ECLI:NL:RBMNE:2016:7625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/702803-13 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandelzaak

Op 9 september 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in verdovende middelen. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 48.510,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 9 september 2016 was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk verkopen en/of afleveren van verdovende middelen. Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, gehoord. De verdediging heeft betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, onder andere omdat de getuigenverklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld en deze gebruikt voor het bewijs. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport van de politie en heeft vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 48.510,00 bedraagt. Dit bedrag is gelijkelijk verdeeld over vier betrokkenen, wat resulteert in een verplichting voor de veroordeelde tot betaling van € 11.976,00 aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702803-13 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 september 2016 in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/702803-13 waaruit blijkt dat veroordeelde op 9 september 2016 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is veroordeeld voor het hem onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van verdovende middelen;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, rapportnummer PL0910-2013140227;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2016 zijn de officier van justitie, verdachte en de raadsman van verdachte, mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, gehoord.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie d.d. 15 mei 2015 strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 48.510,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Ter terechtzitting van 9 september 2016 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat, gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak, de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen dient te worden.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dienen als onderbouwing van de vordering. Nu de getuigen hun verklaringen bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting hebben gewijzigd, zijn de bij de politie afgelegde verklaringen niet meer bruikbaar en dient de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen te worden.
Meer subsidiair dient bij een eventuele ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening gehouden te worden met de navolgende punten/omstandigheden:
  • het telefoonnummer eindigend op […] wordt aan verdachte toegeschreven. Het is niet ongebruikelijk dat telefoonnummers uitgewisseld/overgenomen worden. Voorts kan niet vastgesteld worden dat verdachte gebruiker was van voornoemde telefoon;
  • met het bepalen van een periode dient terughoudend te worden omgegaan, nu deze enkel is gebaseerd op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ;
  • bij de berekening is men uitgegaan van gemiddeld 22 inkomende telefoonnummers per dag, niet duidelijk is of dan altijd daadwerkelijk een transactie plaatsvond. Derhalve dient er vanuit gegaan dat een deel van de contacten niet tot een transactie heeft geleid en dient het aantal transacties waarvan men uitgaat gehalveerd te worden;
  • ten aanzien van de opbrengst dient opgemerkt te worden dat de kosten bij straathandel in de regel hoger liggen;
  • nu er meerdere personen bij eventuele drugshandel betrokken waren en gelet op de ondergeschikte – koeriers - rol van verdachte, kan er geen ponds-pondsverdeling gehanteerd worden;
  • indien de rechtbank uitgaat van een gelijke rol dan dient het wederrechtelijk verkregen voordeel door tenminste vier personen gedeeld te worden en kan het door verdachte verkregen voordeel op maximaal € 12.000,00 geschat worden. Verdachte kan niet hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden, nu niet vastgesteld kan worden dat de betrokken personen gezamenlijk de beschikking over de volledige opbrengst hebben gehad;
  • voorts dient rekening te worden gehouden met de eventuele verbeurd verklaring van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel vormt het onder 1 genoemde vonnis van deze rechtbank van 9 september 2016.
Uit dit vonnis volgt dat veroordeelde is veroordeeld voor het medeplegen van de handel in verdovende middelen.
Verklaringen [getuige 1] en [getuige 2] .
Beide getuigen hebben op 9 november 2013 bij de politie gedetailleerd en gelijkluidend verklaard over de “ [naam] ” van wie zij sinds januari 2013 met grote regelmaat verdovende middelen kochten. Zij hebben beiden verdachte van een foto herkend als zijnde de “ [naam] ” bij wie zij hun verdovende middelen kochten. De getuigen hebben ieder afzonderlijk de door hen bij de politie afgelegde verklaring, voordat zij deze ondertekenden, doorgelezen en hebben verklaard bij deze verklaring te blijven.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat getuigen bij de politie niet in staat waren een verklaring af te leggen. Dat de getuigen twee jaar later bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting van 26 augustus 2016 hebben aangegeven dat zij ten tijde van het verhoor onder invloed van slaapmedicatie verkeerden, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders, onder meer omdat de getuigen ten tijde van het verhoor bij de politie geen melding hebben gemaakt van enige beperking om te kunnen verklaren.
Bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting hebben getuigen een verklaring afgelegd en bevestigd dat zij verdachte kenden onder de naam “ [naam] ” en dat hij de persoon is op de hen door de politie getoonde foto.
De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] zoals deze bij de politie zijn afgelegd betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs.
De rechtbank acht, gelet op het hiervoor overwogene, hetgeen getuigen bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting hebben verklaard - dat zij geen drugs van verdachte, of zoals getuige [getuige 1] heeft verklaard, misschien één keer, drugs van deze “ [naam] ”, zijnde verdachte hebben gekocht - niet aannemelijk.
telefoonnummer [telefoonnummer]
De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van het dossier kan worden vastgesteld dat voornoemde telefoon in gebruik was bij verdachte. De telefoon is aangetroffen in de auto van verdachte. Uit onderzoek naar de personen achter de telefoonnummers uit de contactenlijst van de telefoon zijn een aantal personen naar voren gekomen, die bij de politie bekend waren als gebruikers van verdovende middelen. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit volgt dat de telefoon mogelijk toebehoorde of in gebruik was bij de in de auto aanwezige medeverdachte of een ander persoon. Voorts volgt uit de historische gegevens van de telefoon in combinatie met verrichte observaties op de woning gelegen aan de [straatnaam] te [woonplaats] , dat verdachte in de periode van 21 september 2013 tot en met 23 september 2013 meerdere malen aanbelde bij voornoemde woning. Kort voordat verdachte telkens bij de woning aanbelde had de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] telkens contact met het telefoonnummer dat op naam stond van de bewoner van het adres aan de [straatnaam] te [woonplaats] .
periode
De rechtbank acht, zoals hiervoor overwogen, de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zoals afgelegd bij de politie, betrouwbaar. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding af te wijken van de in het rapport gehanteerde periode van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2013.
transacties
Als uitgangspunt heeft men over een periode van drie maanden de inkomende gesprekken en berichten, in totaal 4117, van telefoonnummer [telefoonnummer] genomen
.De inkomende gesprekken die langer duurden dan 60 seconden zijn vervolgens, in het voordeel van verdachte, buiten beschouwing gelaten. Voorts zijn de nummers die meerdere keren per dag inbelden slechts eenmaal geteld, terwijl uit het strafdossier volgt dat gebruikers ook meerdere keren per dag bestelden.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat men in zeer ruime mate de berekening in het voordeel van verdachte heeft uitgevoerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van de in het rapport gehanteerde de berekening.
kosten straathandel
De rechtbank acht het standpunt van de raadsman dat de kosten van de straathandel in de regel hoger liggen, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd en verwerpt het verweer van de raadsman.
Voor de schatting van de hoogte van het uit dat feit verkregen wederrechtelijk voordeel zal de rechtbank aansluiten bij het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict”, d.d. 14 maart 2014 van politie Eenheid Midden-Nederland, Divisie Recherche. [1] (hierna: rapport).
De rechtbank ziet, mede gelet op het hiervoor overwogene, geen aanleiding om van de hierin opgenomen wijze van berekening af te wijken en neemt deze dan ook over.
gemiddelde transacties per dag22 [2]
periode 1 januari 2013 t/m 22 oktober 2013, 294 dagen [3]
gemiddelde bedrag per transactie € 15,00 [4]
totale aantal transacties 22 x 294 = 6.468
totale opbrengst 6468 x € 15 = € 97.020,00 [5]
kosten inkoop harddrugs € 48.510,00 [6]
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 97.020,00 - € 48.510,00 = € 48.510,00
De rechtbank acht op grond van de rapportage voldoende aannemelijk dat het misdrijf waarvoor veroordeelde is veroordeeld of andere strafbare feiten tot dit voordeel hebben geleid. De rechtbank bepaalt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op € 48.510,00. De rechtbank zal het wederrechtelijk verkregen voordeel, uitgaande van vier daders, gelijkelijk toewijzen nu uit de stukken in het dossier geen aanknopingspunten zijn voor een afwijkende verdeelsleutel tussen veroordeelde en zijn mededaders dan op gelijke basis.
De rechtbank houdt voorts rekening met de verbeurdverklaring van het onder veroordeelde in beslag genomen geldbedrag van € 151,50
De rechtbank zal voornoemd bedrag in mindering brengen op het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 48.510,00 ; 4 = € 12.127,50 - € 151,50 = € 11976,00.
Draagkracht veroordeelde
Niet is gesteld of gebleken of anderszins aannemelijk geworden dat de veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen.
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

3.Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 48.510,00;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 11.976,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en mr. M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 september 2016.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, rapportnummer PL0910-2013140227.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 8 en 9.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 10.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 9.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 10.
6.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 11.