 782,13, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 646,39, zijnde de materiële kosten exclusief BTW, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen standpunt ingenomen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost betreffende het vervangen van drie opdekdeuren, exclusief BTW, ter hoogte van in totaal € 435,67 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 435,67 toewijzen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank hiervoor heeft toegewezen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.3
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.750,00, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/659491-16 ten laste gelegde feit. Daarnaast vordert de benadeelde partij een niet nader genoemd bedrag aan immateriële schade.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten dele toe te wijzen, waarbij de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder parketnummer 16/659491-16 bewezen verklaarde feit, te weten verduistering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de onder verdachte aangetroffen laptops teruggegeven zijn aan [slachtoffer 4] .
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38v, 57, 285, 300, 304, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder primair van parketnummer 16/659491-16 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
16/652390-16
feit 1 diefstal;
feit 2 bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting;
feit 4 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 5 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen en onbruikbaar maken;
feit 6 mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
16/659491-16
subsidiair verduistering.
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
- de rechtbank acht het wenselijk en noodzakelijk dat, gelet op het advies van de reclassering en de persoon van verdachte, de ISD-maatregel niet in een reguliere P.I. maar in een PPC ten uitvoer wordt gelegd;
- gelast de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel en beveelt het openbaar ministerie de rechtbank binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis daarover te berichten;
Benadeelde partij
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 300,00, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[naam woningcorporatie]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam woningcorporatie] van € 435,67, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2016 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [naam woningcorporatie] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam woningcorporatie] aan de Staat € 435,67 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
- verklaart [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E. Akkermans en A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2016.
TENLASTELEGGING
16/ 652390-16
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2016 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee schroevendraaiers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2016 te Vleuten, gemeente Utrecht,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een voor afdreiging geschikt voorwerp, getoond aan, althans zichtbaar vastgehouden voor die [slachtoffer 1] en/of (kort daarna) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Jij hebt het netjes opgelost, anders had dit helemaal verkeerd af kunnen lopen", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 juni 2016 te Vleuten, gemeente Utrecht,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :
" Ik ga je auto en je huis in de brand steken" en/of
" Ik gooi wat door je raam en dan wordt je wakker in de hemel",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 27 juni 2016 te Vleuten, gemeente Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deuren van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningcorporatie " [naam woningcorporatie] ", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 te [vestigingsplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederalnd, opzettelijk en wederrechtelijk een cel van het politiecellencomplex, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Midden-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en /of onbruikbaar gemaakt, (door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk ontlasting en/of urine op de muren en/of de observatiecamera van die cel te smeren);
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 29 juni 2016 te [vestigingsplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, een (poltie)ambtenaar, [slachtoffer 3] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door - die [slachtoffer 3] op/tegen diens knie en/of heup, in elk geval tegen diens lichaam,te schoppen en/of te trappen en/of - die [slachtoffer 3] in diens geopende mond te spugen, althans die [slachtoffer 3] in diens gezicht te spugen waarbij een deel van dat spuug in de mond van die [slachtoffer 3] terecht is gekomen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
16/659491-16
Primair
hij op of omstreeks 10 april 2016 te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een of meer goed(eren), te weten een laptop (merk Apple Macbook) en/of een laptop (merk HP) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 april 2016 te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een laptop (merk Apple Macbook) en/of een laptop (merk HP), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016190696, doorgenummerd 1 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
3.Landelijk aangifte formulier winkeldiefstal, pagina 8.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 11.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 12.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016199671, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Proces-verbaal van aangifte, pagina 64.
9.Proces-verbaal van aangifte, pagina 65.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina 73.
11.Proces-verbaal van aangifte, pagina 74.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
13.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
14.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
15.Proces-verbaal van aangifte, pagina 53.
16.Proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, pagina 54.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
18.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
19.Proces-verbaal van aangifte, pagina 68.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
21.Proces-verbaal van aangifte, pagina 68.
22.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 94.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 95.
25.Proces-verbaal van aangifte, pagina 92.
26.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 9 september 2016.
27.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016109719 doorgenummerd van pagina 1 tot en met 82. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 35.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
30.Proces-verbaal van aangifte, pagina 38.
31.Proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, pagina 43.
32.afstandsverklaring in beslag genomen goederen, pagina 32; Bewijs van ontvangst, pagina 78.
33.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2016.