Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
Rechtbank Midden-Nederland
In de ontnemingszaak met parketnummer 16/702801-13 heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 48.510,00, ingediend door de officier van justitie op 15 mei 2015. De verdachte, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord. De rechtbank had eerder op dezelfde dag de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit van het opzettelijk verkopen van verdovende middelen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, gezien de vrijspraak, er geen basis is om aan te nemen dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De verdediging heeft bepleit dat de vordering tot ontneming afgewezen dient te worden, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van de officier van justitie, die gebaseerd was op het veronderstelde wederrechtelijk verkregen voordeel, niet kan worden toegewezen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, waarmee de rechtbank de beslissing heeft genomen dat er geen ontneming van het vermeende voordeel plaatsvindt. Dit vonnis is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.