ECLI:NL:RBMNE:2016:7626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/702801-13 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

In de ontnemingszaak met parketnummer 16/702801-13 heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 48.510,00, ingediend door de officier van justitie op 15 mei 2015. De verdachte, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord. De rechtbank had eerder op dezelfde dag de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit van het opzettelijk verkopen van verdovende middelen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, gezien de vrijspraak, er geen basis is om aan te nemen dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De verdediging heeft bepleit dat de vordering tot ontneming afgewezen dient te worden, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vordering van de officier van justitie, die gebaseerd was op het veronderstelde wederrechtelijk verkregen voordeel, niet kan worden toegewezen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, waarmee de rechtbank de beslissing heeft genomen dat er geen ontneming van het vermeende voordeel plaatsvindt. Dit vonnis is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702801-13 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 september 2016 in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/702801-13 waaruit blijkt dat veroordeelde op 9 september 2016 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van verdovende middelen;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
De verdachte is niet verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door mr. R.P. van der Graaf, uitdrukkelijk gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2016 zijn de officier van justitie en de raadsman van verdachte gehoord.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie d.d. 15 mei 2015 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 48.510,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 9 september 2016 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak, de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen dient te worden.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft veroordeelde in de onderliggende strafzaak bij vonnis van 9 september 2016 vrijgesproken van het feit op basis waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en mr. M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 september 2016.